’God kan onmogelijk liegen’
Lied 149
’God kan onmogelijk liegen’
1. Daar Abraham trouw de beproeving doorstond,
Gaf God hem zijn zegening in een verbond.
Hij zag door geloof de vervulling daarvan;
Hij wist zeer beslist dat God nooit liegen kan.
2. Gods eed met betrekking tot Abrahams zaad
Toont de onveranderlijkheid van Zijn raad.
Put hieruit dus hoop en verheerlijk God dan,
Want hij is getrouw, daar hij nooit liegen kan.
3. God maakt door zijn eed ons geloof heel stabiel;
Wij hebben nu hoop als een anker der ziel.
Dus gaan wij trouw voort, ondanks druk, en zien dan
Hoe God ons steeds helpt, daar hij nooit liegen kan.
4. Jehovah is goed en waarachtig, altijd,
Stelt niemand teleur die zijn naam trouw belijdt.
Twee dingen, zijn woord en zijn eed, tonen dan
Hoe zeker het is dat God nooit liegen kan.