Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Goddelijk mededogen

Goddelijk mededogen

Lied 68

Goddelijk mededogen

(Kolossenzen 3:12)

1. Wil men werk’lijk Christus volgen,

Dan moet men meedogend zijn

Voor geliefden en voor vreemden,

Ja, voor ieder, groot en klein.

Jezus, onze Leraar,

Toonde dit duidelijk aan

Door een illustratie.

Laat die les u niet ontgaan!

2. Een Samaritaan, die reisde

Om naar Jericho te gaan,

Zag een jood toen hulp’loos liggen,

Zwaar gewond, van kleed ontdaan.

Vlug de man toen helpend

— Vooroordeel legde hij af —

Toonde hij zijn liefde,

Naar de wet die God eens gaf.

3. Dus wie is nu onze naaste?

Ieder die ons nodig heeft.

God is goed voor alle mensen,

Die hij zon en regen geeft.

God heeft mededogen;

Hij is beslist onze Vriend.

In zijn grote liefde

Schenkt hij goedheid, onverdiend.

4. Voedsel, kleding, moet men geven

Als de naaste die niet heeft.

Maar hij heeft nog meer behoefte

Aan Gods Woord, dat leven geeft.

Geef uw naaste kennis;

Zeg dat Gods rijk thans regeert.

Leer hem recht en waarheid,

Opdat hij Jehovah eert.