Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De ziel volgens de bijbel

De ziel volgens de bijbel

De ziel volgens de bijbel

„De mens werd een levende ziel.” — GENESIS 2:7.

1. Waarin moeten wij ons verdiepen om vast te stellen wat de bijbel over de ziel leert?

ZOALS wij hebben gezien, zijn de opvattingen over de ziel talrijk en gevarieerd. Zelfs onder degenen die beweren hun opvattingen op de bijbel te baseren, bestaan verschillende denkbeelden over wat de ziel is en wat ermee gebeurt bij de dood. Maar wat leert de bijbel nu werkelijk over de ziel? Om daarachter te komen, moeten wij ons verdiepen in de betekenis van het Hebreeuwse en het Griekse woord dat in de bijbel met „ziel” is vertaald.

„Ziel” als een levend schepsel

2, 3. (a) Welk woord wordt in de Hebreeuwse Geschriften met „ziel” vertaald, en wat is de elementaire betekenis van dit woord? (b) Hoe bevestigt Genesis 2:7 dat het woord „ziel” op de hele mens kan slaan?

2 Het Hebreeuwse woord dat met „ziel” is vertaald, is neʹfesj en het komt 754 maal voor in de Hebreeuwse Geschriften (veelal het Oude Testament genoemd). Wat betekent neʹfesj? Volgens The Dictionary of Bible and Religion „duidt [het] meestal op het hele levende wezen, op het hele individu”.

3 In Genesis 2:7 staat bijvoorbeeld: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.” Merk op dat Adam geen ziel had; hij was een ziel — net zoals iemand die dokter wordt, dokter is. Het woord „ziel” kan dus de hele mens aanduiden.

4, 5. (a) Geef voorbeelden waaruit blijkt dat het woord „ziel” op de hele mens duidt. (b) Hoe ondersteunt The Dictionary of Bible and Religion de interpretatie dat een mens een ziel is?

4 Die interpretatie wordt door de hele Hebreeuwse Geschriften heen ondersteund. Wij vinden er zinsneden in als „ingeval nu een ziel zondigt” (Leviticus 5:1), „iedere ziel die enig soort van werk zal verrichten” (Leviticus 23:30), „ingeval een man erop wordt betrapt dat hij een ziel . . . ontvoert” (Deuteronomium 24:7), ’zijn ziel werd ongeduldig’ (Rechters 16:16), „hoe lang nog zult gijlieden mijn ziel blijven irriteren?” (Job 19:2) en „mijn ziel is slapeloos geweest van droefheid”. — Psalm 119:28.

5 Niets in deze passages wijst erop dat de ziel een schimmig iets is dat na de dood voortleeft. „In onze terminologie zeggen dat de ’ziel’ van de dierbare heengegaan is om bij de Heer te zijn of spreken van de ’onsterfelijke ziel’ zou gewoon niet te begrijpen zijn in de cultuur van het OT [Oude Testament]”, zegt The Dictionary of Bible and Religion.

6, 7. Welk woord is in de christelijke Griekse Geschriften met „ziel” vertaald, en wat is de elementaire betekenis van dit woord?

6 Het woord dat in de christelijke Griekse Geschriften (veelal het Nieuwe Testament genoemd) meer dan honderdmaal met „ziel” is vertaald, is psuʹche. Net als neʹfesj heeft dit woord vaak betrekking op de hele mens. Sta bijvoorbeeld eens stil bij de volgende uitspraken: „Nu is mijn ziel verontrust” (Johannes 12:27). „Iedere ziel werd door vrees overvallen” (Handelingen 2:43). „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten” (Romeinen 13:1). „Spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen” (1 Thessalonicenzen 5:14). ’Weinigen, namelijk acht zielen, werden veilig door het water heen gevoerd.’ — 1 Petrus 3:20.

7 Psuʹche duidt, net als neʹfesj, duidelijk op de hele persoon. Volgens de geleerde Nigel Turner betekent dit woord „dat wat karakteristiek menselijk is, het zelf, het stoffelijke lichaam waarin Gods rûaḥ [geest] is geademd. . . . De nadruk ligt op het gehele zelf.”

8. Zijn dieren zielen? Leg dit uit.

8 In de bijbel wordt het woord „ziel” niet alleen voor mensen maar ook voor dieren gebruikt. Zo staat in de beschrijving van de schepping van zeedieren in Genesis 1:20 dat God gebood: „Dat de wateren een gewemel van levende zielen voortbrengen.” En op de volgende scheppingsdag zei God: „Laat de aarde levende zielen voortbrengen naar hun soort: huisdieren en zich bewegend gedierte en wild gedierte der aarde naar hun soort” (Genesis 1:24; vergelijk Numeri 31:28). „Ziel” kan dus betrekking hebben op een levend schepsel, hetzij mens of dier.

„Ziel” als het leven van een schepsel

9. (a) Welke uitgebreidere betekenis kan aan het woord „ziel” worden toegekend? (b) Is dat in strijd met de gedachte dat de ziel de mens zelf is?

9 Soms heeft het woord „ziel” betrekking op het leven dat een mens of dier geniet. Dat brengt geen verandering in de bijbelse definitie van de ziel als mens of dier. Ter illustratie: Wij zeggen dat iemand in leven is, wat wil zeggen dat hij een levend mens is. Wij zouden ook kunnen zeggen dat hij leven bezit. In dezelfde zin is een levend mens een ziel. Maar terwijl hij in leven is, zou er ook van „ziel” gesproken kunnen worden als iets wat hij bezit.

10. Geef voorbeelden waaruit blijkt dat het woord „ziel” betrekking kan hebben op het leven dat een mens of een dier bezit.

10 God zei bijvoorbeeld tegen Mozes: „Alle mannen die uw ziel zochten, zijn dood” (Exodus 4:19). Het is duidelijk dat Mozes’ vijanden hem van het leven trachtten te beroven. Een soortgelijk gebruik van het woord „ziel” doet zich voor in de volgende uitspraken: „Wij werden zeer bevreesd voor onze ziel” (Jozua 9:24). „Zij bleven vluchten voor hun ziel” (2 Koningen 7:7). „De rechtvaardige zorgt voor de ziel van zijn huisdier” (Spreuken 12:10). ’De Zoon des mensen is gekomen om zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen’ (Mattheüs 20:28). „Hij [is] de dood zeer nabij geweest, doordat hij zijn ziel aan gevaar heeft blootgesteld” (Filippenzen 2:30). In al deze gevallen betekent het woord „ziel” „leven”. *

11. Wat kan er over het gebruik van het woord „ziel” in de bijbel worden gezegd?

11 Het in de bijbel gebruikte woord „ziel” duidt dus op een mens of een dier of op het leven dat een mens of een dier bezit. De bijbelse definitie van de ziel is eenvoudig, consequent en vrij van de gecompliceerde filosofieën en bijgelovigheden van mensen. Maar wat gebeurt er met de ziel bij de dood? Om die vraag te beantwoorden, moeten wij eerst begrijpen waarom wij sterven.

[Voetnoten]

^ ¶10 Mattheüs 10:28 gebruikt het woord „ziel” ook in de betekenis „leven”.

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 20]

Het zijn allemaal zielen