De plaats van de jeugd in Gods regeling
Lied 183
De plaats van de jeugd in Gods regeling
1. In zijn regeling heeft God een plaats voor ieder;
’Loof mijn grote naam’, zegt hij tot jong en oud.
De reactie van de jongeren is prachtig:
Zij verkondigen wat God hun toevertrouwt.
Hun getuigenis is werk’lijk heel doeltreffend,
Net gekleed, goed voorbereid en zo beleefd!
In Jehovah’s ogen zijn zij uiterst kostbaar
Door hun dienst, die ook de oud’ren vreugde geeft.
2. Jong’ren, die Jehovah God hebt leren kennen,
Wat een blijde dag van zegen breekt er aan!
Stel je voor in ’t Paradijs te mogen leven,
Eeuwig in Jehovah’s gunst te mogen staan!
Nú nog kampen wij met druk en met verleiding
Van dit stelsel dat door God vernietigd wordt.
Vecht met alle macht, dan zul je overwinnen;
Blijf het Koninkrijk loyaal, schiet niet te kort.
3. Goede vrienden kan Gods volk de jong’ren bieden.
Waarom die dan in de wereld opgedaan?
Laat hen bezig zijn met alles wat hen opbouwt,
Constructieve dingen die in Gods Woord staan.
Bij problemen moeten zij personen zoeken
Die vol liefde naar hen luist’ren, met geduld.
Maar hun allergrootste Vriend blijft toch Jehovah,
Die zich warm en vol begrip aan hen onthult.
4. Wij zijn leden van de christ’lijke gemeente,
Waar Gods Zoon in al wat nodig is voorziet.
Laten wij daarom loyaal zijn zijde kiezen
Door de raad te volgen die hij ons thans biedt.
Laat je nimmer door de slechte wereld vormen,
Maar blijf rein van geest door Gods Woord en zijn kracht.
Mogen wij te zamen, jong en oud, getrouw zijn
En God loven, daar ons eeuwig leven wacht.