Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Waakzaam gedurende „het besluit van het samenstel van dingen”

Waakzaam gedurende „het besluit van het samenstel van dingen”

Hoofdstuk 6

Waakzaam gedurende „het besluit van het samenstel van dingen”

1. Waarom moeten wij waakzaam zijn?

WIJ bevinden ons ver in „het besluit van het samenstel van dingen”, maar wij ’weten noch de dag noch het uur’ waarop de tijd voor levenreddende verlichting zal eindigen. Dat is de reden waarom Jezus zei: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur.” — Matthéüs 24:3; 25:13.

2. Welke teleurstellende ervaring moet vermeden worden?

2 Het zou inderdaad teleurstellend voor iemand zijn wanneer hij te laat aankomt bij de plaats waar een huwelijksfeest wordt gehouden, en hij de deur gesloten vindt. Toch zal dat de overgrote meerderheid van de belijdende christenen in de nabije toekomst beslist overkomen. De „Vredevorst” illustreerde dit met de volgende woorden: „Later kwamen ook de overige maagden en zeiden: ’Heer, heer, doe ons open!’ Hij gaf ten antwoord: ’Voorwaar, ik zeg u: Ik ken u niet.’” — Matthéüs 25:11, 12.

3. (a) Waarvoor bleek het jaar 1919 de tijd te zijn? (b) Zijn de religieaanhangers van de christenheid in staat geweest de benodigde geestelijke olie te verschaffen?

3 Sinds 1919 verschaffen beleidvolle personen met behulp van de „olie” van Jehovah’s Woord en heilige geest geestelijke verlichting, maar dwaze personen trachten geestelijke olie te kopen bij degenen in de christenheid die beweren olie te verkopen (Matthéüs 25:9). De religieaanhangers van de christenheid bezitten echter niet de juiste soort van olie. Zij hebben geen verlichting kunnen verschaffen omtrent de tegenwoordigheid van Jezus Christus als de hemelse Bruidegom. Zij verwachten dat zij, wanneer zij sterven, onmiddellijk naar de hemel zullen gaan en hem zullen ontmoeten, zonder dat zij gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen” een aandeel hebben gehad aan het verlichtingswerk.

4. Waarin hebben degenen die door de dwaze maagden worden afgebeeld, tot op de huidige dag gefaald, en waarom?

4 Anderzijds zijn er met geestelijke maagden te vergelijken personen die hebben bewezen een reservevoorraad van de „olie” van de heilige geest en Gods Woord te bezitten ten einde het naoorlogse wereldomvattende verlichtingswerk met betrekking tot „het koninkrijk” te verrichten (Matthéüs 24:14). Degenen die in Jezus’ gelijkenis als dwaze maagden worden afgebeeld, hebben daar geen aandeel aan want zij laten geen licht schijnen op dit goede nieuws van internationaal belang. Zij waren niet in het bezit van de „olie” van Gods verlichtende Woord en zijn heilige geest, en de Bruidegom-Rechter in de geestelijke tempel heeft dit falen van hun zijde opgemerkt. Hun hart bleek niet bij het naoorlogse werk te zijn dat in 1919 door de christelijke maagden die beleidvol waren in het onderscheiden van zowel de tijd als het werk, prompt ter hand werd genomen.

5. Aan welk werk dat essentieel is om met de Bruidegom-Koning verenigd te worden, hebben de dwaze maagden geen aandeel?

5 Door degenen die Jehovah’s zichtbare organisatie ondersteunden te verlaten, bleven de dwaze personen in gebreke een aandeel te hebben aan het wereldomvattende Koninkrijksgetuigenis. Uiteindelijk verkregen zij „olie” voor religieuze verlichting, maar het was niet de juiste soort van olie. Deze olie zou geen verlichting verschaffen voor de juiste gebeurtenis op de juiste tijd. Derhalve prediken zij niet de Koninkrijksboodschap en „de dag der wraak van de zijde van onze God” (Jesaja 61:1-3). Zij begroeten de Bruidegom-Koning niet zoals het gezalfde overblijfsel van de maagdenklasse dit doet.

Uitwerking van het lamplicht te middernacht

6, 7. (a) Wat gebeurde er in het midden van de jaren ’30, hetgeen deed vermoeden dat er voldoende maagden waren om het ledental van de bruidsklasse volledig te maken? (b) Op welke klasse die nu bijeenvergaderd moest worden, werd de aandacht gericht?

6 In het midden van de jaren ’30 van deze eeuw vond er iets opmerkelijks plaats. Wat er gebeurde, deed vermoeden dat het ledental van de geestelijke bruid van Christus volledig was — dat er op aarde voldoende door de geest verwekte discipelen van de Bruidegom waren om het getal van zijn hemelse bruid vol te maken.

7 Op dat moment, in 1935, begon de aandacht gericht te worden op een andere klasse van met schapen te vergelijken discipelen van Jezus. Dit was de klasse waarop tijdens de Eerste Wereldoorlog de aandacht van het publiek was gericht. Op 24 februari 1918 was voor een nieuwsgierig, misschien wel met twijfels vervuld publiek een lezing gehouden over het onderwerp „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven”. Op het congres van Jehovah’s Getuigen dat in 1935 in Washington, D.C., werd gehouden, werd iets positiefs geïntroduceerd in verband met het bijeenvergaderen van deze miljoenen „andere schapen” van Christus tot een verenigde „kudde” onder Jezus Christus als de ’ene herder’ (Johannes 10:16). Aan de hand van Openbaring 7:9-17 werd de identiteit van dit deel van de „andere schapen” onthuld.

8. Welke onverwachte verplichting kwam in 1935 op de beleidvolle maagden te rusten?

8 Op het overblijfsel van de „kleine kudde” kwam nu de verplichting te rusten om met het bijeenvergaderen van deze „grote schare” „andere schapen” te beginnen (Lukas 12:32). Dit kwam doordat het aantal beleidvolle maagden dat nodig was om Jezus’ bruid voltallig te maken, nu volledig was. Maar die maagden werden niet onmiddellijk in de hemel opgenomen. Zij moeten nog in dat hemelse feestvertrek worden toegelaten wanneer zij hun aardse loopbaan als rechtschapenheid bewarende getuigen van hun God, Jehovah, beëindigen. Als gevolg van hun getrouwheid in het verlichtingswerk dat zij tot 1935 hadden verricht, ontvingen zij een speciaal voorrecht dat zij vóór het midden van de jaren ’30 nooit hadden verwacht.

9. Tot welk aantal zijn de overgeblevenen van de beleidvolle maagdenklasse in deze tijd gedaald?

9 Sinds 1935 is er nu meer dan een halve eeuw verstreken, en gedurende die jaren is het aantal van de beleidvolle leden van de maagdenklasse afgenomen. Anderzijds heeft het getuigeniswerk wereldomvattende proporties aangenomen, ja, het wordt in meer dan 200 verschillende landen verricht. Onlangs is de maagdenklasse in aantal gedaald tot ongeveer 9000.

Behulpzame metgezellen van de lichtdragers

10. Is het overblijfsel van de beleidvolle maagden, gezien die reusachtige hoeveelheid werk, in staat om in de behoefte aan werkers te voorzien?

10 Het gezalfde overblijfsel van figuurlijke maagden verzinkt bijna in het niet bij de ruim drie miljoen Koninkrijksverkondigers in meer dan 49.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde. Hoe zou het geringe aantal leden van het gezalfde overblijfsel zorg kunnen dragen voor het getuigeniswerk in de meer dan 200 landen waar die duizenden gemeenten zich bevinden? Dat zouden zij niet kunnen.

11. (a) Wat vond er onder degenen die beleden maagden te zijn, plaats als gevolg van de identificatie van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”? (b) Wat kunnen degenen die tot de „boze slaaf”-klasse behoren onmogelijk onderscheiden omdat zij niet over voldoende geestelijke verlichting beschikken?

11 Schriftuurlijk bezien, verrichten zij natuurlijk dienst in de voorzegde positie van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, die door de Bruidegom-Meester getrouw werd bevonden toen deze voor het oordeel tot de tempel kwam. Toen begon de scheiding plaats te vinden tussen de beleidvolle maagden en de dwaze maagden van de figuurlijke maagdenklasse. Degenen die tot „die boze slaaf”-klasse worden gerekend, hebben niet de olie van Gods verlichtende Woord en zijn heilige geest in hun vaten om hun lampen te laten branden. Zij beschikten derhalve niet over voldoende geestelijke verlichting om de „grote schare” „andere schapen” te onderscheiden, die al sinds 1935 als een deel van de ’ene kudde’ wordt bijeenvergaderd. — Matthéüs 24:45-51.

12. Wie zijn onafscheidelijke metgezellen van het overblijfsel van de bruidsklasse geworden?

12 Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt Jezus’ profetie voor „het besluit van het samenstel van dingen” grotendeels vervuld door het aandeel dat de „grote schare” „andere schapen” op zich neemt. Het licht van de brandende lampen van het overblijfsel heeft de ogen van hun hart verlicht, en zij zijn geholpen het licht te weerkaatsen naar anderen die zich nog in de duisternis van deze wereld bevinden. (Vergelijk Efeziërs 1:18.) Zij hebben miljoenen bewoners van deze aarde geholpen de tegenwoordigheid van de Bruidegom-Koning te onderscheiden, terwijl de dag van zijn huwelijk met de voltallige bruidsklasse nadert. Zij zijn onafscheidelijke metgezellen van het overblijfsel van de bruidsklasse geworden.

13, 14. (a) Welke verrukkelijke situatie met betrekking tot de metgezellen van het overblijfsel wordt in Openbaring 7:9, 10 in figuurlijke taal uiteengezet? (b) Wat was de onmiddellijke reactie op de uitleg van die profetie?

13 Sinds 1935 verkeren deze metgezellen van het overblijfsel van de bruidsklasse in een vreugdevolle situatie. Zij verheugen zich niet slechts over de grootse voorrechten die het overblijfsel reeds bezit, maar ook over de voorrechten die zij zelf door bemiddeling van het overblijfsel van de bruidsklasse hebben ontvangen.

14 Op het in 1935 gehouden congres in Washington, D.C., werd voor Jehovah’s volk de betekenis duidelijk van een wonderbaarlijke tekst waarin een verrukkelijke situatie werd voorzegd voor de „grote schare”, de metgezellen van de gezalfden. Zie hen daar staan „voor de troon [van Jehovah God] en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er [zijn] palmtakken in hun handen”! Luister naar wat zij met luide stem uitroepen zodat iedereen het kan horen: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam”! (Openbaring 7:9, 10) Zij hebben reeds geloof geoefend in „het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt”, en door bemiddeling van hem hebben zij zich aan Jehovah God opgedragen en zijn als symbool van die opdracht gedoopt (Johannes 1:29). Ja, destijds werden er op de dag nadat zij op vrijdag 31 mei 1935 de uitleg van Openbaring 7:9-17 hadden gehoord, 840 van die personen gedoopt.

15. Hoevelen zijn er sindsdien gedoopt, en hoe worden zij in Openbaring 7:14-17 afgebeeld?

15 Sinds dat congres in 1935 in Washington hebben meer dan drie miljoen mensen hetzelfde gedaan. Zij worden derhalve afgebeeld als gekleed in lange witte gewaden, die zij hebben gewassen in het reinigende bloed van het Lam. En zij hebben het vooruitzicht uit de grote verdrukking te komen die voor de gehele mensheid in het verschiet ligt, omdat zij gedurende die verdrukking goddelijke bescherming genieten (Matthéüs 24:21, 22). Om die reden worden zij afgebeeld als personen die zich in de geestelijke tempel van Jehovah bevinden en hem daar te zamen met het overblijfsel van de maagdenklasse aanbidden. — Openbaring 7:14-17.

16. Naar wie gaat dus overvloedige dank uit voor hun aandeel in verband met de vervulling van Matthéüs 24:14?

16 Overvloedige dank gaat dus uit naar de internationale, veeltalige „grote schare” voor het werkelijk enorme aandeel dat zij hebben gehad in de vervulling van de bij monde van de Bruidegom geuite profetie in Matthéüs 24:14!

„En de deur werd gesloten”

17. (a) Wanneer zal de deur naar de huwelijksfestiviteiten gesloten worden? (b) Wat moeten het overblijfsel van de maagdenklasse en hun „grote schare” metgezellen thans doen?

17 Wanneer precies het overblijfsel van de maagdenklasse de zaal voor de feestelijke huwelijksceremoniën zal zijn binnengegaan, waarna de deur wordt gesloten, is niet bekend. Maar dat moment is ongetwijfeld dichterbij dan ooit tevoren, en de tijd loopt ten einde! Het is derhalve passend dat Jezus de gelijkenis van de maagden besloot met de waarschuwende woorden: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur.” — Matthéüs 25:13.

18. (a) Met wie hebben de dwaze maagden zich nu vereenzelvigd? (b) Welk gedeelte van Jezus’ gelijkenis moeten zij binnenkort ervaren?

18 Om die reden zullen de dwaze maagden plotseling worden overvallen. Doordat zij de beleidvolle maagden hebben verlaten, zijn zij een deel van deze ten ondergang gedoemde wereld geworden en scharen zij zich onder alle andere religieaanhangers die zich daarbuiten in de steeds dieper wordende wereldomvattende duisternis bevinden. Zij zijn er derhalve toe bestemd datgene te ervaren wat de Bruidegom Jezus Christus met de volgende woorden van de gelijkenis omschreef: „Later kwamen ook de overige maagden en zeiden: ’Heer, heer, doe ons open!’ Hij gaf ten antwoord: ’Voorwaar, ik zeg u: Ik ken u niet.’” — Matthéüs 25:10-12.

19. Wie beelden de dwaze maagden derhalve af, en waarom zullen zij tot Babylon de Grote worden gerekend?

19 Voor die dwaze maagden wordt de deur naar het feest dus niet geopend. Zij vormen een goede afbeelding van degenen die er tijdens „het besluit van het samenstel van dingen” niet voor in aanmerking komen „het koninkrijk der hemelen” binnen te gaan (Matthéüs 24:3; 25:1). Omdat zij aan hun zelfgekozen vorm van religie vasthouden, zoals te kennen wordt gegeven door het feit dat zij naar de markt gaan om andere olie te kopen, worden zij tot Babylon de Grote gerekend.

20. (a) Wanneer de dwaze maagden zien dat de „tien horens” van het „wilde beest” zich tegen Babylon de Grote beginnen te keren, tot wie zullen zij zich dan wenden en op grond van welke bewering? (b) Waarom zullen zij desondanks vernietigd worden?

20 Als gevolg daarvan zullen zij wanneer het symbolische „wilde beest”, waarop de religieuze hoer rijdt, zich met zijn „tien horens” tegen haar keert, haar lot moeten delen (Openbaring 17:16). Wanneer zulke religieaanhangers, die door de vijf dwaze maagden worden afgebeeld, zien dat de sterke machten van het politieke element de Babylonische religie beginnen te verwerpen, zullen zij zich tot de Bruidegom-Koning wenden op grond van hun bewering dat zij tot de klasse van „het koninkrijk der hemelen” behoren en ervoor in aanmerking komen om te zamen met de beleidvolle maagden tot de geestelijke huwelijksfestiviteiten toegelaten te worden. Tot hun ontsteltenis zal degene die zij als „Heer” aanspreken, de Bruidegom Jezus Christus, weigeren hen te erkennen als personen die ervoor in aanmerking komen tot het hemelse koninkrijk te worden toegelaten. Ook hebben zij niet de hoop gekoesterd om te zamen met de „grote schare” eeuwig leven op aarde te ontvangen. Er blijft dus voor deze dwaze religieaanhangers niets anders over dan samen met het wereldrijk van valse religie, Babylon de Grote, vernietigd te worden!

21. (a) Welke handelwijze volgen de beleidvolle maagden en hun metgezellen met het oog op dat schrikaanjagende vooruitzicht? (b) In welke dienstvoorrechten hopen leden van de „grote schare” zich te verheugen?

21 Wat een schrikaanjagend vooruitzicht voor hen! Omdat het overblijfsel en hun schare metgezellen zich hiervan bewust zijn, zullen zij Jezus’ raad om ’waakzaam te blijven’, voortdurend ter harte nemen. Zij zullen altijd met Gods heilige geest vervuld zijn en het licht onbevreesd laten schijnen tot heerlijkheid van Jehovah God en Jezus Christus. Zij hebben de zekerheid dat vreugde hun beloning zal zijn! En leden van de „grote schare” wacht het vooruitzicht door de gehuwde Bruidegom-Koning in vorstelijke posities te worden aangesteld. — Jesaja 32:1; vergelijk Psalm 45:16.

22. (a) Van welk feit vormt de vervulling van de gelijkenis van de maagden een bevestiging? (b) Wie zullen zich over dit huwelijk van de Bruidegom-Koning en zijn maagdelijke bruid verheugen?

22 Deze vervulling van de gelijkenis van de tien maagden die zich helemaal tot onze tijd uitstrekt, vormt dus een bevestiging van het feit dat wij in „het besluit van het samenstel van dingen” leven. Wat kunnen wij dankbaar zijn dat er licht op ons heeft geschenen zodat wij dit bewijs van de nabijheid van het huwelijk van Jezus Christus met zijn voltallige bruidsklasse kunnen zien! Over dit hemelse huwelijk zullen zowel de hemel als de rechtvaardige „nieuwe aarde” zich met een onuitsprekelijke vreugde verheugen. — Openbaring 19:6-9.

[Studievragen]