Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wie zullen de overlevenden zijn?

Wie zullen de overlevenden zijn?

Hoofdstuk 8

Wie zullen de overlevenden zijn?

1. Waarvan zal het afhangen of men tot de overlevenden zal behoren die Gods vredige nieuwe ordening zullen binnengaan?

HET overleven van de komende wereldvernietiging zal geen kwestie van toeval zijn, zoals zo vaak het geval is in menselijke oorlogen. Het zal niet worden bepaald door het gedeelte van de aarde waar men woont, noch het gevolg zijn van het feit dat men zich op het geluid van een waarschuwingssirene snel naar een schuilkelder of andere plaats van veiligheid begeeft. Overleving zal van Gods barmhartigheid afhangen en ook van de weloverwogen keuze die iemand heeft gedaan voordat de voorzegde „grote verdrukking” begint. Hoe kunt u de keuze doen waardoor u tot de overlevenden zult behoren die een vredige nieuwe ordening zullen binnengaan?

HET PROFETISCHE PATROON VAN HET VERLEDEN

2. Wie stelt de voorwaarden voor overleving, en waar worden deze gevonden?

2 De bijbel voorzegt niet alleen dat er mensen zullen zijn die de komende wereldvernietiging zullen overleven, maar geeft ook een patroon aan dat ons in staat stelt te weten wat voor personen dit zullen zijn. Aangezien God overleving mogelijk maakt, stelt hij terecht de voorwaarden.

3. Waarom is het, wil er vrede en zekerheid zijn, noodzakelijk dat boosdoeners worden afgesneden?

3 God zal er wijselijk en terecht op toezien dat degenen die de komende „grote verdrukking” overleven, personen zijn die in zijn nieuwe ordening het goede zullen doen en geen kwaad zullen stichten. Hij zal alleen degenen bewaren die rechtvaardigheid liefhebben. Als hij dit niet zou doen en onrechtvaardige personen in leven zou laten, zou er geen vrede en zekerheid zijn. De huizen en persoonlijke veiligheid van oprechte personen zouden nog steeds in gevaar worden gebracht. Maar Gods geïnspireerde Woord belooft: „De boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, maar wie op Jehovah hopen, die zullen de aarde bezitten. En nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn . . . De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten.” Alleen als God de hier in Psalm 37:9-11 vermelde maatstaf in volledige mate toepast, zullen de overlevenden „hun heerlijke verrukking [kunnen] vinden in de overvloed van vrede”, zoals verder in dit schriftgedeelte wordt beloofd. Hoe God dit zal doen, blijkt uit het verslag van vroegere gebeurtenissen, toen de goddeloosheid van de mensen God ertoe verplichtte vernietiging te brengen.

VROEGERE VOORBEELDEN VAN OVERLEVING

4-6. (a) Wat bewijst dat de vernietiging van Jeruzalem in 70 G.T. een historisch feit is? (b) Waarom kwam de vernietiging? (c) Wat maakte het voor de discipelen van Jezus Christus mogelijk te ontkomen?

4 In Rome staat heden ten dage nog altijd een triomfboog uit de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening, die bekend staat als de Titusboog. Daarop staat afgebeeld hoe de voorwerpen uit de tempel in Jeruzalem na de vernietiging van die stad in 70 G.T. werden weggedragen. Die vernietiging is een historisch feit. Evenzeer historisch is het feit dat Jezus Christus tientallen jaren vóór die vernietiging had voorzegd dat deze zou komen en ook hoe mensen die vernietiging konden overleven.

5 Het joodse volk had zich van God afgekeerd; zij volgden mensen en de religieuze overleveringen van mensen, niet God en zijn Woord (Matth. 15:3-9). Zij stelden geloof in menselijke politieke heersers en niet in Gods beloofde koninkrijk (Joh. 19:15). Zij gingen zo ver dat zij de waarheid die door Gods Zoon en zijn apostelen werd verkondigd, verwierpen en zelfs bestreden. Christus Jezus waarschuwde voor de gevolgen waartoe zo’n handelwijze onvermijdelijk zou leiden. — Matth. 23:37, 38; 24:1, 2.

6 De gevolgen waren precies zoals in de bijbel was voorzegd. In 66 G.T. kwamen de joden tegen Rome in opstand. Een aanvankelijke aanval op Jeruzalem door de Romeinen werd gevolgd door hun onverwachte aftocht. Dit was voor degenen die in Gods Woord geloofden, het teken en de kans om te doen wat Gods Zoon had gezegd: Vlucht — verlaat de ten ondergang gedoemde stad en de hele provincie Judéa, wat er ook achtergelaten zou moeten worden. Dat was precies wat ware discipelen van Jezus Christus deden. Vervolgens, in het jaar 70 G.T., keerden de Romeinen terug en werd Jeruzalem, na een beleg, vernietigd. Een ooggetuige, de joodse historicus Josephus, beweert dat er 1.100.000 mensen in Jeruzalem ten gevolge van honger, ziekte, burgertwisten of het Romeinse zwaard zijn omgekomen. De christenen die positieve stappen deden en door gehoorzaamheid geloof aan de dag legden, ontkwamen evenwel aan die vernietiging. — Luk. 19:28, 41-44; 21:20-24; Matth. 24:15-18.

7. Wat moesten de mensen doen om de vernietiging van de Israëlitische natie door Babylon te overleven?

7 Een soortgelijke situatie had zich bijna zeven eeuwen eerder voorgedaan. In die tijd had Jehovah God de Babylonische legers onder koning Nebukadnezar (II) toegestaan de Israëlitische natie te verdelgen. Ook die vernietiging is een historisch feit. Jarenlang daarvóór had God bij monde van zijn profeten het afvallige volk gewaarschuwd dat hun gedrag op rampspoed zou uitlopen. „Keert u af, keert u af van uw slechte wegen, want waarom zoudt gij sterven?” was Gods oproep tot hen (Ezech. 33:11). De meerderheid stelde geen geloof in de waarschuwing die werd gegeven. Zelfs toen Jeruzalem door Babylonische strijdkrachten werd belegerd, bleven die Israëlieten nòg hopen dat de vernietiging niet zou komen. Deze kwam niettemin toch, zoals was voorzegd. God vervulde echter zijn belofte degenen te sparen die door gehoorzaamheid hun geloof in hem toonden. — Jer. 39:15-18; Zef. 2:2, 3 [Sofonias 2:2, 3, PC].

8-10. (a) Waarom bracht Jehovah in de dagen van Noach een wereldvernietiging? (b) Waarom werden Noach en zijn gezin gespaard?

8 Nog verder terug in de menselijke geschiedenis vinden wij de eerste beschrijving van het goddelijke patroon voor overleving. In dit geval was het geen nationale vernietiging, maar een wereldvernietiging, en ook die vernietiging is een historisch feit. Deze kwam in de wereldomvattende vloed die in de jaren 2370/2369 v.G.T., in de dagen van Noach, plaatsvond. Over de toestanden die vóór die wereldvernietiging heersten, zegt het historische verslag: „Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was. En de aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld.” — Gen. 6:5, 11.

9 De goddeloosheid en gewelddadigheid verplichtten God ertoe te handelen. Op aarde toonden alleen Noach en zijn gezin geloof en gehoorzaamheid. Uit barmhartigheid jegens hen en om recht en rechtvaardigheid op aarde in stand te houden, liet Jehovah God ’zich er niet van weerhouden een wereld van goddeloze mensen uit de oudheid te straffen’. Het gevolg was dat „de toenmalige wereld [werd] vernietigd toen ze door water werd overstroomd”. — 2 Petr. 2:5; 3:5-7.

10 Toch bleven Noach en zijn gezin in leven. Waarom? Ten eerste omdat zij niet met die „wereld van goddeloze mensen” in hun onrechtvaardigheid meegingen. Zij lieten zich niet zo door de gewone dingen van het leven — eten, drinken en trouwen — in beslag nemen dat zij ongevoelig voor Gods wil of doof voor zijn waarschuwing werden. Noach ’wandelde met God’ in rechtvaardigheid. Dit was niet slechts iets negatiefs. Hij en zijn gezin weerhielden zich er niet alleen maar van slechte dingen te doen. Zij ondernamen positieve stappen; zij deden iets, juiste dingen. Zij geloofden werkelijk wat God zei en bewezen dit door gehoorzaam en volgens goddelijke aanwijzingen een op een kist gelijkende, uit drie verdiepingen bestaande ark van meer dan honderdtwintig meter lengte te bouwen. Noach was ook „een prediker van rechtvaardigheid”, die vrijuit over Gods voornemens sprak en voor de weg van rechtvaardigheid opkwam. — Gen. 6:9, 13-16; Matth. 24:37-39; Hebr. 11:7.

11. Wat moeten wij, zoals door deze waarschuwende voorbeelden te kennen wordt gegeven, doen als wij de komende wereldvernietiging willen overleven?

11 Deze acht personen bleven in leven wegens geloof en werken des geloofs. Aangezien Gods eigen Zoon en diens apostelen naar die wereldvernietiging verwijzen als een profetische afschaduwing van hetgeen de mensen in deze „tijd van het einde” te wachten staat, is het duidelijk dat ook wij ons van de verkeerde handelwijze van de mensenwereld van thans, die in alle opzichten net zo goddeloos is als die in Noachs tijd, moeten afscheiden. Ook wij moeten in overeenstemming met Gods wil handelen. Wij kunnen ons niet eenvoudig door onze eigen maatstaven laten leiden en dan verwachten in leven te blijven. Gods Woord zegt: „Er bestaat een weg die recht is voor het aangezicht van een man, maar de wegen van de dood zijn er naderhand het einde van” (Spr. 16:25). Evenmin zal een oppervlakkige schijn van rechtvaardigheid behoud betekenen, want Jehovah God ziet hoe het hart is. — Spr. 24:12; Luk. 16:15.

WAARNAAR JEHOVAH IN MENSELIJKE HARTEN ZOEKT

12, 13. (a) Wat maakt dat velen de toestanden ten goede willen zien veranderen? (b) Waarom is dit niet voldoende om hun behoud tot leven in Gods nieuwe ordening te verzekeren? (c) Wat moet ons ertoe bewegen bedroefd te zijn over de huidige slechte toestanden, willen wij tot de overlevenden behoren?

12 Er zijn veel mensen die niet gelukkig zijn met de huidige toestanden. Zij tonen dit door hun klachten, door demonstraties, stakingen en, in sommige landen, door gewelddadige opstand. Velen zijn gebelgd over de hoge belastingen en de omhoog vliegende kosten van levensonderhoud. In veel gebieden betreuren zij het gevaar ten gevolge van misdaad. Vrees maakt dat zij een verandering willen. Is dit echter voldoende om hun behoud tot leven in Gods nieuwe ordening te verzekeren? Neen. Waarom niet?

13 Omdat men deze toestanden zou kunnen betreuren en toch zelfzuchtig kan zijn. Iemand zou bepaalde vormen van oneerlijkheid en immoraliteit zelfs kunnen goedkeuren — zolang hij er zelf maar geen last van had. Wanneer iemand echter een kennis van de bijbel krijgt, begrijpt hij dat deze slechte toestanden slechts uiterlijke tekenen zijn die erop duiden dat deze wereld werkelijk ziek is. Hij onderscheidt dat achter deze symptomen minachting schuilt voor juiste beginselen en zelfs voor God zelf, alsook gebrek aan belangstelling om de wil van Jehovah God te leren kennen en te doen en volgens zijn rechtvaardige maatstaven te leven. In plaats van voornamelijk ondersteboven en bedroefd te zijn omdat zij bepaalde materiële dingen of bepaalde sociale rechten niet krijgen, of wegens het gevaar ten gevolge van misdaad, vervuiling en de dreiging van oorlog, zijn rechtgeaarde mensen vooral bedroefd omdat zij zien hoe de mensen door hun verdorven gedrag Gods naam smaden. En zij zijn bedroefd dat anderen, niet alleen maar zijzelf, als gevolg daarvan zoveel lijden.

14. Wie waren degenen die ten tijde van Jeruzalems vernietiging door Babylon voor overleving waren ’getekend’?

14 Om tot de overlevenden van de komende wereldvernietiging te behoren, moeten wij als degenen zijn die door God werden gespaard toen hij toeliet dat de legers van Babylon Jeruzalem vernietigden. Deze personen die voor overleving waren gekentekend, werden beschreven als mensen die ’zuchtten en kermden over al de verfoeilijkheden’ die in het midden van de stad werden bedreven (Ezech. 9:4). De toestanden daar waren zeer slecht; de armen werden onderdrukt en sommigen werden zelfs op onwettige wijze door hun landgenoten in slavernij gehouden (Jer. 34:13-16). Jeruzalem en het koninkrijk Juda waren zelfs nog slechter geworden dan het noordelijke koninkrijk Israël en zijn hoofdstad Samária, waarover de profeet Hosea eerder had geschreven: „Het uitspreken van vervloekingen en beoefenen van bedrog en moorden en stelen . . . dát is losgebroken, en daden van bloedvergieting hebben aan andere daden van bloedvergieting geraakt” (Hos. 4:2; Ezech. 16:2, 51). Alleen degenen die zich wegens een dergelijke onrechtvaardigheid en de minachting die hierdoor voor God werd getoond, diep bedroefd voelden, werden voor overleving ’gekentekend’. — Ezech. 9:2, 4-6.

15. Wat houdt sommigen ervan terug de noodzakelijke veranderingen aan te brengen ten einde de komende wereldvernietiging te overleven?

15 Er zijn thans veel mensen die graag in vrede, zonder vrees en in welvarende, gerieflijke omstandigheden, zouden willen leven. Zij willen echter niet hun levenswijze veranderen door te weten te komen wat Gods Woord zegt en door het daarin vervatte patroon voor een juiste levenswijze te volgen. Zij hebben werkelijk geen liefde voor rechtvaardigheid en bekommeren zich niet oprecht om hun medemensen. Aangezien Gods nieuwe ordening een nieuwe aardse maatschappij tot stand zal brengen waarin ’rechtvaardigheid zal wonen’, zal het goede nieuws hieromtrent alleen aantrekkingskracht hebben voor degenen die rechtvaardigheid liefhebben; anderen voelen zich erdoor veroordeeld. — 2 Petr. 3:13; 2 Kor. 2:14-17.

WAT U NU KUNT DOEN

16-18. (a) Hoe wordt iemand voor overleving van de komende wereldvernietiging ’getekend’? (b) Hoe moet er, ten eerste met betrekking tot de valse aanbidding, en vervolgens met betrekking tot de ware aanbidding, worden gehandeld?

16 Jehovah God gaat mensen redden die werkelijk onder zijn rechtvaardige heerschappij willen leven. Hij zal niemand dwingen in zijn beloofde nieuwe ordening te leven onder omstandigheden die zij zelf zeggen niet te willen. Dat zij dit niet wensen, zal God er echter niet van weerhouden degenen te zegenen die wèl rechtvaardigheid liefhebben. Daarom zullen degenen die hij door de komende wereldvernietiging heen bewaart, personen zijn die nu bewijzen dat zij zijn goddelijke heerschappij werkelijk aanvaarden. Zij worden voor overleving ’gekentekend’ door de „nieuwe persoonlijkheid” aan te doen, hun leven in overeenstemming met Gods wegen te brengen en te bewijzen dat zij werkelijk opgedragen, gedoopte discipelen van Gods Zoon zijn. Zij nemen actief deel aan het doen van Gods wil. Daardoor ’kiezen zij het leven’ en zegeningen, niet de dood (Kol. 3:5-10; Deut. 30:15, 16, 19). Zult u aldus het leven kiezen?

17 Er wordt loyaliteit en onderworpenheid aan God geëist en hierbij is aanbidding betrokken. Christus Jezus zei: „Het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden” (Joh. 4:23). De komende wereldvernietiging overleven, vereist derhalve dat men alle valse aanbidding de rug toekeert en ijverig deelneemt aan de ware aanbidding.

18 Nimmer eindigende zegeningen wachten degenen die deze handelwijze die tot behoud leidt, volgen. Beschouwt u nu eens enkele van de grootse dingen die God belooft voor degenen die geloof in zijn Woord stellen en dat geloof door positieve daden bewijzen.

[Studievragen]