Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Geesten hebben niet eerst op aarde geleefd

Geesten hebben niet eerst op aarde geleefd

Geesten bestaan! Er zijn in het onzichtbare geestenrijk zowel goede als slechte geesten. Zijn zij personen die op aarde hebben geleefd en er zijn gestorven?

Nee, dat zijn zij niet. Als iemand sterft, gaat hij of zij niet naar het geestenrijk, zoals veel mensen denken. Hoe weten wij dit? Omdat de bijbel het zegt. De bijbel is een waarheidsgetrouw boek dat afkomstig is van de enige ware God, wiens naam Jehovah is. Jehovah heeft de mens geschapen; hij weet heel goed wat er met mensen gebeurt wanneer zij sterven. — Psalm 83:18; 2 Timotheüs 3:16.

Adam ontstond uit stof en keerde terug tot stof

De bijbel zegt dat God Adam, de eerste mens, „uit stof van de aardbodem” formeerde (Genesis 2:7). God plaatste hem in het paradijs, de hof van Eden. Als Adam gehoorzaam was geweest aan Jehovah’s wet, zou hij niet zijn gestorven; hij zou nu nog steeds op aarde leven. Maar toen Adam moedwillig Gods wet overtrad, zei God tegen hem: „Gij [zult] tot de aardbodem [terugkeren], want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Genesis 3:19.

Wat betekent dit? Welnu, waar was Adam voordat Jehovah hem uit het stof schiep? Hij was nergens. Hij was geen ongeboren geest in de hemel. Hij bestond niet. Toen Jehovah dus zei dat Adam ’tot de aardbodem zou terugkeren’, bedoelde hij dat Adam zou sterven. Hij ging niet over naar het geestenrijk. Bij de dood werd Adam weer levenloos; opnieuw was het zo dat hij niet bestond. De dood is de afwezigheid van leven.

Maar hoe staat het met de anderen die zijn gestorven? Bestaan die ook niet? De bijbel antwoordt:

  • „Allen [zowel mensen als dieren] gaan naar één plaats. Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug.” — Prediker 3:20.

  • „De doden . . . zijn zich van helemaal niets bewust.” — Prediker 9:5.

  • „Hun liefde en hun haat en hun jaloezie zijn reeds vergaan.” — Prediker 9:6.

  • „Er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool [het graf], de plaats waarheen gij gaat.” — Prediker 9:10.

  • „[De mens] keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” — Psalm 146:4.

Alleen de levenden kunnen deze dingen doen

Hebt u er moeite mee deze schriftplaatsen te aanvaarden? Zo ja, beschouw dan het volgende eens: In veel gezinnen verdient de man geld om zijn huisgezin te onderhouden. Als de man sterft, krijgt zijn gezin het gewoonlijk moeilijk. Soms hebben zijn vrouw en kinderen niet eens genoeg geld om voedsel te kopen. Misschien zullen de vijanden van de man hen slecht behandelen. Vraag u nu eens af: ’Als die man in de geestenwereld in leven zou zijn, waarom blijft hij zijn gezin dan niet van het nodige voorzien? Waarom beschermt hij zijn gezin niet tegen slechte mensen?’ Omdat de Schrift gelijk heeft. Die man is levenloos en niet in staat iets te doen. — Psalm 115:17.

De doden kunnen de hongerigen niet helpen, noch slachtoffers van een slechte behandeling beschermen

Betekent dit dat de doden nooit meer zullen leven? Nee, dat niet. Wij zullen het later over de opstanding hebben. Het betekent echter wel dat dode mensen niet weten wat u doet. Zij kunnen u niet zien, u niet horen en niet met u praten. U hoeft niet bang voor hen te zijn. Zij kunnen u niet helpen en u ook geen schade berokkenen. — Prediker 9:4; Jesaja 26:14.