„Van huis tot huis”
Lied 32
„Van huis tot huis”
1. Van huis tot huis, van deur tot deur,
Verbreiden wij Gods Woord,
Dat in elk dorp en elke stad
Door „schapen” wordt gehoord.
Dit goede nieuws van ’t Koninkrijk,
Naar Jezus heeft voorzegd,
Wordt over heel het rond der aard
Door Gods volk uitgelegd.
2. Van huis tot huis, van deur tot deur,
Wordt uit Gods Woord geleerd
Dat redding slechts geschonken wordt
Aan wie Zijn naam vereert.
Maar hoe is men hiertoe in staat
Als men die naam niet kent?
Maak dus vrijmoedig bij elk huis
Gods heil’ge naam bekend.
3. Wij treffen niet aan elke deur
Direct een horend oor.
Soms valt er wel een lelijk woord,
Maar wij gaan rustig door.
Zo was het ook in Jezus’ tijd:
Niet allen volgden hem.
Zijn „schapen” echter waren wijs
En hoorden naar zijn stem.
4. Kom daarom mee, van deur tot deur,
En draag Gods boodschap uit.
En wat het wordt: een „schaap” of „bok”,
Blijkt straks na hun besluit.
Gods naam wordt telkens toch genoemd;
Zijn waarheid dringt ook door,
Want steeds vindt u, van deur tot deur,
Bij „schapen” goed gehoor.