Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Miljoenen trekken reeds voordeel van Gods verbond met zijn „vriend”

Miljoenen trekken reeds voordeel van Gods verbond met zijn „vriend”

Hoofdstuk 9

Miljoenen trekken reeds voordeel van Gods verbond met zijn „vriend”

1, 2. (a) Door welke vriendschapsband worden nu reeds miljoenen personen begunstigd? (b) Waarom kon Abraham Gods vriend worden?

MEER dan 1950 jaar geleden zei een ware vriend van de gehele mensheid: „Niemand heeft grotere liefde dan deze, dat iemand afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden” (Johannes 15:13). Degene die dit zei, Jezus, was een nakomeling van een man die de vriend werd genoemd van de meest eminente Persoon in het gehele universum, Jehovah God. Hoe „ongelijk” deze vriendschapsband ook moge schijnen, toch worden nu reeds miljoenen personen ten gevolge van deze vriendschapsband begunstigd.

2 Wie was de man in de oudheid die vanwege zijn vriendschap met God zo veel voor ons verworven heeft? Het was Abraham, een nakomeling van de man Sem, die een van de overlevenden van de wereldomvattende vloed in Noachs tijd was. Abraham kwam in een innige verhouding tot God te staan doordat hij de hoedanigheden van een ware vriend tentoonspreidde. Gedreven door liefde en geloof handelde Abraham in overeenstemming met de wil van God, en om die reden zegt de bijbelschrijver Jakobus: „De schriftplaats werd vervuld die zegt: ’Abraham stelde geloof in Jehovah en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend’, en hij werd ’Jehovah’s vriend’ genoemd.” — Jakobus 2:23.

3, 4. (a) Waardoor wordt geïllustreerd hoeveel waarde Jehovah hechtte aan het geloof en vertrouwen dat Abraham in hem stelde? (b) Met welke woorden bracht Jehovah zijn uitspraak in Jesaja 41:8 tot een grootse climax?

3 Die man van geloof en werken kwam uit de stad Ur der Chaldeeën, en hij was de eerste die een Hebreeër werd genoemd (Genesis 14:13). Deze benaming werd later toegepast op nakomelingen van hem die te zamen de natie Israël vormden (Filippenzen 3:5). Met het oog op het feit dat Jehovah God Abraham tot zijn vriend had gemaakt, openbaarde hij ook enkele van Zijn intieme aangelegenheden aan hem. Dit wordt te kennen gegeven door wat in Genesis 18:17-19 opgetekend staat.

4 Dat illustreert hoeveel waarde Jehovah God hechtte aan het geloof en vertrouwen dat Abraham in hem stelde, en de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid die daar van Abrahams zijde uit voortvloeide. Zonder zich er dus voor te schamen of te verontschuldigen, bracht Jehovah zijn uitspraak tot de natie Israël tot een climax door te zeggen: „Maar gij, o Israël, zijt mijn knecht, gij, o Jakob, die ik verkozen heb, het zaad van mijn vriend Abraham.” — Jesaja 41:8.

Het Abrahamitische verbond treedt in werking

5, 6. (a) Welk verbond sloot Jehovah met zijn vriend Abraham? (b) Ondanks welke ongunstige omstandigheden deed God zijn vriend een belofte betreffende een „zaad”?

5 Waartoe een band met een liefdevolle vriend iemand kan leiden, wordt geïllustreerd door het feit dat de Soeverein van het universum, Jehovah, een verbond sloot met die gewone man Abraham. In Genesis 15:18 lezen wij: „Op die dag sloot Jehovah met Abram [Abraham] een verbond en zei: ’Aan uw zaad wil ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat.’”

6 De Eufraat was de rivier die Abraham en zijn huisgezin overstaken om het Beloofde Land binnen te gaan. Toen Abraham de Eufraat overstak, was hij kinderloos, hoewel hij toen reeds 75 jaar was, en had zijn vrouw de leeftijd dat zij kinderen kon baren, reeds overschreden (Genesis 12:1-5). Maar ondanks die ongunstige omstandigheden zei God toch tot de gehoorzame Abraham: „Zie alstublieft omhoog naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze mogelijkerwijs kunt tellen. . . . Zo zal uw zaad worden.” — Genesis 15:2-5.

7. (a) Hoe wordt dit verbond genoemd? (b) In welk jaar trad het in werking, en met welke gebeurtenis in Abrahams leven? (c) Hoeveel jaar later werd het Wetsverbond met de natie Israël gesloten?

7 Het verbond dat Jehovah met zijn „vriend” sloot, noemen wij het Abrahamitische verbond. Dat verbond trad in 1943 v.G.T. in werking, toen Abraham aan Gods verbondsvereisten voldeed en de Eufraat overstak op weg naar het Beloofde Land. In dat jaar kwam op Jehovah God de verplichting te rusten om de kinderloze Abraham met „zaad” te zegenen. De Wet die bij het verbond behoorde dat bij de berg Sinaï met de natie Israël werd gesloten, kwam 430 jaar later tot bestaan, in 1513 v.G.T. — Genesis 12:1-7; Exodus 24:3-8.

Wetsverbond toegevoegd aan het Abrahamitische verbond

8. (a) Wat was het doel van het Wetsverbond? (b) Maakte het Wetsverbond het Abrahamitische verbond krachteloos?

8 Tegen die tijd waren Abrahams nakomelingen via zijn zoon Isaäk een vrij volk geworden. De natie Israël was uit Egypte bevrijd en naar de berg Sinaï in Arabië geleid. Via Mozes als middelaar waren zij daar in het Wetsverbond met Jehovah God opgenomen. Wat was nu eigenlijk het doel van zo’n Wetsverbond, aangezien die Israëlieten reeds de natuurlijke nakomelingen van Jehovah’s „vriend”, Abraham, waren? Het moest als een bescherming voor Jehovah’s uitverkoren volk dienen. Het Wetsverbond heeft het Abrahamitische verbond niet afgeschaft, hoewel het Israël aan de kaak stelde als een natie die zich, bezien in het licht van Gods volmaakte wet, aan overtredingen schuldig maakte. — Galaten 3:19-23.

9, 10. (a) Hoe dachten Abrahams nakomelingen in het algemeen over het „zaad” door bemiddeling waarvan alle natiën zich zouden zegenen? (b) Is hun denkwijze juist gebleken?

9 Figuurlijk gesproken werden de Israëlieten de „zonen” van dat Wetsverbond. Zij meenden dat zij, doordat zij de natuurlijke nakomelingen van Abraham waren, automatisch het „zaad” werden door bemiddeling waarvan alle natiën zich zouden zegenen. Bleek dit het geval te zijn? Neen! In deze tijd, bijna 3500 jaar later, zien wij weliswaar de onafhankelijke wereldse republiek Israël, maar ze moet strijd leveren om zich te midden van vele vijandige natiën te handhaven.

10 Als iemand dus in deze tijd een joodse proseliet wordt met de gedachte op die manier een deel te worden van Abrahams „zaad” waardoor de gehele overige mensheid gezegend zal worden, is dat niet zoals Jehovah God het heeft bedoeld. Wat is er dan gebeurd?

11. Hoe legde de apostel Paulus uit wat er met de natuurlijke nakomelingen van Abraham gebeurde?

11 De apostel Paulus legt de kwestie als volgt voor ons uit: „Er staat . . . geschreven dat Abraham twee zonen kreeg, één bij de dienstmaagd [Hagar] en één bij de vrije vrouw [Sara]; maar die bij de dienstmaagd werd in werkelijkheid naar de wijze van het vlees geboren, de andere bij de vrije vrouw uit kracht van een belofte. Deze dingen vormen een symbolisch drama, want deze vrouwen betekenen twee verbonden: het ene, afkomstig van de berg Sinaï, brengt kinderen ter slavernij voort, en dat is Hagar. Deze Hagar nu betekent Sinaï, een berg in Arabië, en zij komt overeen met het tegenwoordige Jeruzalem, want zij is met haar kinderen in slavernij. Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is onze moeder.” — Galaten 4:22-26.

12. Waarmee kwam de dienstmaagd Hagar overeen?

12 Het Jeruzalem waarmee de dienstmaagd Hagar overeenkwam, was aards en de inwoners ervan waren vleselijke joden. In de dagen van Jezus Christus was het de hoofdstad van de natie Israël en stond het onder het Wetsverbond (Matthéüs 23:37, 38). Zo lang het Wetsverbond met Mozes als middelaar nog steeds van kracht was, vormde het natuurlijke Israël het zichtbare deel van Jehovah’s organisatie. Aldus kon het door een vrouw worden afgebeeld, door Hagar, de dienstmaagd van Sara.

Ware zonen van het Abrahamitische verbond

13. (a) Wat kwam met Abrahams vrouw Sara overeen? (b) Waarom kan „het Jeruzalem dat boven is” „vrij” worden genoemd?

13 Daarentegen was „het Jeruzalem dat boven is” Jehovah’s onzichtbare hemelse organisatie. Dienovereenkomstig kon het door een vrouw, door Sara, de ware vrouw van Abraham, worden afgebeeld. Het Wetsverbond werd niet met deze organisatie gesloten, en daarom was „het Jeruzalem dat boven is” vrij, evenals Sara uit de oudheid. Dit is de organisatie die het beloofde „zaad” voortbrengt, en daarom kon de apostel Paulus haar „onze moeder” noemen.

14. Is het Abrahamitische verbond van toepassing op „het Jeruzalem dat boven is”, en hoe kunnen de door Gods geest verwekte discipelen van Jezus Christus derhalve worden genoemd?

14 Het Abrahamitische verbond is dus in werkelijkheid op haar van toepassing als de symbolische vrouw van de Grotere Abraham, ja, op Jehovah’s universele organisatie daarboven in de hemel. Daaruit volgt dat de door Gods geest verwekte discipelen van Jezus Christus, net als de apostel Paulus, de zonen of kinderen van het Abrahamitische verbond zijn. Paulus vervolgt zijn redenatie in die trant:

15. Wat zei de apostel Paulus in Galaten 4:27-31 met betrekking tot „de kinderen” van het Abrahamitische verbond?

15 „Want er staat geschreven: ’Wees vrolijk, gij onvruchtbare vrouw, die niet baart; breek uit en roep luid, gij vrouw die geen barensweeën hebt, want de kinderen van de eenzame vrouw zijn talrijker dan die van haar die de man heeft.’ Wij nu, broeders, zijn kinderen die tot de belofte behoren, evenals Isaäk. Maar evenals destijds degene die naar de wijze van het vlees geboren was, hem ging vervolgen die naar de wijze van de geest geboren was, zo ook nu. Maar wat zegt de Schrift? ’Verjaag de dienstmaagd en haar zoon, want de zoon van de dienstmaagd zal geenszins erfgenaam zijn met de zoon van de vrije vrouw.’ Daarom zijn wij, broeders, geen kinderen van een dienstmaagd, maar van de vrije vrouw.” — Galaten 4:27-31; Jesaja 54:1.

16. Wat voorzei het symbolische drama uit oude tijden omtrent het Wetsverbond, en wat bleef er dus over?

16 Aldus voorzei dat symbolische drama uit oude tijden dat Jehovah God, de Grotere Abraham, het Wetsverbond dat bij de berg Sinaï met Israël gesloten zou worden, zou afschaffen. Op deze wijze zou de toevoeging (het Wetsverbond) aan het Abrahamitische verbond er weer afgehaald of weggenomen worden, waardoor alleen het Abrahamitische verbond overbleef, met zijn belofte van een „zaad” door bemiddeling waarvan alle families van de aarde zich zouden zegenen.

17. (a) Hoe lang zou het Wetsverbond blijven bestaan? (b) Waarom was Jezus Christus de voornaamste nakomeling van Abraham? (c) Waarvan hing het af of Jezus Gods Voornaamste Gevolmachtigde zou worden voor het zegenen van alle families der aarde?

17 Het toegevoegde Wetsverbond zou dus blijven bestaan totdat het beloofde „zaad” kwam, en dit bleek Jezus Christus te zijn. Door een wonder van God werd hij een vleselijke nakomeling van Abraham. Hij werd de voornaamste nakomeling van die patriarch. Hij was niet alleen Abrahams vleselijke nakomeling maar was de Zoon van God, en derhalve een volmaakt mens, iemand die „loyaal, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars” bleef (Hebreeën 7:26). Dat hij Gods Voornaamste Gevolmachtigde voor het zegenen van alle families der aarde werd, zou echter alleen mogelijk zijn indien hij zijn volmaakte menselijke leven zou offeren en de waarde hiervan ten behoeve van de gehele mensheid zou aanwenden. Door zichzelf aldus te offeren, zou hij dienst doen als Jehovah’s grote Hogepriester, die een offer brengt dat aan al Gods vereisten voldoet.

Wetsverbond aan Jezus’ martelpaal genageld

18. (a) Aan wie zouden de voordelen van het loskoopoffer het eerst worden aangeboden, en waarom? (b) Wat werd Jezus?

18 De voordelen van dit loskoopoffer zouden het eerst worden aangeboden ten behoeve van de joodse natie, waartoe Jezus was gaan behoren doordat hij door een wonder uit de maagd Maria was geboren. Dit was hoogst noodzakelijk, want de joden stonden onder een dubbel doodsoordeel. Hoe dat zo? Ten eerste waren zij nakomelingen van de zondaar Adam, en ten tweede waren zij, als gevolg van hun onvolmaaktheid, onder een vloek komen te staan doordat zij niet leefden overeenkomstig het Wetsverbond dat God met hen had gesloten. Jezus werd echter een vloek in hun plaats. Door zijn dood aan een martelpaal kon hij de vloek van de „verloren schapen van het huis van Israël” wegnemen. In 33 G.T. werd het Wetsverbond aan Jezus’ martelpaal genageld, en de joodse schaapskooi onder dat tijdelijke Wetsverbond werd gesloten, afgeschaft. — Matthéüs 15:24; Galaten 3:10-13; Kolossenzen 2:14.

19. (a) Welke nieuwe schaapskooi moest geopend worden, en waaraan moest ze plaats bieden? (b) Wat worden degenen die in de nieuwe schaapskooi worden gebracht derhalve?

19 Er moest dus een nieuwe schaapskooi worden geopend om plaats te bieden aan de geestelijke schapen van de opgestane Voortreffelijke Herder, Jezus Christus. Deze Voortreffelijke Herder, die zijn eigen leven heeft geofferd, is tevens de symbolische deur van deze nieuwe schaapskooi (Johannes 10:7). Degenen die onder de Voortreffelijke Herder in deze nieuwe schaapskooi worden gebracht, worden de door Gods geest verwekte zonen van de Grotere Abraham en derhalve een deel van Zijn „zaad” (Romeinen 2:28, 29). Dientengevolge verricht een overblijfsel van dat geestelijke „zaad” gedurende deze laatste dagen een dienst die tot zegen strekt van een steeds groter wordende schare die nu al miljoenen mensen in ruim 200 landen omvat.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 80, 81]

Het Mozaïsche wetsverbond kwam tot een eind toen het met Jezus aan de martelpaal werd genageld