Jehovah’s opgedragenen
Lied 196
Jehovah’s opgedragenen
1. Opgedragen uit het hart
Blijft Gods natie, die volhardt,
Afgezonderd voorwaarts gaan
En trekt „schapen” tot God aan.
2. Thans is ook een ’grote schaar’
Die Gods gunst heeft, openbaar.
Door hun opdracht en hun doop
Wacht hun redding, troost en hoop.
3. Moedig brengen zij Gods woord,
Onbevreesd en onverstoord.
Met het „overblijfsel” trouw,
Lijken zij op ’druppels dauw’.
4. Al Gods „schapen”, voor zijn troon,
Volgelingen van zijn Zoon,
Schenkt God zegen, maakt hij vrij,
Want zij maken zijn hart blij.