Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe kan ik mijn cijfers ophalen?

Hoe kan ik mijn cijfers ophalen?

Hoofdstuk 18

Hoe kan ik mijn cijfers ophalen?

TOEN aan een groep lagere-schoolkinderen werd gevraagd waarover zij het meest piekerden, antwoordde 51 procent: „Cijfers”!

Het is niet verwonderlijk dat cijfers onder jongeren een voorname oorzaak van bezorgdheid zijn. Cijfers kunnen het verschil betekenen tussen overgaan en blijven zitten, tussen een goed betaalde baan krijgen en één waarbij je het minimumloon verdient, tussen lof ontvangen van je ouders en je hun woede op de hals halen. Toegegeven, cijfers en proefwerken zijn er niet voor niets. Zelfs Jezus Christus heeft dikwijls getoetst of zijn discipelen bepaalde dingen begrepen (Lukas 9:18). En het boek Measurement and Evaluation in the Schools zegt: „De proefwerken kunnen de sterke en zwakke plekken van de individuele leerling aan het licht brengen en motiverend werken bij de verdere studie.” Ook kunnen je ouders er aan de hand van je cijfers een indruk van krijgen hoe het met je gaat op school — of je goede vorderingen maakt of achteruitgaat.

Het evenwicht zien te vinden

Te veel bezorgdheid over cijfers kan echter aanleiding geven tot verlammende spanningen en een genadeloze rivaliteit ontketenen. Een leerboek over de puberteit merkt op dat vooral leerlingen die naar de universiteit willen, „verstrikt kunnen raken in een soort concurrentiestrijd waarin de nadruk komt te liggen op cijfers en wie de beste van de klas is, in plaats van op leren”. Het gevolg is, aldus dr. William Glasser, dat leerlingen „op school al vroeg leren te informeren naar wat er in het proefwerk kan worden gevraagd . . . en alleen die stof te bestuderen”.

Koning Salomo waarschuwde: „Ikzelf heb al het harde werk en al de bedrevenheid in het werk gezien, dat het de wedijver betekent van de een tegenover de ander; ook dit is ijdelheid en een najagen van de wind” (Prediker 4:4). Genadeloze wedijver, hetzij om materiële rijkdommen, hetzij om academische onderscheidingen, is nutteloos. Godvrezende jongeren zien er de noodzaak van in op school hun best te doen. Maar in plaats van hun opleiding de belangrijkste plaats in hun leven toe te kennen, streven zij geestelijke belangen na en vertrouwen zij erop dat God in hun materiële behoeften voorziet. — Matthéüs 6:33; zie hoofdstuk 22 over het kiezen van een loopbaan.

Bovendien is bij onderwijs meer betrokken dan goede proefwerkcijfers halen. Het betekent dat je ontwikkelt wat Salomo „denkvermogen” noemde, de kunst om op grond van allerlei informatie juiste, praktische conclusies te trekken (Spreuken 1:4). Een jongere die kans ziet voldoendes te halen door te raden, de stof in zijn hoofd te stampen of zelfs te spieken, leert nooit echt denken. En wat heb je aan een mooi cijfer voor wiskunde als je later merkt dat je niet eens een kasboek kloppend kunt krijgen?

Het is derhalve belangrijk dat je cijfers niet als een doel op zich beziet, maar als een graadmeter voor je vorderingen op school. Maar hoe kun je nu cijfers halen die een weerspiegeling vormen van je capaciteiten?

Voel je zelf verantwoordelijk voor je leerprestaties!

Volgens de docente Linda Nielsen zijn slechte leerlingen geneigd „hun slechte [school]prestaties te wijten aan oorzaken die buiten hun macht liggen: oneerlijke proefwerkvragen, leraren die hen niet mogen, pech, het noodlot, het weer”. De bijbel zegt evenwel: „De luiaard betoont zich begerig, maar zijn ziel heeft niets” (Spreuken 13:4). Ja, luiheid is vaak de werkelijke oorzaak van lage cijfers.

Goede leerlingen voelen zich echter zelf verantwoordelijk voor hun leerprestaties. Het tijdschrift ’Teen heeft eens een enquête gehouden onder een aantal middelbare scholieren met hoge cijfers. Hun geheim? „Persoonlijke motivatie helpt je vorderingen te blijven maken”, zei de een. „Jezelf een schema opleggen en je tijd goed indelen”, zei een ander. „Je moet je doeleinden stellen”, zei weer een ander. Ja, hoe goed je cijfers zijn, hangt voor het grootste deel niet af van factoren die buiten je macht liggen, maar van JOU — hoe hard jij bereid bent te studeren en in hoeverre jij je best wilt doen op school.

’Maar ik studeer wel degelijk’

Sommige jongeren beweren dit misschien. Zij vinden oprecht dat zij zich kapotwerken maar geen resultaten behalen. Enkele jaren geleden hielden onderzoekers aan de Stanford University (VS) echter een enquête onder zo’n 770 leerlingen en vroegen hun hoeveel energie zij naar hun eigen mening in hun schoolwerk stopten. Vreemd genoeg dachten de leerlingen met lage cijfers dat zij net zo hard werkten als alle anderen! Maar toen er een onderzoek werd gedaan naar hun studiegewoonten, kwam aan het licht dat zij in feite veel minder aan hun huiswerk deden dan hun medeleerlingen die hoge cijfers haalden.

De les die je hieruit kunt leren? Misschien studeer ook jij niet zo hard als je zelf wel denkt en zouden enkele veranderingen op hun plaats zijn. Een artikel in de Journal of Educational Psychology liet zien dat „wanneer er [eenvoudig] meer tijd aan huiswerk wordt besteed, dit een positieve uitwerking heeft op de cijfers van een middelbare scholier”. In feite „kan de gemiddelde zwakke leerling die één tot drie uur per week aan zijn huiswerk besteedt, even hoge cijfers halen als een leerling met een middelmatig leervermogen die geen huiswerk maakt”.

De apostel Paulus moest in figuurlijke zin ’zijn lichaam beuken’ om zijn doeleinden te bereiken (1 Korinthiërs 9:27). Misschien zul jij jezelf insgelijks stevig moeten aanpakken, vooral als de televisie of andere afleidende factoren je aandacht gemakkelijk van je studie aftrekken. Je zou zelfs een bordje aan de televisie kunnen hangen met „Geen tv voordat het huiswerk af is!”

De omgeving waarin je studeert

De meesten van ons zouden gebaat zijn bij een rustig plekje waar zij kunnen studeren. Als je je kamer met iemand moet delen of als de ruimte thuis beperkt is, improviseer dan! Misschien kun je de keuken of iemands slaapkamer elke avond voor een uurtje of zo tot jouw studeerkamer maken. Of probeer in het uiterste geval in een openbare bibliotheek of bij een vriend thuis te studeren.

Gebruik zo mogelijk een bureau of een tafel met volop ruimte om er je werk op uit te spreiden. Zorg dat je voldoende schrijfmateriaal bij de hand hebt, zodat je niet telkens hoeft op te staan. En het is spijtig het te moeten zeggen, maar met de televisie of radio aan kun je je gewoonlijk slechter concentreren, en dat is ook het geval als er getelefoneerd wordt of er bezoek is.

Zorg er ook voor dat je voldoende, maar niet te schel licht hebt. Met een goede verlichting word je minder snel moe van het studeren en het is ook beter voor je ogen. En let zo mogelijk op de ventilatie en op de temperatuur van de kamer. Een koele kamer verschaft een stimulerender omgeving om te studeren dan een warme kamer.

En als je nu gewoon niet in de stemming bent om te studeren? Het leven vergunt ons zelden de weelde aan onze stemmingen toe te geven. Op je werelds werk zul je er iedere dag tegenaan moeten — of je daar nu wel of geen zin in hebt. Beschouw huiswerk dus als een oefening in zelfdiscipline, een soort repetitie voor de ervaring die je later in het leven zult opdoen. Pak het efficiënt aan. Een opvoedkundige geeft de raad: „Zo mogelijk dien je elke dag op dezelfde plek en op dezelfde tijd te studeren. Op die manier zal regelmatig studeren een gewoonte worden en . . . zal de weerzin tegen studeren afnemen.”

Je studieroutine

In Filippenzen 3:16 moedigde Paulus christenen aan ’voort te gaan in deze zelfde routine ordelijk te wandelen’. Paulus sprak hier over de routine van de christelijke levenswijze. Maar een routine of patroon om dingen te doen is ook nuttig als het om je studiemethode gaat. Probeer bijvoorbeeld je studieprogramma te organiseren. Vermijd het gelijksoortige vakken (zoals twee vreemde talen) achter elkaar te bestuderen. Bouw ruimte in voor korte pauzes tussen de verschillende vakken, vooral als je veel huiswerk hebt.

Als je huiswerk veel leesmateriaal omvat, zou je de volgende methode kunnen proberen. Bekijk de stof eerst GLOBAAL. Kijk het opgegeven materiaal door, werp een blik op de onderkopjes, tabellen, enzovoort, teneinde een algehele indruk te krijgen. Bedenk vervolgens VRAGEN gebaseerd op titels van hoofdstukken of themazinnen aan het begin van een paragraaf. (Hierdoor blijft je geest geconcentreerd op wat je leest.) Ga nu LEZEN, op zoek naar de antwoorden op deze vragen. Als je een paragraaf of een bepaald gedeelte uit hebt, ga dan zonder in het boek te kijken OPZEGGEN of uit het hoofd herhalen wat je gelezen hebt. En houd wanneer je met de hele taak klaar bent, een OVERZICHT van de stof door de onderkopjes nog eens door te nemen en je geheugen op elk doorgenomen gedeelte te toetsen. Sommigen beweren dat deze methode leerlingen heeft geholpen 80 procent van wat zij lazen te onthouden!

Een opvoedkundige zegt bovendien: „Het is belangrijk dat de leerling zich ervan bewust is dat een feit nooit op zichzelf staat, maar altijd verband houdt met andere inlichtingen.” Probeer daarom wat je bestudeert in verband te brengen met wat je al weet en ervaren hebt. Zoek naar de praktische waarde van wat je leert.

Het is interessant dat de godvrezende jongere op dit punt werkelijk in het voordeel is. De bijbel zegt namelijk: „De vrees voor Jehovah is het begin van kennis” (Spreuken 1:7). Het kan bijvoorbeeld stomvervelend lijken de wetten van de fysica te leren. Maar wat je leert, wint aan betekenis als je weet dat door middel van de schepping Gods ’onzichtbare hoedanigheden duidelijk gezien worden’ (Romeinen 1:20). Evenzo heeft geschiedenis dikwijls te maken met de voortschrijdende ontwikkeling van Jehovah’s voornemens. Zeven wereldmachten (waaronder de huidige Anglo-Amerikaanse combinatie) worden in de bijbel besproken! — Openbaring 17:10; Daniël hfdst. 7.

Door wat je leert in verband te brengen met wat je al weet of met je christelijke geloofsovertuiging, gaan feiten iets voor je betekenen en rijpt je kennis tot begrip. En zoals Salomo opmerkte: „Voor de verstandige is kennis iets gemakkelijks.” — Spreuken 14:6.

’Volgende week krijgen jullie een proefwerk’

Deze woorden hoeven je niet in paniek te brengen. Probeer allereerst uit de commentaren van je leraar op te maken wat voor soort proefwerk het gaat worden, bijvoorbeeld iets in de trant van een samenvatting of een meerkeuzetoets. Luister ook in de dagen voorafgaand aan het proefwerk naar aanwijzingen over wat er in het proefwerk zal voorkomen. („Het volgende punt is erg belangrijk” of: „Dat moet je absoluut onthouden”, zijn typische aanwijzingen, zegt het tijdschrift Senior Scholastic.) Neem vervolgens je aantekeningen, studieboeken en huiswerk door.

„Door ijzer wordt ijzer zelf gescherpt. Zo scherpt de ene man het aangezicht van de ander”, brengt Salomo ons in herinnering (Spreuken 27:17). Misschien zal een vriend of vriendin of een van je ouders je graag overhoren door je vragen te stellen of naar je te luisteren terwijl jij de lesstof navertelt. Ontspan je vervolgens de avond vóór het proefwerk en probeer een goede nachtrust te krijgen. „Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn levensduur toevoegen?”, vroeg Jezus. — Matthéüs 6:27.

Slechte cijfers

Een slecht cijfer halen — vooral als je verschrikkelijk hard gewerkt hebt om een voldoende te krijgen — kan je zelfrespect een geduchte knauw geven. Maar de onderwijsdeskundige Max Rafferty herinnert ons eraan: „Ons leven lang worden wij beoordeeld op wat wij weten, hoe goed de resultaten zijn die wij behalen . . . Een school die de kinderen voorspiegelt dat het leven een en al rozegeur en maneschijn zal zijn, is geen school. Dat is een droomfabriek.” De vernedering een onvoldoende te halen voor een proefwerk kan toch waardevol zijn als het je ertoe brengt van je fouten te leren en jezelf te verbeteren.

Maar als je nu bij je teleurgestelde ouders aan moet komen met een slecht rapport? De angst daarvoor heeft soms tot ingewikkelde vertragingstactieken aanleiding gegeven. „Ik legde mijn rapport altijd op de keukentafel, ging naar boven en probeerde tot de volgende dag te slapen”, herinnert een jongere zich. „Wat ik altijd deed,” zegt een ander, „was tot het allerlaatste ogenblik wachten voordat ik het aan mijn moeder liet zien. Ik ging er dan ’s morgens mee naar haar toe, als zij op het punt stond naar haar werk te gaan en zei dan: ’Hier, dit moet u nog tekenen.’ Zij had dan geen tijd om mij onder handen te nemen” — althans niet op dat moment. Sommige jongeren hebben zelfs cijfers op hun rapport vervalst!

Je ouders hebben er niettemin recht op te weten hoe het er met jou op school voor staat. Natuurlijk verwachten zij dat je cijfers weergeven wat je kunt, en als je cijfers onder het gemiddelde zijn, kun je verwachten welverdiend streng onderricht te ontvangen. Wees dus eerlijk tegenover je ouders. En ’luister naar het strenge onderricht van je vader en verlaat de wet van je moeder niet’ (Spreuken 1:8). Als je van mening bent dat er te veel van je verwacht wordt, moet je daar met hen over praten. — Zie het kader „Hoe vertel ik het mijn ouders?” in hoofdstuk 2.

Hoe belangrijk cijfers ook zijn, ze zijn niet het uiteindelijke oordeel over jouw waarde als persoon. Maak niettemin een goed gebruik van de tijd die je op school doorbrengt en leer zoveel als je kunt. Gewoonlijk zal die moeite worden weerspiegeld in cijfers waarmee jij — en je ouders — blij en tevreden zult zijn.

Vragen ter bespreking

◻ Welk doel dienen cijfers, en waarom is het belangrijk er een evenwichtige kijk op te hebben?

◻ Waarom is het belangrijk dat je je persoonlijk verantwoordelijk voelt voor je leerprestaties?

◻ Wat zijn enkele dingen die je in verband met het deelnemen aan buitenschoolse activiteiten moet overwegen?

◻ Wat zijn enkele manieren om je cijfers op te halen?

◻ Hoe kun je je op proefwerken voorbereiden?

◻ Hoe moet je slechte cijfers bezien, en zou je die voor je ouders moeten verbergen?

[Inzet op blz. 141]

Een jongere die kans ziet voldoendes te halen door te raden, de stof in zijn hoofd te stampen of zelfs te spieken, leert nooit echt denken

[Kader/Illustratie op blz. 144, 145]

Wat valt er te zeggen over buitenschoolse activiteiten?

Veel jongeren vinden dat de dingen die zij na schooltijd doen hun het gevoel geven iets te presteren. „Ik zat in zowat elke club die er bestond”, herinnert een jongen uit Baltimore (Maryland, VS) zich. „Ik vond het fijn om te kunnen werken met dingen waar ik van houd. Ik was lid van een autoclub omdat ik graag aan auto’s sleutel. Ik houd van computers, en daarom werd ik lid van die club. Ik houd van audio, dus ging ik op die club.” In sommige landen worden vooral leerlingen die naar de universiteit willen, aangespoord deel te nemen aan buitenschoolse activiteiten.

Een federale regeringsfunctionaris in de VS — zelf een gewezen leraar — vertelde Ontwaakt! echter: „Waarschijnlijk besteden de leerlingen meer tijd aan activiteiten die buiten het lesrooster vallen dan aan hun huiswerk, waardoor het moeilijk wordt hun cijfers op peil te houden.” Ja, het is niet eenvoudig je evenwicht te bewaren als het gaat om activiteiten die buiten het lesrooster vallen. Cathy, een meisje dat altijd in het softballteam van school had gespeeld, zegt: „Na het trainen was ik te moe om nog iets anders te doen. Mijn schoolwerk leed eronder. Daarom heb ik mij dit jaar niet aangemeld.”

Er kleven ook geestelijke gevaren aan. Een christelijke man die op zijn tienerjaren terugkeek, zei: „Ik dacht dat ik drie bezigheden met elkaar kon verenigen: huiswerk, training met de atletiekclub en geestelijke activiteiten. Maar het was wel steeds het geestelijke aspect van mijn leven dat werd opgeofferd wanneer de drie in conflict kwamen.”

De jonge Themon, die lid was van twee sportteams van school, stemt hiermee in: „Ik kon de vergaderingen in de [Koninkrijks]zaal [voor geestelijk onderricht] niet bijwonen omdat wij dinsdags de stad uit waren, donderdags de stad uit waren, zaterdags de stad uit waren en gewoonlijk niet eerder terugkwamen dan twee uur ’s nachts.” Hoewel lichamelijke oefening enig nut heeft, is het van het grootste belang te bedenken dat ’godvruchtige toewijding nuttig is voor alle dingen’. — 1 Timótheüs 4:8.

Denk ook eens aan de morele gevaren. Zouden deze activiteiten je gezonde omgang bieden met vrienden die in moreel opzicht een goede invloed op je uitoefenen? Waar zouden de gesprekken over gaan? Zou de invloed van teamgenoten of clubleden een ongunstige uitwerking op je kunnen hebben? „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten”, zegt 1 Korinthiërs 15:33.

Het is interessant dat veel jonge getuigen van Jehovah hebben besloten om de tijd die zij na schooltijd overhebben, te gebruiken voor iets veel nuttigers dan sport, namelijk om anderen te helpen de Schepper te leren kennen. Kolossenzen 4:5 geeft de raad: „Gaat voort in wijsheid te wandelen ten aanzien van hen die buiten zijn, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend.”

[Illustraties op blz. 143]

Leerlingen betalen dikwijls de prijs voor slechte studiegewoonten . . . in de vorm van onvoldoendes

[Illustraties op blz. 146]

Het evenwicht bewaren tussen buitenschoolse activiteiten en je huiswerk is niet eenvoudig

[Illustratie op blz. 148]

Ouders zullen beslist ontstemd zijn over een slecht rapport. Als je echter van mening bent dat zij te veel van je verwachten, moet je daar met hen over praten