Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Eindnoten

Eindnoten

 1 PRINCIPES

Gods wetten zijn gebaseerd op zijn principes. Die principes zijn grondwaarheden die in de Bijbel staan. Ze helpen ons te begrijpen hoe God over dingen denkt. Principes helpen ons goede keuzes in het leven te maken en het juiste te doen. Ze zijn vooral nuttig in situaties waarvoor God geen wet heeft gegeven.

Hoofdstuk 1, alinea 8

 2 GEHOORZAAMHEID

Gehoorzaam zijn aan Jehovah betekent dat je bereidwillig doet wat hij van je vraagt. Jehovah wil dat je hem gehoorzaamt omdat je van hem houdt (1 Johannes 5:3). Als je van Jehovah houdt en hem vertrouwt, zul je in alle situaties zijn raad opvolgen. Je zult hem zelfs gehoorzamen als dat moeilijk is. Het is goed voor je om Jehovah te gehoorzamen, want hij leert je hoe je nu een goed leven kunt hebben en belooft je veel zegeningen voor de toekomst (Jesaja 48:17).

Hoofdstuk 1, alinea 10

 3 VRIJE WIL

Jehovah heeft elk mens een vrije wil gegeven, oftewel het vermogen om te kiezen. Hij heeft ons niet gemaakt als robots (Deuteronomium 30:19; Jozua 24:15). We kunnen onze vrijheid gebruiken om goede keuzes te maken. Maar als we niet voorzichtig zijn, kunnen we onverstandige keuzes maken. Omdat je een vrije wil hebt, moet je zelf beslissen of je trouw wilt zijn aan Jehovah en wilt bewijzen dat je echt van hem houdt.

Hoofdstuk 1, alinea 12

 4 MORELE NORMEN

Jehovah heeft ons morele normen of richtlijnen gegeven voor ons gedrag. De Bijbel vertelt wat die normen zijn en hoe ze ons helpen een goed leven te leiden (Spreuken 6:16-19; 1 Korinthiërs 6:9-11). Deze richtlijnen zijn een hulp om te weten wat Jehovah goed en fout vindt. Ze leren ons ook hoe we vriendelijk tegen anderen kunnen zijn, liefde kunnen tonen en goede beslissingen kunnen nemen. De normen van de wereld worden steeds lager, maar Jehovah’s normen veranderen niet (Deuteronomium 32:4-6; Maleachi 3:6). Als je je eraan houdt, word je beschermd tegen veel lichamelijke en emotionele schade.

Hoofdstuk 1, alinea 17

 5 GEWETEN

Het geweten is een gevoel vanbinnen waardoor je weet wat goed en fout is. Jehovah heeft alle mensen een geweten gegeven (Romeinen 2:14, 15). Het geweten werkt alleen goed als het gevormd wordt naar Jehovah’s morele normen. Als je je geweten zo vormt, kan het je helpen beslissingen te nemen waar Jehovah blij mee is (1 Petrus 3:16). Je geweten kan je waarschuwen als je op het punt staat een verkeerde keus te maken of ervoor zorgen dat je je schuldig voelt nadat je iets verkeerds hebt gedaan. Je geweten kan zwakker worden, maar met Jehovah’s hulp kun je daar iets aan doen. Een goed geweten geeft je innerlijke rust en zelfrespect.

Hoofdstuk 2, alinea 3

 6 ONTZAG VOOR JEHOVAH

Ontzag voor Jehovah houdt in dat je zo veel liefde en respect voor hem hebt dat je niets wilt doen dat hij afkeurt. Het helpt je het goede te doen en niet het slechte (Psalm 111:10). Zo’n ontzag motiveert je om goed te luisteren naar alles wat Jehovah zegt. Je diepe respect voor hem helpt je ook je beloften aan hem na te komen. Ontzag voor Jehovah heeft invloed op hoe je denkt, hoe je anderen behandelt en welke keuzes je elke dag maakt.

Hoofdstuk 2, alinea 9

 7 BEROUW

Berouw omvat het intense verdriet dat je voelt als je iets verkeerds hebt gedaan. Personen die van Jehovah houden vinden het heel erg als ze beseffen dat ze iets hebben gedaan dat tegen zijn normen ingaat. Als je iets verkeerds hebt gedaan, moet je Jehovah smeken of hij je wil vergeven op basis van Jezus’ loskoopoffer (Mattheüs 26:28; 1 Johannes 2:1, 2). Als je oprecht berouw hebt en ermee ophoudt het slechte te doen, kun je er zeker van zijn dat Jehovah je vergeeft. Je hoeft je niet meer schuldig te voelen over wat je in het verleden hebt gedaan (Psalm 103:10-14; 1 Johannes 1:9; 3:19-22). Je moet je uiterste best doen om van je fouten te leren, een verkeerde manier van denken te corrigeren en volgens Jehovah’s normen te leven.

Hoofdstuk 2, alinea 18

 8 UITSLUITING

Als iemand een ernstige zonde begaat, daar geen berouw van heeft en weigert zich aan Jehovah’s normen te houden, mag hij geen lid meer zijn van de gemeente. Hij moet uit de gemeente worden gesloten. Als iemand wordt uitgesloten, gaan we niet meer met die persoon om en praten we niet meer met hem (1 Korinthiërs 5:11; 2 Johannes 9-11). De uitsluitingsregeling beschermt Jehovah’s naam en de gemeente (1 Korinthiërs 5:6). Uitsluiting is ook een vorm van correctie: het kan iemand helpen berouw te krijgen, zodat hij bij Jehovah terug kan komen (Lukas 15:17).

Hoofdstuk 3, alinea 19

 9 INSTRUCTIES, LEIDING EN RAAD

Jehovah houdt van ons en wil ons graag helpen. Daarom geeft Jehovah ons instructies, leiding en raad via de Bijbel en via mensen die van Hem houden. Als onvolmaakte mensen hebben we die hulp heel hard nodig (Jeremia 17:9). Als je respect toont voor degenen die Jehovah gebruikt om ons te leiden en als je naar ze luistert, laat je zien dat je respect voor Jehovah hebt en hem wilt gehoorzamen (Hebreeën 13:7).

Hoofdstuk 4, alinea 2

 10 TROTS EN NEDERIGHEID

Omdat we onvolmaakt zijn, hebben we de neiging om egoïstisch en trots te worden. Maar Jehovah verwacht van ons dat we nederig zijn. Nederigheid kun je leren door jezelf met Jehovah te vergelijken en te beseffen hoe weinig je eigenlijk voorstelt (Job 38:1-4). Om nederig te worden, moet je ook leren om meer aan anderen en hun voordeel te denken dan aan jezelf. Iemand die trots is, denkt vaak dat hij beter is dan anderen. Iemand die nederig is, heeft een eerlijke kijk op zichzelf en ziet zowel zijn sterke als zijn zwakke punten. Hij is niet bang om fouten toe te geven, sorry te zeggen en tips en raad te aanvaarden. Een nederig persoon vertrouwt op Jehovah en volgt zijn leiding (1 Petrus 5:5).

Hoofdstuk 4, alinea 4

 11 GEZAG

Gezag is het recht om leiding te geven en beslissingen te nemen. Jehovah heeft het hoogste gezag in de hemel en op aarde. Omdat hij alles heeft geschapen, is hij de machtigste Persoon in het universum. Hij gebruikt zijn gezag altijd tot voordeel van anderen. Bepaalde mensen hebben van Jehovah de verantwoordelijkheid gekregen om ons leiding te geven. Zo hebben ouders, ouderlingen in de gemeente en de overheid een mate van gezag, en Jehovah wil dat we met ze samenwerken (Romeinen 13:1-5; 1 Timotheüs 5:17). Maar als de wetten van mensen in conflict komen met Gods wetten, zullen we God gehoorzamen in plaats van mensen (Handelingen 5:29). Als je het gezag accepteert van de mensen die Jehovah gebruikt, laat je zien dat je zijn beslissingen respecteert.

Hoofdstuk 4, alinea 7

 12 OUDERLINGEN

Jehovah gebruikt ervaren broeders als ouderlingen om voor de gemeente te zorgen (Deuteronomium 1:13; Handelingen 20:28). Ze helpen ons om onze band met Jehovah sterk te houden en hem op een vreedzame, georganiseerde manier te aanbidden (1 Korinthiërs 14:33, 40). Ouderlingen worden door de heilige geest aangesteld, want ze moeten voldoen aan specifieke vereisten in de Bijbel, die onder leiding van de heilige geest is geschreven (1 Timotheüs 3:1-7; Titus 1:5-9; 1 Petrus 5:2, 3). Omdat we Jehovah’s organisatie vertrouwen en willen steunen, werken we graag met de ouderlingen samen (Psalm 138:6; Hebreeën 13:17).

Hoofdstuk 4, alinea 8

 13 GEZINSHOOFD

Jehovah heeft ouders de verantwoordelijkheid gegeven om voor hun kinderen en het huishouden te zorgen. Maar volgens de Bijbel is de man het hoofd van het gezin. Als er geen vader in het gezin is, is de moeder het gezinshoofd. Het gezinshoofd heeft onder andere de verantwoordelijkheid zijn gezin eten, kleren en onderdak te geven. Het is heel belangrijk dat hij de leiding neemt in het aanbidden van Jehovah. Hij zal er bijvoorbeeld voor zorgen dat het gezin geregeld de bijeenkomsten van de gemeente bezoekt, in de velddienst gaat en samen de Bijbel bestudeert. Het gezinshoofd is ook eindverantwoordelijk voor het nemen van beslissingen. Hij probeert altijd Jezus na te volgen door vriendelijk en redelijk te zijn en nooit wreed of hard. Dat draagt bij aan een aangename sfeer waarin alle gezinsleden zich veilig voelen en kunnen werken aan hun band met Jehovah.

Hoofdstuk 4, alinea 12

 14 BESTURENDE LICHAAM

Het Besturende Lichaam is een groep mannen die de hoop hebben in de hemel te regeren en die door Jehovah worden gebruikt om het werk van zijn volk te leiden. In de eerste eeuw gebruikte Jehovah een besturend lichaam om aan de christelijke gemeente leiding te geven op het gebied van de aanbidding en de prediking (Handelingen 15:2). De groep broeders waaruit het Besturende Lichaam nu bestaat, neemt de leiding in het aansturen en beschermen van Gods volk. Bij het nemen van beslissingen vertrouwen deze broeders op de leiding van Gods Woord en zijn heilige geest. Jezus noemde deze groep gezalfde mannen ‘de getrouwe en beleidvolle slaaf’ (Mattheüs 24:45-47).

Hoofdstuk 4, alinea 15

 15 HOOFDBEDEKKING

Er kunnen momenten zijn waarop een zuster gevraagd wordt in de gemeente iets te doen dat normaal gesproken door een broeder wordt gedaan. Ze toont respect voor Jehovah’s regeling door een hoofdbedekking te dragen als ze zo’n taak doet. Maar dat hoeft alleen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld als ze een Bijbelstudie leidt waarbij haar man of een gedoopte broeder aanwezig is (1 Korinthiërs 11:11-15).

Hoofdstuk 4, alinea 17

 16 NEUTRALITEIT

We zijn neutraal, wat betekent dat we geen kant kiezen als het om politiek gaat (Johannes 17:16). Als Jehovah’s aanbidders ondersteunen we zijn Koninkrijk. Net als Jezus staan we neutraal tegenover politieke kwesties.

Jehovah vraagt van ons dat we ‘gehoorzaam zijn aan regeringen en autoriteiten’ (Titus 3:1, 2; Romeinen 13:1-7). Maar Gods wet zegt ook dat we niet mogen moorden. Het geweten van een christen staat hem dus niet toe mee te doen aan oorlog. En als een christen de mogelijkheid heeft om burgerdienst te doen als alternatief voor militaire dienst, moet hij erover nadenken of zijn geweten hem dat toestaat.

We aanbidden alleen Jehovah, want hij is onze Schepper. Hoewel we respect tonen voor nationale symbolen, zullen we dus niet de vlag groeten of het volkslied zingen (Jesaja 43:11; Daniël 3:1-30; 1 Korinthiërs 10:14). Als Jehovah’s aanbidders maken we ook de persoonlijke keus om niet te stemmen voor een politieke partij of kandidaat. We hebben namelijk al de kant van Gods regering gekozen (Mattheüs 22:21; Johannes 15:19; 18:36).

Hoofdstuk 5, alinea 2

 17 GEEST VAN DE WERELD

De wereld promoot Satans manier van denken. Die manier van denken is heel normaal onder mensen die niet van Jehovah houden en die zijn normen negeren (1 Johannes 5:19). Zulke gedachten en de daden die daar het gevolg van zijn, worden de geest van de wereld genoemd (Efeziërs 2:2). Jehovah’s aanbidders vechten om die geest te weerstaan (Efeziërs 6:10-18). We houden van Jehovah’s normen en doen ons uiterste best om aan zijn manier van denken vast te houden.

Hoofdstuk 5, alinea 7

 18 AFVALLIGHEID

Iemand die afvallig is, keert zich tegen de waarheid die in de Bijbel staat. Afvalligen komen in opstand tegen Jehovah en tegen Jezus, die is aangesteld als Koning van Gods Koninkrijk. Ook proberen ze anderen over te halen zich bij hen aan te sluiten (Romeinen 1:25). Ze willen twijfel zaaien in de geest van aanbidders van Jehovah. In de christelijke gemeente in de eerste eeuw werden sommigen afvallig en dat gebeurt ook in deze tijd (2 Thessalonicenzen 2:3). Personen die Jehovah trouw zijn, willen niets met afvalligen te maken hebben. We willen nooit toelaten dat we uit nieuwsgierigheid of onder druk van anderen over afvallige ideeën lezen of ernaar luisteren. We zijn trouw aan Jehovah en aanbidden alleen hem.

Hoofdstuk 5, alinea 9

 19 VERZOENING

Volgens de wet van Mozes moesten de Israëlieten Jehovah om vergeving van hun zonden vragen. Ze offerden in de tempel graan, olie en dieren om verzoening te krijgen. Op die manier werden ze eraan herinnerd dat Jehovah bereid was hun zonden te vergeven, zowel die van het hele volk als die van afzonderlijke personen. Later, nadat Jezus zijn leven had gegeven voor onze zonden, waren die zoenoffers niet meer nodig. Jezus bracht ‘eens en voor altijd’ het volmaakte slachtoffer (Hebreeën 10:1, 4, 10).

Hoofdstuk 7, alinea 6

 20 RESPECT VOOR DIEREN

Onder de wet van Mozes mochten mensen dieren als voedsel gebruiken. Ze kregen ook het gebod om dieren als offer te brengen (Leviticus 1:5, 6). Maar van Jehovah mochten ze dieren nooit wreed behandelen (Spreuken 12:10). Er waren zelfs wetten om dieren tegen wreedheid te beschermen. De Israëlieten moesten goed voor hun dieren zorgen (Deuteronomium 22:6, 7).

Hoofdstuk 7, alinea 6

 21 BLOEDFRACTIES EN MEDISCHE PROCEDURES

Bloedfracties. Bloed bestaat uit vier hoofdbestanddelen: rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes en plasma. Deze vier hoofdbestanddelen van bloed kunnen verder worden opgesplitst in kleinere deeltjes, die bloedfracties worden genoemd. *

Christenen aanvaarden geen transfusies van vol bloed of de vier hoofdbestanddelen ervan. Maar kunnen ze bloedfracties aanvaarden? De Bijbel gaat daar niet specifiek op in, dus elke christen moet zelf een beslissing nemen op basis van zijn door de Bijbel gevormde geweten.

Sommige christenen weigeren alle bloedfracties, omdat ze redeneren dat Gods wet aan Israël bepaalde dat al het bloed van een dier ‘op de grond uitgegoten’ moest worden (Deuteronomium 12:22-24).

Anderen maken een andere keus. Hun geweten staat hun toe om bepaalde bloedfracties te aanvaarden omdat ze vinden dat kleine fracties niet langer het leven vertegenwoordigen van het wezen waaruit het bloed genomen is.

Denk bij het nemen van een beslissing in verband met bloedfracties na over de volgende vragen:

  • Als ik alle bloedfracties weiger, besef ik dan dat ik daarmee ook bepaalde geneesmiddelen om ziekten te bestrijden of bloedingen te stoppen, weiger?

  • Hoe zou ik aan een arts uitleggen waarom ik één of meer bloedfracties wel of niet aanvaard?

Medische procedures. Als christenen zullen we geen bloed doneren en niet ons eigen bloed vóór een operatie laten opslaan. Maar er zijn nog meer procedures waarbij het bloed van de patiënt zelf wordt gebruikt. Elke christen moet zelf beslissen wat er tijdens een chirurgische procedure, medisch onderzoek of behandeling met zijn eigen bloed gedaan mag worden. Tijdens zulke procedures kan het zijn dat het bloed van de patiënt een tijdlang volledig van de patiënt gescheiden wordt. (Zie voor meer informatie De Wachttoren van 15 oktober 2000, blz. 30, 31.)

Er is bijvoorbeeld een procedure die hemodilutie wordt genoemd. Daarbij wordt vlak vóór de operatie een deel van het bloed van de patiënt uit het lichaam gehaald en vervangen door een vloeistof die het plasma aanvult. Later, tijdens of kort na de operatie, wordt het bloed weer aan de patiënt toegediend.

Een andere procedure is het gebruik van de cell-saver. Daarbij wordt het bloed dat de patiënt tijdens de operatie verliest, verzameld en gereinigd. Tijdens of kort na de operatie wordt het weer aan de patiënt toegediend.

De manier waarop deze technieken worden toegepast, kan per arts verschillen. Voordat een christen een chirurgische procedure, medisch onderzoek of behandeling aanvaardt, moet hij dus nagaan wat er precies met zijn bloed gedaan zal worden.

Als je een beslissing moet nemen over medische procedures waarbij je eigen bloed gebruikt wordt, vraag je dan af:

  • Als iets van mijn bloed buiten mijn lichaam wordt geleid en de circulatie ervan zelfs tijdelijk wordt onderbroken, laat mijn geweten dan toe dat ik dit bloed nog als een deel van mezelf zie, zodat het niet nodig is het ‘op de grond uit te gieten’? — Deuteronomium 12:23, 24.

  • Zou mijn door de Bijbel gevormde geweten er moeite mee hebben als tijdens een medische procedure iets van mijn eigen bloed wordt afgenomen, gemodificeerd en in mijn lichaam wordt teruggebracht of erop wordt aangebracht?

  • Als ik alle medische procedures weiger waarbij het gebruik van mijn eigen bloed betrokken is, besef ik dan dat ik ook bloedonderzoek, hemodialyse of het gebruik van een hart-longmachine weiger?

Voordat je een beslissing neemt over bloedfracties en medische behandelingen waarbij je eigen bloed gebruikt wordt, moet je om Jehovah’s leiding vragen en dan nazoekwerk doen (Jakobus 1:5, 6). Daarna moet je een beslissing nemen op basis van je door de Bijbel gevormde geweten. Je mag anderen niet vragen wat zij in jouw situatie zouden doen en anderen mogen ook niet proberen jouw beslissing te beïnvloeden (Romeinen 14:12; Galaten 6:5).

Hoofdstuk 7, alinea 11

 22 MORELE REINHEID

Moreel rein zijn houdt in dat je gedrag rein is in Gods ogen. Morele reinheid omvat wat je denkt, zegt en doet. Jehovah wil niet dat je je schuldig maakt aan seksuele onreinheid of immoraliteit (Spreuken 1:10; 3:1). Voordat je in de verleiding komt om iets verkeerds te doen, moet je al besluiten dat je je aan Jehovah’s reine normen zult houden. Je moet constant tot Jehovah bidden of hij je wil helpen om je geest zuiver te houden en je moet vastbesloten zijn om nee te zeggen tegen immorele verleidingen (1 Korinthiërs 6:9, 10, 18; Efeziërs 5:5).

Hoofdstuk 8, alinea 11

 23 SCHAAMTELOOS GEDRAG EN ONREINHEID

Schaamteloos gedrag omvat spraak of gedrag waarbij Gods normen op een ernstige manier overtreden worden en waaruit een schaamteloze houding blijkt. Iemand die zich schuldig maakt aan schaamteloos gedrag, toont geen respect voor Gods wetten en zal voor een rechterlijk comité in de gemeente moeten verschijnen. Onreinheid omvat allerlei zonden. Afhankelijk van de ernst van de situatie moeten sommige gevallen van onreinheid behandeld worden door een rechterlijk comité (Galaten 5:19-21; Efeziërs 4:19; zie voor meer informatie De Wachttoren van 15 juli 2006, ‘Vragen van lezers’).

Hoofdstuk 9, alinea 7; hoofdstuk 12, alinea 10

 24 MASTURBATIE

Het was Jehovah’s bedoeling dat seks een reine uiting van liefde binnen een huwelijk tussen een man en een vrouw zou zijn. Maar als iemand masturbeert, oftewel zijn of haar eigen geslachtsdelen misbruikt voor seksueel genot, gebruikt hij of zij seks op een onreine manier. Die gewoonte kan iemands band met Jehovah beschadigen. Hij of zij kan perverse verlangens ontwikkelen en een verwrongen kijk op seks krijgen (Kolossenzen 3:5). Iemand die deze onreine gewoonte heeft en moeite heeft om daarmee te stoppen, moet de moed niet opgeven (Psalm 86:5; 1 Johannes 3:20). Als dat voor jou geldt, bid dan oprecht tot Jehovah en vraag hem om hulp. Mijd porno en andere dingen die tot onreine gedachten leiden. Praat met je ouders als die Getuigen zijn of met een geestelijk volwassen vriend die respect heeft voor Jehovah’s wetten (Spreuken 1:8, 9; 1 Thessalonicenzen 5:14; Titus 2:3-5). Je kunt er zeker van zijn dat Jehovah ziet dat je moeite doet om moreel rein te blijven en dat hij daar waardering voor heeft (Psalm 51:17; Jesaja 1:18).

Hoofdstuk 9, alinea 9

 25 POLYGAMIE

Polygamie is het hebben van meer dan één huwelijkspartner. Het was Jehovah’s bedoeling dat het huwelijk een verbintenis tussen één man en één vrouw zou zijn. In het oude Israël mochten mannen meer dan één vrouw hebben, maar dat was niet Jehovah’s oorspronkelijke bedoeling. In deze tijd staat Jehovah polygamie niet meer toe onder zijn aanbidders. Een man mag maar één vrouw hebben en een vrouw maar één man (Mattheüs 19:9; 1 Timotheüs 3:2).

Hoofdstuk 10, alinea 12

 26 ECHTSCHEIDING EN UITEENGAAN

Het is Jehovah’s bedoeling dat een echtpaar bij elkaar blijft zolang ze leven (Genesis 2:24; Maleachi 2:15, 16; Mattheüs 19:3-6; 1 Korinthiërs 7:39). Hij staat echtscheiding alleen toe als een van de partners overspel heeft gepleegd. In zo’n geval geeft Jehovah de onschuldige partner het recht om te bepalen of hij of zij een echtscheiding aanvraagt (Mattheüs 19:9).

Sommige christenen hebben besloten bij hun partner weg te gaan zonder dat er immoraliteit heeft plaatsgevonden (1 Korinthiërs 7:11). In de volgende situaties kan een christen overwegen om uiteen te gaan zonder een officiële echtscheiding:

  • Moedwillig de onderhoudsplicht niet nakomen: Een man weigert om in materieel opzicht voor zijn gezin te zorgen, waardoor het gezin geen geld of eten meer heeft (1 Timotheüs 5:8).

  • Zware lichamelijke mishandeling: Iemand wordt door zijn of haar partner lichamelijk zo zwaar mishandeld dat hij of zij het gevoel heeft dat zijn of haar gezondheid of leven gevaar loopt (Galaten 5:19-21).

  • Iemands band met Jehovah absoluut in gevaar brengen: Iemand maakt het zijn of haar partner onmogelijk om Jehovah te dienen (Handelingen 5:29).

Hoofdstuk 11, alinea 19

 27 COMPLIMENTEN EN AANMOEDIGING

Iedereen heeft complimenten en aanmoediging nodig (Spreuken 12:25; 16:24). We kunnen elkaar sterken en troosten door vriendelijke dingen tegen elkaar te zeggen. Op die manier kunnen we onze broeders en zusters helpen te volharden en Jehovah ondanks moeilijkheden te blijven dienen (Spreuken 12:18; Filippenzen 2:1-4). Als iemand heel ontmoedigd is, moeten we respectvol naar hem luisteren en proberen te begrijpen hoe hij zich voelt. Dat is een hulp om te weten wat we kunnen zeggen of doen om hem te helpen (Jakobus 1:19). Stel je ten doel om je broeders en zusters goed te leren kennen zodat je echt begrijpt wat ze nodig hebben. Dan kun je ze helpen om nieuwe kracht te vinden bij de Bron van alle troost en aanmoediging (2 Korinthiërs 1:3, 4; 1 Thessalonicenzen 5:11).

Hoofdstuk 12, alinea 16

 28 TROUWDAG

De Bijbel geeft geen specifieke regels over de trouwdag. Plaatselijke gebruiken en wettelijke vereisten verschillen per land (Genesis 24:67; Mattheüs 1:24; 25:10; Lukas 14:8). Het belangrijkste onderdeel van de dag is het afleggen van de trouwbelofte, waarvan Jehovah getuige is. Veel echtparen kiezen ervoor hun familie en goede vrienden bij de huwelijksvoltrekking aanwezig te laten zijn. Vaak laten ze een ouderling een Bijbelse lezing houden. Het bruidspaar moet zelf bepalen wat voor receptie of feest ze daarna eventueel geven (Lukas 14:28; Johannes 2:1-11). Welke plannen een bruidspaar ook maakt voor hun trouwdag, ze moeten ervoor zorgen dat die dag tot eer van Jehovah is (Genesis 2:18-24; Mattheüs 19:5, 6). Bijbelse principes zijn een hulp om goede beslissingen te nemen (1 Johannes 2:16, 17). Als een bruidspaar ervoor kiest op hun receptie of feest alcohol te schenken, moeten ze voor goed toezicht zorgen (Spreuken 20:1; Efeziërs 5:18). Ook eventuele muziek en entertainment moeten tot eer van Jehovah zijn. Een christelijk bruidspaar moet niet alleen gefocust zijn op hun trouwdag maar vooral op hun band met Jehovah en met elkaar (Spreuken 18:22; zie voor meer adviezen De Wachttoren van 15 oktober 2006, blz. 18-31).

Hoofdstuk 13, alinea 18

 29 VERSTANDIGE BESLISSINGEN NEMEN

We willen graag goede beslissingen nemen op basis van de principes in de Bijbel. Stel dat je een huwelijkspartner hebt die geen Getuige is en dat die je vraagt om op een feestdag samen met familieleden te eten. Wat moet je dan doen? Als je geweten je toestaat om te gaan, kun je aan je partner uitleggen dat je niet aan eventuele heidense gebruiken zult meedoen. Je moet ook afwegen of anderen er aanstoot aan zullen nemen als je naar het etentje gaat (1 Korinthiërs 8:9; 10:23, 24).

Of misschien wil je werkgever je tijdens de feestdagen een cadeau of een bonus geven. Moet je die weigeren? Niet per se. Je beslissing kan gedeeltelijk afhangen van hoe je werkgever hierover denkt. Ziet hij de bonus als onderdeel van de viering? Of wil hij je gewoon bedanken voor je werk? Aan de hand van deze en andere factoren moet je beslissen of je de bonus zult aannemen.

Het kan ook zijn dat iemand je tijdens de feestdagen een cadeau geeft en zegt: ‘Ik weet dat je deze feestdag niet viert, maar ik wil je dit toch geven.’ Misschien wil de persoon gewoon aardig zijn. Of heb je reden om te denken dat hij je geloof uittest of probeert om je bij de feestdag te betrekken? Denk daarover na en besluit dan of je het cadeau wel of niet aanneemt. We willen altijd beslissingen nemen waarbij we een goed geweten houden en Jehovah trouw blijven (Handelingen 23:1).

Hoofdstuk 13, alinea 22

 30 ZAKELIJKE EN JURIDISCHE KWESTIES

Als meningsverschillen snel en vreedzaam worden aangepakt, zullen ze meestal niet uit de hand lopen (Mattheüs 5:23-26). Voor christenen moeten het eren van Jehovah en de eenheid van de gemeente het allerbelangrijkst zijn (Johannes 13:34, 35; 1 Korinthiërs 13:4, 5).

Als christenen een meningsverschil over een zakelijke kwestie hebben, moeten ze proberen dat op te lossen zonder naar de rechtbank te stappen. In 1 Korinthiërs 6:1-8 staat Paulus’ raad over rechtszaken tussen christenen. Als we een geloofsgenoot voor de rechter slepen, kan dat Jehovah en de gemeente een slechte naam bezorgen. In Mattheüs 18:15-17 staan drie stappen die christenen moeten volgen bij ernstige beschuldigingen, bijvoorbeeld van laster of bedrog: (1) Ze moeten eerst proberen de kwestie onderling op te lossen. (2) Als dat niet werkt, kunnen ze een of twee geestelijk volwassen leden van de gemeente om hulp vragen. (3) Als het dan nog nodig is, kunnen ze het lichaam van ouderlingen vragen de kwestie te behandelen. Als het zover komt, zullen de ouderlingen de personen proberen te helpen om Bijbelse principes toe te passen en een vreedzame oplossing te vinden. Als iemand niet bereid is om zich aan Bijbelse normen te houden, moeten de ouderlingen misschien rechterlijk optreden.

Er zijn situaties waarin een rechtszaak wettelijk gezien nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om een echtscheiding, ouderlijk gezag, alimentatie, een vergoeding van een verzekering, een faillissement of een testament. Als een christen naar de rechter stapt om zo’n kwestie zo vreedzaam mogelijk op te lossen, gaat hij niet tegen Paulus’ raad in.

Als er een ernstig misdrijf wordt gepleegd, zoals verkrachting, kindermisbruik, een grote diefstal, geweldpleging of moord, gaat een christen die hiervan aangifte doet bij de overheid niet in tegen de raad van Paulus.

Hoofdstuk 14, alinea 14

 31 SATANS METHODEN

Al in de tuin van Eden bedroog Satan mensen en dat probeert hij nog steeds (Genesis 3:1-6; Openbaring 12:9). Hij weet dat als het hem lukt om onze manier van denken te vervormen, hij ons ertoe kan overhalen het slechte te doen (2 Korinthiërs 4:4; Jakobus 1:14, 15). Hij gebruikt politiek, religie, handel, entertainment, onderwijs en allerlei andere dingen om zijn manier van denken te promoten en aanvaardbaar te laten lijken (Johannes 14:30; 1 Johannes 5:19).

Satan weet dat hij niet veel tijd meer heeft om mensen te bedriegen. Daarom doet hij zijn uiterste best om zo veel mogelijk mensen te misleiden. Hij wil vooral aanbidders van Jehovah misleiden (Openbaring 12:12). Als we niet oppassen, kan Satan onze manier van denken geleidelijk vervormen (1 Korinthiërs 10:12). Een voorbeeld: Jehovah ziet het huwelijk als een blijvende verbintenis (Mattheüs 19:5, 6, 9). Maar tegenwoordig zien veel mensen het huwelijk als een tijdelijke overeenkomst die makkelijk verbroken kan worden. En dat idee wordt ook door veel films en tv-programma’s gepromoot. We moeten oppassen dat we ons niet laten beïnvloeden door de kijk die de wereld op het huwelijk heeft.

Nog een manier waarop Satan ons probeert te bedriegen is door een onafhankelijke houding te promoten (2 Timotheüs 3:4). Als we niet oppassen, kunnen we ons respect verliezen voor het gezag van degenen die Jehovah heeft aangesteld. Een broeder kan bijvoorbeeld moeite krijgen met de instructies of raad van de ouderlingen (Hebreeën 12:5). Of een zuster kan gaan twijfelen aan Jehovah’s gezagsregeling voor het gezin (1 Korinthiërs 11:3).

We moeten vastbesloten zijn onze manier van denken niet te laten beïnvloeden door de Duivel. We willen Jehovah navolgen in onze gedachten en we willen onze geest ‘richten op de dingen die boven zijn’ (Kolossenzen 3:2; 2 Korinthiërs 2:11).

Hoofdstuk 16, alinea 9

 32 MEDISCHE BEHANDELINGEN

Iedereen wil graag gezond zijn en als hij ziek is de beste medische zorg krijgen (Jesaja 38:21; Markus 5:25, 26; Lukas 10:34). Tegenwoordig bieden artsen en anderen allerlei behandelingen aan. Bij het kiezen van een behandeling is het belangrijk om je aan Bijbelse principes te houden. Bedenk dat we pas onder Gods Koninkrijk voorgoed gezond zullen zijn. Wees niet zó gefocust op je gezondheid dat je je aanbidding van Jehovah verwaarloost (Jesaja 33:24; 1 Timotheüs 4:16).

Volg geen behandelingen waarbij kracht van demonen gebruikt lijkt te worden (Deuteronomium 18:10-12; Jesaja 1:13). Voordat je aan een behandeling of medicijn begint, moet je dus uitzoeken wat erachter zit en welke manier van denken erdoor wordt gepromoot (Spreuken 14:15). Vergeet niet dat Satan ons graag zover wil krijgen dat we bij demonisme betrokken raken. Als je zelfs maar het vermoeden hebt dat een behandeling met demonisme te maken heeft, kun je die beter vermijden (1 Petrus 5:8).

Hoofdstuk 16, alinea 18

^ Sommige artsen zien de vier hoofdbestanddelen van bloed ook als fracties. Het kan dus nodig zijn om uit te leggen dat je ervoor kiest geen transfusies te aanvaarden van vol bloed of van de vier hoofdbestanddelen ervan, namelijk rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes en plasma.