Onze Vader, Jehovah, verheerlijken
Lied 96
Onze Vader, Jehovah, verheerlijken
1. Uw schepping, Vader, zingt spontaan
Van heerlijkheid en wijsheid.
Uw wil deed al wat is, bestaan,
Hetgeen uw macht tentoonspreidt.
De gaven die uw hand ontsluit,
Zijn mild; u schenkt beloning.
Veel profetieën komen uit
Nu Christus heerst als Koning.
Een eng’lenkoor bezong uw eer
Bij Jezus’ komst op aarde.
U had ons zozeer lief, o Heer,
Dat u uw Zoon niet spaarde.
2. Wij leerden blij hoe het begon:
Uw Zoon volbracht zijn zending.
Toen hij de wereld overwon,
Nam ’s mensen lot een wending.
Hij heerst als Koning en erkent
Uw wil, die hij aanvaardde.
Uw voornemen maakt hij bekend
Aan allen hier op aarde.
Het stemt ons blij om dit bericht
Met ijver uit te dragen:
„De Heer Jehovah, God van Licht,
Zal alle smart verjagen.”
3. Spoort dit ons allen nu niet aan
U vreugde te bereiden,
Ons op te dragen en voortaan
Uw lof luid te verbreiden?
Uw naam verhogend, Soeverein,
Doen wij uw werk gedurig.
Mag onze liefde krachtig zijn,
De ijver altijd vurig.
Met hart, verstand en ziel, o Heer,
Besteden wij ons leven
Om u te dienen, tot uw eer
— Dat blijft ons ernstig streven.