Met Christus in het Paradijs
Lied 218
Met Christus in het Paradijs
1. ’Gij komt in ’t Paradijs met mij’.
Dit woord, dat Jezus troostend zei
Tot een der rovers aan de paal,
Geeft hoop, ons allemaal;
Gods Woord spreekt ware taal.
Dat doden opstaan, geeft ons moed;
De dood verliest zijn kracht voorgoed!
Geef dus, uit dank voor ’t Koninkrijk,
Steeds van uw liefde blijk;
Gods gunst maakt u dan rijk.
2. De „grote schare” wacht als prijs
Geluk in ’t aardse Paradijs;
En nu geen angst hun vree verstoort,
Gaan zij vrijmoedig voort,
Gehoorzaam aan Gods Woord.
Wij vragen God, in ned’righeid,
Om hem in alle eeuwigheid
Te mogen dienen, dag aan dag
Getrouw in ons gedrag,
Vol blijdschap en ontzag.
3. Die „schare” komt — hoe groots die prijs! —
Met Christus in het Paradijs.
De wond’ren die God thans verricht,
Zien zij in ’t waarheidslicht;
God schenkt hun helder zicht.
Goed nieuws van redding brengen zij;
Elk maakt het hart van mensen blij.
Zij doen Gods wil en hand’len wijs;
Zó winnen zij de prijs:
Het aardse Paradijs.