Het denkbeeld doet zijn intrede in oosterse godsdiensten
Het denkbeeld doet zijn intrede in oosterse godsdiensten
„Ik dacht altijd dat de onsterfelijkheid van de ziel een universele waarheid was die door iedereen werd aanvaard. Dus was ik echt verbaasd toen ik hoorde dat enkele grote geesten uit zowel het Oosten als het Westen dat geloof heftig hebben aangevochten. Nu vraag ik me af hoe het denkbeeld van de onsterfelijkheid in het hindoebewustzijn terecht is gekomen.” — EEN STUDENT DIE ALS HINDOE WERD GROOTGEBRACHT.
1. Waarom is kennis van de ontwikkeling en verbreiding van de leerstelling der menselijke onsterfelijkheid in diverse godsdiensten interessant voor ons?
HOE heeft het denkbeeld dat de mens een onsterfelijke ziel heeft zijn intrede gedaan in het hindoeïsme en andere oosterse godsdiensten? De vraag is zelfs interessant voor degenen in het Westen die niet vertrouwd zijn met deze godsdiensten, daar het denkbeeld van invloed is op ieders kijk op de toekomst. Omdat de meeste hedendaagse godsdiensten de leer der menselijke onsterfelijkheid gemeen hebben, kan de wetenschap hoe het denkbeeld zich ontwikkeld heeft, beslist bijdragen tot meer begrip en een betere communicatie.
2. Waarom is India een opmerkelijke bron van godsdienstige invloed in Azië geweest?
2 Ninian Smart, hoogleraar godsdienststudies aan de University of Lancaster in Groot-Brittannië, merkt op: „Het belangrijkste centrum van godsdienstige invloed in Azië is India geweest. Dat is niet alleen omdat India zelf een aantal geloven heeft voortgebracht — het hindoeïsme, boeddhisme, jainisme, de Sikh-religie, enzovoort — maar omdat een ervan, het boeddhisme, van diepgaande invloed op de cultuur van vrijwel heel Oost-Azië is geweest.” Veel culturen die deze invloed hebben ondergaan, „bezien India nog steeds als hun geestelijke vaderland”, zegt de hindoegeleerde Nikhilananda. Hoe heeft deze onsterfelijkheidsleer zich dan toegang verschaft tot India en andere delen van Azië?
De hindoeïstische reïncarnatieleer
3. Wie hebben volgens een historicus mogelijk het denkbeeld van de zielsverhuizing naar India meegenomen?
3 Toen in de zesde eeuw v.G.T. Pythagoras en zijn volgelingen de theorie der zielsverhuizing in Griekenland propageerden, ontwikkelden hindoewijsgeren die langs de oevers van de Indus en de Ganges in India woonden, hetzelfde denkbeeld. De gelijktijdige intrede van dit geloof „in de Griekse wereld en in India kan nauwelijks toeval geweest zijn”, zegt de historicus Arnold Toynbee. „Een mogelijke gemeenschappelijke [invloeds]bron”, zet Toynbee uiteen, „is de Eurazische nomadenmaatschappij, die in de achtste en zevende eeuw v.Chr. was neergestreken in India, Zuidwest-Azië, het steppengebied langs de noordelijke oever van de Zwarte Zee, de Balkan en het Anatolisch schiereiland.” De trekkende Eurazische stammen voerden kennelijk het denkbeeld van de zielsverhuizing naar India mee.
4. Waarom sprak het begrip zielsverhuizing hindoewijsgeren aan?
4 Het hindoeïsme was al veel eerder in India begonnen, met de komst van de Ariërs omstreeks 1500 v.G.T. Van het begin af aan huldigde het hindoeïsme de opvatting dat er verschil was tussen de ziel en het lichaam en dat de ziel bij de dood voortleefde. De hindoes beoefenden dan ook voorouderverering en legden voor de ziel van hun doden voedsel ter consumptie neer. Toen eeuwen
later het denkbeeld van de zielsverhuizing India bereikte, moet het de hindoewijsgeren die worstelden met het universele vraagstuk van het bestaan van kwaad en lijden aantrekkelijk toegeleken hebben. Hindoewijsgeren combineerden het denkbeeld met wat de wet van karman wordt genoemd, de wet van oorzaak en gevolg, en ontwikkelden zo de reïncarnatietheorie waarbij de verdiensten en tekortkomingen in het ene leven worden beloond of bestraft in het volgende.5. Wat is volgens het hindoeïsme het ultieme doel van de ziel?
5 Maar er was nog een begrip dat van invloed was op wat het hindoeïsme over de ziel leerde. „Het schijnt zo te zijn dat juist in de tijd dat de theorie van de zielsverhuizing en het karman ontstond, of eerder nog,” zegt de Encyclopædia of Religion and Ethics, „een ander begrip . . . geleidelijk vorm kreeg in kleine intellectuele kring in N.-India — het filosofische begrip Brahman-Ātman [het opperste en eeuwige brahman, de hoogste realiteit].” Dit idee werd gecombineerd met de reïncarnatietheorie om het ultieme doel van hindoes te definiëren — verlossing uit de kringloop van zielsverhuizingen om één te worden met de hoogste realiteit. Dit, zo geloven hindoes, wordt bereikt door te streven naar sociaal aanvaardbaar gedrag en speciale hindoeïstische kennis.
6, 7. Wat is de opvatting van het hedendaagse hindoeïsme over het hiernamaals?
6 Hindoewijsgeren vormden zo het denkbeeld van de zielsverhuizing om tot de reïncarnatieleer door het te combineren met de wet van karman en het begrip brahman. Octavio Paz, winnaar van de Nobelprijs voor literatuur en voormalig Mexicaans ambassadeur in India, schrijft: „Naarmate het hindoeïsme zich verbreidde, gebeurde dat ook met een denkbeeld . . . dat de kern is van het brahmanisme, het boeddhisme en andere Aziatische godsdiensten: metempsychose, het overgaan van zielen van het ene bestaan in het andere.”
7 De reïncarnatieleer is de pijler van het hedendaagse hindoeïsme. De hindoefilosoof Nikhilananda zegt: „Dat het verwerven van onsterfelijkheid niet het privilege is van een uitverkoren enkeling maar het aangeboren recht van ieder, is de overtuiging van elke goede hindoe.”
De kringloop der wedergeboorte in het boeddhisme
8-10. (a) Hoe definieert het boeddhisme het bestaan? (b) Hoe verklaart een boeddhistisch geleerde de wedergeboorte?
8 Het boeddhisme werd omstreeks 500 v.G.T. in India gesticht, volgens de boeddhistische overlevering door een Indiase prins met de naam Siddhartha Gautama, die na het ontvangen van verlichting bekend kwam te staan als Boeddha. Daar het boeddhisme voortgesproten is uit het hindoeïsme, komen de leerstellingen ervan in sommige opzichten met die van het hindoeïsme overeen. Volgens het boeddhisme is het bestaan een voortdurende kringloop van wedergeboorte en dood, en net als bij het hindoeïsme wordt de status van elk individu in zijn huidige leven bepaald door de daden uit zijn vorige leven.
9 Maar het boeddhisme definieert het bestaan niet in termen van een persoonlijke ziel die na de dood voortleeft. „[Boeddha] zag in de menselijke psyche slechts een snel voorbijgaande reeks van onderbroken psychische stadia, slechts bijeengehouden door begeerte”, merkte Arnold Toynbee op. Toch geloofde Boeddha dat iets — een stadium of kracht — van het ene leven naar het andere wordt doorgegeven. Dr. Walpola Rahula, een boeddhistisch geleerde, verklaart:
10 „Een wezen is niets anders dan een combinatie van fysieke en mentale krachten of energieën. Wat wij de dood noemen, is het totale niet-functioneren van het fysieke lichaam. Houden al deze krachten en energieën helemaal op wanneer het lichaam niet meer functioneert? Het boeddhisme
zegt ’Nee’. De wil, het verlangen, de begeerte, de zucht om te bestaan, door te gaan, steeds meer te worden, is een enorme kracht die hele levens, hele existenties, ja de hele wereld voortdrijft. Dit is de grootste kracht, de grootste energie in de wereld. Volgens het boeddhisme houdt deze kracht niet op bij het niet-functioneren van het lichaam ofte wel de dood, maar blijft ze zich in een andere vorm manifesteren, neemt ze een nieuwe gedaante van bestaan aan, wat wedergeboorte wordt genoemd.”11. Wat is de boeddhistische opvatting over het hiernamaals?
11 De boeddhistische opvatting over het hiernamaals is deze: Het bestaan is eeuwig, tenzij het individu het einddoel bereikt, het nirvana, verlossing uit de kringloop van wedergeboorten. Nirvana is noch een toestand van eeuwige gelukzaligheid noch een toestand van eenwording met de hoogste realiteit. Het is eenvoudig een toestand van niet-bestaan — de „doodloze plaats” voorbij het bestaan als individu. Webster’s Ninth New Collegiate Dictionary definieert „nirvana” als „een plaats of toestand waarin men zich niet bewust is van zorgen, pijn of externe werkelijkheid”. Boeddhisten worden aangemoedigd niet de onsterfelijkheid te zoeken maar daar boven uit te stijgen door het nirvana te bereiken.
12-14. Hoe brengen diverse vormen van het boeddhisme de onsterfelijkheidsgedachte over?
12 Terwijl het boeddhisme zich verbreidde naar allerlei delen van Azië, wijzigde het zijn leer om zich aan te passen aan plaatselijke opvattingen. Het Mahayana-boeddhisme bijvoorbeeld, de vorm die in China en Japan overheerst, omvat het geloof in hemelse bodhisattva’s of toekomstige boeddha’s. Bodhisattva’s stellen hun nirvana talloze levens lang uit om anderen te dienen en hen te helpen het te bereiken. Zo kan men er nog na het bereiken van het nirvana voor kiezen in de kringloop van wedergeboorten te blijven.
13 Nog een aanpassing die vooral grote invloed heeft gekregen in China en Japan is de leer van het Reine land in het Westen, geschapen door de boeddha Amitabha of Amida. Zij die in geloof de naam van Boeddha aanroepen, worden wedergeboren in het Reine land ofwel het paradijs, waar de omstandigheden gunstiger zijn voor het bereiken van de uiteindelijke verlichting. Wat heeft zich uit deze leer ontwikkeld? De eerder genoemde professor Smart legt uit: „Zoals te verwachten was, heeft in de populaire belevingswereld nirvana als het hoogste doel plaats gemaakt voor de grootsheid van het paradijs, levendig beschreven in enkele van de Mahayana-geschriften.”
14 Het Tibetaanse boeddhisme omvat andere plaatselijke elementen. Het Tibetaanse dodenboek beschrijft bijvoorbeeld het lot van een individu in het tussenstadium vóór zijn wedergeboorte. De doden zouden blootgesteld zijn aan het heldere licht van de hoogste realiteit, en degenen die het licht niet kunnen verdragen, verwerven geen verlossing maar worden wedergeboren. Het is duidelijk dat het boeddhisme in zijn diverse vormen de onsterfelijkheidsgedachte overbrengt.
Voorouderverering in het sjintô van Japan
15-17. (a) Hoe heeft de verering van voorouderlijke geesten zich in het sjintô ontwikkeld? (b) Hoe is het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel een fundamenteel onderdeel van het sjintô?
15 Voor de komst van het boeddhisme in de zesde eeuw G.T. bestond er al godsdienst in Japan. Het was een godsdienst zonder naam die bestond
uit opvattingen die verband hielden met de zeden en gebruiken van het volk. Met de intrede van het boeddhisme ontstond echter de behoefte de Japanse godsdienst te onderscheiden van de buitenlandse. En zo ontstond de aanduiding „sjintô”, wat „de weg der goden” betekent.16 Wat geloofde men in het oorspronkelijke sjintô ten aanzien van het hiernamaals? Met de komst van de natte rijstteelt „maakte de natte landbouw hecht georganiseerde en stabiele gemeenschappen noodzakelijk”, verklaart de Kodansha Encyclopedia of Japan, „en er ontwikkelden zich agrarische riten — die later zo’n belangrijke rol in het sjintô speelden”. De vrees voor heengegane zielen bracht deze mensen uit oude tijden ertoe riten te bedenken om ze gunstig te stemmen. Hieruit ontwikkelde zich de verering van voorouderlijke geesten.
17 Volgens het sjintô-geloof heeft een „heengegane” ziel nog wel haar persoonlijkheid maar is ze bezoedeld door de dood. Wanneer de nabestaanden herdenkingsriten verrichten, wordt de ziel gereinigd van alle boosaardigheid en krijgt ze een vreedzaam en welwillend karakter. Na verloop van tijd verheft de voorouderlijke geest zich tot de positie van een voorouderlijke godheid of beschermgod. Daar het sjintô naast het boeddhisme bestond, nam het bepaalde boeddhistische leerstellingen over, waaronder de leer van het paradijs. Het geloof in onsterfelijkheid blijkt dus een fundamenteel onderdeel van het sjintô te zijn.
Onsterfelijkheid in het tauïsme, voorouderverering in het confucianisme
18. Hoe denkt men in het tauïsme over de onsterfelijkheid?
18 Het tauïsme werd gesticht door Lau-tse, die naar verluidt in de zesde eeuw v.G.T. in China heeft geleefd. Volgens het tauïsme is het doel van het leven de menselijke activiteit in harmonie te brengen met Tau — de weg van de natuur. Het tauïstische denken over de onsterfelijkheid kan als volgt worden samengevat: Tau is het heersende beginsel van het universum. Tau heeft geen begin en geen eind. Door in overeenstemming met Tau te leven, heeft een individu er deel aan en wordt eeuwig.
19-21. Tot welke inspanningen leidden tauïstische speculaties?
19 In hun pogingen één te zijn met de natuur, raakten tauïsten mettertijd bijzonder geïnteresseerd in haar tijdloosheid en veerkracht. Zij speculeerden dat men door in harmonie met Tau of de weg der natuur te
leven, misschien op de een of andere manier tot de geheimen der natuur kon doordringen en immuun kon worden voor lichamelijk letsel, ziekte en zelfs de dood.20 Tauïsten begonnen te experimenteren met meditatie, ademgymnastiek en eetpatronen waarvan men veronderstelde dat ze het lichamelijk verval en de dood konden vertragen. Weldra kwamen er legenden in omloop over onsterfelijken die in staat waren op wolken te vliegen en naar believen konden verschijnen en verdwijnen en die talloze jaren op heilige bergen of afgelegen eilanden woonden, waar zij leefden van de dauw of magische vruchten. Volgens de Chinese geschiedenis zond keizer Sje Hwang-ti van de Tj’in-dynastie in 219 v.G.T. een vloot schepen uit met 3000 jongens en meisjes aan boord om het legendarische eiland P’eng-lai, de woonplaats van de onsterfelijken, te zoeken en dan het onsterfelijkheidskruid mee terug te brengen. Het behoeft geen betoog dat zij niet met het elixer terugkeerden.
21 Het zoeken naar eeuwig leven bracht tauïsten tot het experimenteren met de bereiding van onsterfelijkheidspillen via de alchemie. Volgens de tauïstische zienswijze ontstaat leven wanneer de tegengestelde krachten jin en jang (mannelijk en vrouwelijk) zich verenigen. Door lood (donker, of jin) en kwik (licht, of jang) samen te smelten, waren de alchemisten dan ook het natuurlijke proces aan het nabootsen, in de veronderstelling dat het produkt een onsterfelijkheidspil zou zijn.
22. Wat was het resultaat van de boeddhistische invloed op het Chinese godsdienstige leven?
22 In de zevende eeuw G.T. drong het boeddhisme het Chinese godsdienstige leven binnen. Het resultaat was een mengelmoes van boeddhistische elementen, spiritisme en voorouderverering. „Zowel het boeddhisme als het tauïsme”, zegt professor Smart, „gaf structuur en wezen aan opvattingen over een hiernamaals die in de oude Chinese voorouderverering nogal vaag waren.”
23. Hoe stond Confucius tegenover voorouderverering?
23 Confucius, China’s andere vooraanstaande wijsgeer uit de zesde eeuw v.G.T., wiens filosofie de basis werd voor het confucianisme, heeft zich niet uitgebreid uitgelaten over het hiernamaals. Hij benadrukte veeleer het belang van morele goedheid en sociaal aanvaardbaar gedrag. Maar hij stond welwillend tegenover voorouderverering en legde veel nadruk op het naleven van de riten en ceremoniën in verband met de verering van de geesten van overleden voorouders.
Andere oosterse godsdiensten
24. Wat leert het jainisme over de ziel?
24 Het jainisme werd in de zesde eeuw v.G.T. in India gesticht. De stichter ervan, Mahavira, leerde dat al wat leeft een eeuwige ziel heeft en dat redding van de ziel uit de slavernij aan het karman alleen mogelijk is door uiterste zelfverzaking en zelfdiscipline en een strenge naleving van geweldloosheid tegenover alle schepselen. Jaina’s geloven dit tot op de huidige dag.
25, 26. Welke opvattingen uit het hindoeïsme worden ook in de Sikh-religie aangetroffen?
25 India is ook de geboorteplaats van de Sikh-religie, die door negentien miljoen mensen wordt beleden. Deze godsdienst begon in de zestiende eeuw toen goeroe Nanak besloot het beste uit het hindoeïsme en de islam samen te smelten tot een verenigde godsdienst. Uit het hindoeïsme werd het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel, in reïncarnatie en in het karman overgenomen.
26 Het is duidelijk dat het geloof dat het leven doorgaat nadat het lichaam gestorven is, een wezenlijk onderdeel vormt van de meeste oosterse godsdiensten. Hoe staat het echter met de christenheid, het judaïsme en de islam?
[Studievragen]
[Kaart op blz. 10]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
CENTRAAL-AZIË
KASHMIR
TIBET
CHINA
KOREA
JAPAN
Benares
INDIA
Bodh Gaya
MYANMAR
THAILAND
KAMBODJA
SRI LANKA
JAVA
3DE EEUW v.G.T.
1STE EEUW v.G.T.
1STE EEUW G.T.
4DE EEUW G.T.
6DE EEUW G.T.
7DE EEUW G.T.
Heel Oost-Azië onderging de invloed van het boeddhisme
[Illustratie op blz. 9]
Reïncarnatie is de pijler van het hindoeïsme
[Illustratie op blz. 11]
Door in harmonie met de natuur te leven, probeert een tauïst eeuwig te worden
[Illustratie op blz. 12]
De Chinese wijsgeer Confucius stond welwillend tegenover voorouderverering