Aartsengel
Betekent ‘hoofd van de engelen’. Het voorvoegsel aarts- betekent ‘hoofd’ of ‘voornaamste’. Uit deze definitie en het feit dat ‘aartsengel’ in de Bijbel alleen in het enkelvoud voorkomt, blijkt dat er maar één aartsengel is. De Bijbel vermeldt de naam van de aartsengel: Michaël (Da 12:1; Ju 9; Opb 12:7).