VERHAAL 48
De verstandige Gibeonieten
VEEL steden in Kanaän maken zich nu klaar om tegen Israël te strijden. Zij denken dat zij wel kunnen winnen. Maar de mensen van de dichtbij gelegen stad Gibeon denken er anders over. Zij geloven dat God de Israëlieten helpt en zij willen niet tegen God strijden. Weet je wat de Gibeonieten daarom doen?
Zij doen net alsof zij heel ver weg wonen. Daarom trekken enkele mannen gerafelde kleren en afgedragen sandalen aan. Zij beladen hun ezels met versleten zakken en nemen wat oud, droog brood mee. Dan gaan zij naar Jozua en zeggen: ’Wij komen uit een heel ver land, want wij hebben over jullie grote God Jehovah gehoord. Wij hebben gehoord wat hij in Egypte allemaal voor jullie heeft gedaan. Daarom hebben onze leiders ons gezegd wat voedsel mee te nemen en naar jullie toe te gaan en te zeggen: „Wij zijn jullie knechten. Beloof ons dat jullie niet tegen ons zullen strijden.” Jullie zien dat onze kleren versleten zijn door de lange reis en dat ons brood oud en droog is geworden.’
Jozua en de andere leiders geloven de Gibeonieten. Daarom beloven zij dat zij niet tegen hen zullen strijden. Maar drie dagen later ontdekken zij dat de Gibeonieten heel dichtbij wonen.
’Waarom hebben jullie ons verteld dat jullie uit een ver land kwamen?’ vraagt Jozua hun.
De Gibeonieten antwoorden: ’Ons is verteld dat jullie God Jehovah beloofd heeft jullie het hele land Kanaän te geven. Wij waren dus bang dat jullie ons zouden doden.’ Maar de Israëlieten houden hun woord en zij doden de Gibeonieten niet. In plaats daarvan maken zij hen tot hun knechten.
De koning van Jeruzalem is boos dat de Gibeonieten vrede met Israël gesloten hebben. Daarom zegt hij tot vier andere koningen: ’Kom met mij tegen Gibeon strijden.’ Zo rukken deze vijf koningen op tegen Gibeon. Was het nu wel verstandig van de Gibeonieten om vrede met Israël te sluiten? Wij zullen zien.