Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het verlangen naar vrede en zekerheid

Het verlangen naar vrede en zekerheid

Hoofdstuk 1

Het verlangen naar vrede en zekerheid

1, 2. Waar heeft de gehele mensheid dringend behoefte aan, en waarom?

VREDE en zekerheid — dat willen wij hier op aarde graag zien. Nooit is de behoefte aan zo’n wenselijke situatie dringender geweest dan in deze tijd. Dit geldt niet alleen voor ons ieder afzonderlijk, maar ook voor de gehele menselijke familie overal op aarde.

2 Dat is nu juist de reden waarom de huidige wereldbevolking in de tijd aller tijden leeft! ’Hoe kan dat nu,’ vraagt u zich wellicht af, ’want wij leven nu al geruime tijd in de meest beangstigende periode van de gehele menselijke geschiedenis, het kernwapentijdperk?’

3. (a) Wat is volgens zeggen de reden waarom de natiën de kernbom bezitten? (b) Wat zou het normale gezonde verstand moeten voorschrijven?

3 Op zijn minst acht natiën zijn naar verluidt in staat de kernbom te produceren. En tegen het jaar 2000 zouden naar schatting 31 landen kernwapens kunnen hebben. Men zegt dat de reden waarom ze dit allerzwaarste wapen willen hebben, de noodzaak van bescherming is — om andere, even zwaar bewapende natiën af te schrikken en om met een nucleaire vergeldingsaanval te kunnen dreigen. Met het oog op zulk een stand van zaken in de wereld zou het normale gezonde verstand voorschrijven dat de natiën overeen zouden moeten komen om in wederzijdse verdraagzaamheid naast elkaar te leven.

4. Welk voornemen om zekerheid te bewerkstelligen heeft de Schepper, hoewel hij ’s mensen pogingen daartoe niet heeft verhinderd?

4 Willen wij echter slechts een door mensen bewerkstelligde vrede, met de mate van zekerheid waarin mensen kunnen voorzien? Hoewel de Schepper ’s mensen pogingen om wereldomvattende vrede en zekerheid te bewerkstelligen en te handhaven, niet heeft verhinderd, heeft hij zijn eigen volmaakte manier om ons natuurlijke verlangen naar vrede en zekerheid te bevredigen. Hij heeft zijn eigen bestemde tijd om allen uit de weg te ruimen die de zekerheid verstoren van degenen die hem willen aanbidden. Wat kunnen wij blij zijn te weten dat zijn tijd hiervoor nabij is!

5. Wat zei de geïnspireerde psalmist over de aarde, en wat is het voornemen van de Schepper voor de mens?

5 Na duizenden jaren van veelbewogen menselijke geschiedenis is het te verwachten dat er over de gehele wereld een intens verlangen naar vrede en zekerheid bestaat. Vanaf het allereerste begin van ’s mensen bestaan is de aarde zijn natuurlijke woonplaats geweest. De geïnspireerde psalmist zei: „Wat de hemel betreft, aan Jehovah behoort de hemel toe, maar de aarde heeft hij aan de mensenzonen gegeven” (Psalm 115:16). Vanaf het allereerste begin had de Schepper het liefdevolle voornemen dat de mens van een voldoening schenkend leven in zijn van God ontvangen aardse tehuis zou genieten.

6. In welk opzicht zouden de eerste mens en zijn nakomelingen in staat zijn om als God te handelen?

6 Volgens het scheppingsverslag in Genesis 2:7 „ging [God] ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel”. Geen enkel ander levend schepsel op aarde stond op hetzelfde niveau of beschikte over dezelfde vermogens als de mens, die in staat was als God te handelen in het uitoefenen van heerschappij. Bovendien werd deze heerschappij niet slechts aan het eerste menselijke schepsel gegeven, maar ook zijn nakomelingen zouden het voorrecht ontvangen hieraan deel te hebben.

7. Hoe kreeg Adam een vrouw, en wat zei hij toen dit volmaakte schepsel aan hem werd voorgesteld?

7 Om die reden gaf de Schepper Adam een vrouw. Zij zou de moeder worden van alle toekomstige menselijke bewoners van de aarde. Daarom kon de mens, toen dit volmaakte schepsel aan hem werd voorgesteld, het volgende zeggen: „Dit is eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees.” Daarom noemde hij haar Mannin, ʼisj·sjahʹ, wat de vrouwelijke vorm is van het Hebreeuwse woord dat met man is vertaald, namelijk ʼisj. Genesis 2:21-23.

8. Welke opdracht gaf de Schepper aan het eerste mensenpaar?

8 De Schepper en hemelse Vader zei tot het eerste mensenpaar: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar” (Genesis 1:28). Deze gang van zaken was volkomen nieuw in de geschiedenis van de met verstand begiftigde schepping. De geestelijke bewoners van de onzichtbare hemel waren niet door middel van voortplanting tot bestaan gekomen.

9. Hoe wordt in Psalm 8:4, 5 Gods ordening der dingen beschreven?

9 Geen wonder dat ten tijde van de schepping van de aarde „de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aanhieven, en alle zonen Gods voorts juichend hun instemming betuigden” (Job 38:7). Destijds was alles in het gehele universum vredig en harmonieus. In de achtste psalm roept de psalmist, in vervoering over de hele ordening Gods, met betrekking tot de mens uit: „Voorts hebt gij hem ook een weinig minder dan goddelijken gemaakt, en met heerlijkheid en pracht hebt gij hem toen gekroond” (de verzen 4, 5). Volgens deze psalm heeft God alle dingen hier op aarde onder ’s mensen voeten gelegd.

Het begin van een mededingende soevereiniteit

10. (a) Wat brak er uit voordat het eerste menselijke kind was verwekt? (b) Wat zou er aldus over de mensheid kunnen worden opgericht?

10 Verbazingwekkend genoeg brak er voordat het eerste menselijke kind was verwekt, opstand uit in de universele organisatie van Jehovah God. De situatie zou kunnen leiden tot het oprichten van een nieuwe soevereiniteit, een nieuwe opperheerschappij, over de mensheid — indien de mensheid gescheiden en vervreemd kon worden van Jehovah’s universele organisatie. Er zou een soevereiniteit kunnen worden opgericht in mededinging met die van God. Hiertoe moest de eerste leugen worden uitgesproken, een leugen die Jehovah God in een verkeerd daglicht zou stellen.

11. Wat werd de eerste opstandeling door Jehovah God in een verkeerd daglicht te stellen?

11 Het vertellen van de eerste onwaarheid maakte deze eerste opstandeling tegen God tot de eerste leugenaar, de eerste duivel of lasteraar. In scherpe tegenstelling tot hem zei Jezus Christus: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven” (Johannes 14:6). Tot zijn religieuze tegenstanders zei Jezus: „Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. Die was een doodslager toen hij begon, en hij stond niet vast in de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij overeenkomstig zijn eigen aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.” — Johannes 8:44.

12. (a) Hoe bracht de Duivel de eerste leugen in de wereld, en welke uitwerking had dit op Eva? (b) Wat was het gevolg toen Adam van de verboden vrucht at?

12 Doordat de Duivel via een slang in de tuin van Eden, of het paradijs van geneugte, sprak, confronteerde hij de eerste vrouw met de eerste leugen. Hij beweerde dat haar Schepper een leugenaar was, en aldus verstoorde hij de vrede in Eva’s geest. Hij maakte dat zij zich onzeker voelde vanwege haar vermeende toestand van onwetendheid, en dus at zij van de verboden vrucht. Zij haalde haar man, Adam, ertoe over om ook van de verboden vrucht te eten en zich aldus bij haar aan te sluiten in haar opstand tegen Jehovah God (Genesis 3:1-6). Het ongehoorzame echtpaar verloor hun vrede met God, en zij werden uit het paradijs van geneugte verdreven om daarbuiten in een toestand van onzekerheid te leven. In Romeinen 5:12 wordt deze droevige situatie beschreven met de woorden: „Door bemiddeling van één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.”

13. Welke keuze moet een ieder van ons thans maken?

13 De situatie in onze tijd vereist dat wij een definitieve keuze maken. Het is een keuze tussen de in mededinging opgezette soevereiniteit van Satan de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen”, en de soevereiniteit van Jehovah, de Allerhoogste en Almachtige God van het universum. — 2 Korinthiërs 4:4; Psalm 83:18.

Hoe men zich in vrede met God kan verheugen

14. In welk een vrede en zekerheid kunnen wij ons nu reeds verheugen?

14 Tot pijnlijk nadeel voor zichzelf wensen de meeste mensen de voorziening die de Almachtige God voor zijn aanbidders heeft getroffen om zelfs in deze zeer betreurenswaardige situatie waarin de mensheid verkeert, toch een betrekkelijke vrede en zekerheid te genieten, niet aan te grijpen, of zij willen er geen geloof in stellen. Jehovah is echter „de God die vrede geeft”, en wij hebben thans het gezegende voorrecht een vrede en zekerheid deelachtig te worden die ons nooit zal ontvallen (Romeinen 16:20; Filippenzen 4:6, 7, 9). Het is een vrede en zekerheid die hij nu reeds schenkt aan zijn verenigde groep aardse dienstknechten, zijn zichtbare organisatie, als vervulling van zijn altijd betrouwbare beloften. Het is een vrede en zekerheid waarin wij ons slechts dan kunnen verheugen wanneer wij ons verbonden hebben met zijn zichtbare organisatie op aarde.

15. Is het onredelijk te denken dat God een organisatie heeft, en wat erkende Jezus Christus?

15 Het zou niet stroken met de duidelijke leer van de Schrift wanneer men zou geloven dat God geen organisatie, geen georganiseerd volk, heeft waaraan hij zijn exclusieve erkenning schenkt. Jezus Christus erkende dat zijn hemelse Vader een zichtbare organisatie had. Tot aan Pinksteren in het jaar 33 G.T. was het de joodse organisatie, die onder de wet van Mozes in een verbondsverhouding met Jehovah God stond. — Lukas 16:16.

16. (a) Tussen wie was Mozes de middelaar? (b) Tussen wie is de Grotere Mozes, Jezus Christus, de Middelaar?

16 Net zoals het oude Israël via de middelaar Mozes in een verbondsverhouding met Jehovah God stond, zo staat ook de natie van het geestelijke Israël, „het Israël Gods”, via een middelaar in een verbondsverhouding met God (Galaten 6:16). Het is zoals de apostel Paulus aan zijn christelijke medewerker schreef: „Er is één God en één middelaar tussen God en mensen, een mens, Christus Jezus” (1 Timótheüs 2:5). Was Mozes de middelaar tussen Jehovah God en de mensheid in het algemeen? Neen, hij was de middelaar tussen de God van Abraham, Isaäk en Jakob en de natie van hun vleselijke afstammelingen. Evenzo is de Grotere Mozes, Jezus Christus, niet de Middelaar tussen Jehovah God en de gehele mensheid. Hij is de Middelaar tussen zijn hemelse Vader, Jehovah God, en de natie van het geestelijke Israël, die beperkt is tot slechts 144.000 leden. Deze geestelijke natie is als een kleine kudde van Jehovah’s met schapen te vergelijken personen. — Romeinen 9:6; Openbaring 7:4.

Herder over meer dan de „kleine kudde”

17. (a) Als wat heeft Jehovah God Jezus Christus aangesteld? (b) Wat zei Jezus tot degenen die het hemelse koninkrijk zullen beërven?

17 Koning David van het Israël uit de oudheid werd ertoe geïnspireerd in Psalm 23:1 te zeggen: „Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken.” Jehovah, de Opperherder, heeft Jezus Christus als „de voortreffelijke herder” aangesteld (Johannes 10:11). In Lukas 12:32 wendde Jezus zich tot degenen van wie hij de Voortreffelijke Herder is, met de woorden: „Vreest niet, kleine kudde, want het heeft uw Vader goedgedacht u het koninkrijk te geven.”

18. (a) Wie komen in deze tijd overeen met de Nethinim en de zonen van niet-Israëlitische knechten van Salomo? (b) Met wie zijn zij nauw verbonden?

18 In de oudheid waren er niet-joden, zoals de Nethinim en de zonen van niet-Israëlitische knechten van Salomo, die met de natie Israël verbonden waren (Ezra 2:43-58; 8:17-20). Zo zijn er ook in deze tijd mannen en vrouwen die zich door bemiddeling van Jezus Christus volledig aan God hebben opgedragen, maar die geen geestelijke Israëlieten zijn. Zij zijn echter verbonden met het overblijfsel van het geestelijke Israël doordat zij zich door bemiddeling van Jezus Christus, „die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen”, aan Jehovah God hebben opgedragen (1 Timótheüs 2:6). Thans is hun aantal veel groter dan de 144.000 geestelijke Israëlieten, die het hemelse koninkrijk zullen beërven.

19. Wat zei Jezus Christus om te kennen te geven dat hij niet alleen de Herder over de „kleine kudde” zou zijn?

19 Aldus zou Jezus Christus, op Gods bestemde tijd, als Herder worden aangesteld over een veel grotere kudde van met schapen te vergelijken personen die door bemiddeling van hem een aards erfdeel zouden ontvangen. Dit zijn degenen die hij in gedachten had toen hij zei: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden.” Met deze „andere schapen” in gedachten schreef de apostel Johannes ook over Jezus: „Hij is een zoenoffer voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld.” — Johannes 10:16; 1 Johannes 2:2.

20. (a) Hoe laat het aantal van de „andere schapen” zich vergelijken met dat van de overgeblevenen van de „kleine kudde”? (b) Wat betekent de herderlijke zorg van de Voortreffelijke Herder voor hen allen?

20 Thans zijn er ongeveer 9000 personen die belijden leden van het overblijfsel van de „kleine kudde” van geestelijke schapen te zijn. Daarentegen zijn er miljoenen opgedragen personen die met het gezalfde overblijfsel verbonden zijn en te zamen met hen de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, volgen. Zij bevinden zich in meer dan 200 landen over de gehele aarde. Wat betekent de herderlijke zorg van die Voortreffelijke Herder voor hen allen? Het betekent dat zij zich in vrede en zekerheid verheugen! Indien zij geen vrede in hun gelederen zouden hebben, zou er geen hechte eenheid en onverbrekelijke samenwerking onder hen zijn. Indien zij zich op geestelijk terrein niet liefdevol om elkaar zouden bekommeren, zouden zij zich niet in hun huidige zekerheid verheugen. Aldus begint hun verlangen naar vrede en zekerheid nu reeds bevredigd te worden.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 4, 5]

De Schepper heeft zijn eigen volmaakte manier om voor ons vrede en zekerheid te bewerken