„Ik wil het”
Lied 156
„Ik wil het”
1. Jezus heeft veel liefde getoond:
Hij verliet de plaats waar God woont,
Heeft de mensen op aard Gods Woord duid’lijk verklaard,
Bracht de waarheid, al werd hij gehoond.
Hij schonk troost waar lijden bestond,
Maakte vele zieken gezond,
Bleef steeds trouw aan zijn opdracht van boven,
Zei: „Ik wil het” en bleef God loven.
2. Dank aan God, die zorgzaam beveelt
Dat zijn „slaaf” het voedsel verdeelt.
Met die „slaaf” dienen wij, staan behoeftigen bij,
Ook de zwakken, met Gods Woord dat heelt.
Laat uw liefde heel zuiver zijn,
Want Gods „schapen” wantrouwen schijn.
Dus als weduw’ en wees uw hulp vragen,
Zeg: „Ik wil het” en blijf hen schragen.
3. Liefde spoort tot prediken aan;
Onderwijs ook door t’rug te gaan.
Help wie zucht, kwijnt of treurt, vaak door wanhoop verscheurd;
Leer wie zoekt, toch Gods waarheid verstaan.
Wat een vreugd wordt steeds weer gesmaakt
Als de waarheidsboodschap hen raakt
En zij Gods heil’ge dienst gaan waarderen!
Uw „Ik wil het” deed hen God eren.