Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

DEEL 15

Wat zegt de Heilige Schrift over de Messias?

Wat zegt de Heilige Schrift over de Messias?

„Een profeet zal ik voor hen verwekken uit het midden van hun broeders, gelijk gij.” — DEUTERONOMIUM 18:18.

GOD heeft progressief bijzonderheden over de oorsprong en de rol van de Messias onthuld. Een greep daaruit:

Wat beloofde God aan Abraham in verband met de Messias?

God vertelde de gelovige Abraham dat de Messias, het beloofde „zaad”, een van zijn nakomelingen zou zijn. „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd” (Genesis 22:18).

Wat vertelde God aan Isaäk?

God herhaalde tegenover Isaäk de belofte die Hij aan Abraham had gedaan: „Ik wil de beëdigde verklaring die ik aan uw vader Abraham heb gezworen, gestand doen: ’(...) door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen’” (Genesis 26:3, 4).

Wat zei Mozes over de Messias?

Toen Israël op het punt stond het land van belofte binnen te gaan, zei Mozes tegen het volk: „Een profeet uit uw eigen midden, uit uw broeders, gelijk mij, zal Jehovah, uw God, voor u verwekken — naar hem dient gijlieden te luisteren” (Deuteronomium 18:15).

Wat beloofde God aan David in verband met de Messias?

„Ik [zal] stellig uw zaad na u verwekken, dat uit uw inwendige delen zal komen; en ik zal zijn koninkrijk waarlijk stevig bevestigen. (...) Uw troon zal er een worden die tot onbepaalde tijd stevig bevestigd is” (2 Samuël 7:12, 16).

„Ikzelf [zal] hem tot eerstgeborene stellen, tot de hoogste van de koningen der aarde. Tot onbepaalde tijd zal ik mijn liefderijke goedheid jegens hem bewaren, en mijn verbond zal getrouw zijn jegens hem. En ik zal zijn zaad stellig bevestigen tot in eeuwigheid en zijn troon als de dagen des hemels” (Psalm 89:27-29 [89:28-30]).

Hoe bevestigde de profeet Jeremia die beloften?

„’Ik [zal] voor David een rechtvaardige spruit doen ontspruiten,’ (...) want dit heeft Jehovah gezegd: ’In Davids geval zal er geen man worden afgesneden die op de troon van het huis van Israël zit’” (Jeremia 33:15, 17).

Hoe zou de Messias zijn?

„Op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van de vrees voor Jehovah. En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. (...) Tot hem zullen zelfs de natiën zich vragend wenden” (Jesaja 11:1, 2, 4, 10).

Waar zou de Messias geboren worden?

„Gij, o Bethlehem Efratha, die te klein zijt om onder de duizenden van Juda gerekend te worden, uit u zal mij voortkomen degene die heerser in Israël zal worden, wiens oorsprong is uit oude tijden, uit de dagen van onbepaalde tijd” (Micha 5:2 [5:1]).

Wanneer zou de Messias komen?

„Zeventig weken zijn vastgesteld (...) Vanaf het uitgaan van het woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op Messias de Leider, [zullen er] zeven weken, alsook tweeënzestig weken (...) zijn. (...) Na de tweeënzestig weken zal de Messias worden afgesneden, met niets voor zichzelf. En de stad en de heilige plaats zullen door het volk van een leider die komt, ten verderve worden gebracht. (...) En tot het einde zal er oorlog zijn” (Daniël 9:24-26). Zo werd voorzegd dat de Messias vóór de verwoesting van de tweede tempel zou verschijnen.

De „zeventig weken” — jaarweken, 490 jaar — begonnen in 455 v.Chr., het jaar waarin de Perzische koning Artaxerxes Nehemia machtigde om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen. De 69 weken „tot op Messias de Leider” eindigden in 29 n.Chr. *

Waarom zou de Messias moeten sterven?

Jesaja voorzei dat de Messias verworpen zou worden, „afgesneden uit het land der levenden”, en zijn leven zou dienen „tot een schuldoffer”. Hij zou „velen in een rechtvaardige positie brengen; en hun dwalingen [zou] hijzelf torsen” (Jesaja 52:13–53:12; Leviticus 7:1). Hij zou het slachtoffer verschaffen om „aan zonde een eind te maken en verzoening te doen voor dwaling” (Daniël 9:24).

Hoe zou de Messias „slachtoffer en offergave doen ophouden”? — Daniël 9:27.

Na het volmaakte slachtoffer van de Messias zouden er geen andere slachtoffers meer nodig zijn en ook niet meer door God verlangd worden. Daarom kon God toelaten dat de tempel werd verwoest en de slachtoffers daar ophielden.

^ ¶22 Zie Inzicht in de Schrift, Deel 2, blz. 1339-1344, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.