RESULTATEN UIT HET WERELDWIJDE VELD
Afrika
-
LANDEN 58
-
BEVOLKING 979.685.702
-
VERKONDIGERS 1.363.384
-
BIJBELSTUDIES 3.265.314
„Ik ben klaar om Babylon de Grote te verlaten”
Thomson, een jonge man in Oeganda, had schoon genoeg van religie. Hij was geschokt dat de geestelijken zo op geld uit waren en ging nooit meer naar een religieuze dienst. Toch bleef hij dagelijks in zijn bijbel lezen. Vooral het boek Openbaring fascineerde hem en hij probeerde het te verklaren, waarbij hij in een boekje aantekeningen maakte. Toen een broeder Thomson ontmoette Wat leert de bijbel echt? Hij las het in één avond uit. De volgende dag kreeg de broeder een mailtje dat luidde: „Ik dank de Heer voor de informatie die u me gegeven hebt. Ik ben klaar om Babylon de Grote te verlaten.” Thomson vroeg om alle publicaties die in de voetnoten en de Appendix van het boek vermeld worden. Hij ging helemaal op in zijn Bijbelstudie, maakte snelle vorderingen en werd in 2012 op het „Beveilig je hart!”-congres gedoopt. In maart 2013 ging Thomson in de gewone pioniersdienst om anderen te helpen er de noodzaak van in te zien Babylon de Grote te verlaten.
op zijn werk, een kleine bouwplaats, zag hij hem in zijn bijbel lezen. Er volgde een geanimeerd gesprek en Thomson nam het boekAcht broeders hebben met hem gestudeerd
Jimmy groeide op in Port Louis, de hoofdstad van Mauritius. Toen hij zestien was, begon hij te drinken en het duurde niet lang of hij was elke dag dronken. Onder invloed van alcohol verloor hij vaak zijn zelfbeheersing en hij belandde een aantal keren in de gevangenis. Soms dronk hij op een dag wel drie flessen rum en rookte hij zestig sigaretten. Als zijn geld op was, dronk hij spiritus. Hij dronk zelfs de eau de cologne van zijn moeder. Toen iemand tegen hem zei dat hij eruitzag als een levend lijk, liet hij zich in een afkickcentrum opnemen. Hij bleef er anderhalf jaar, maar zonder succes.
Uiteindelijk maakte Jimmy kennis met Jehovah’s Getuigen en stemde hij in met een Bijbelstudie. Af en toe liep hij bij de studie weg om iets te gaan drinken. In de loop van de tijd hebben acht broeders met hem gestudeerd. Jimmy besefte ten slotte dat hij zijn manier van leven moest veranderen. Hij zei: „Ik had het gevoel dat het geestelijke zwaard uit Hebreeën 4:12 mijn hart doorboorde. Toen ik op een dag in mijn bijbel las, kwam ik Spreuken 24:16 tegen, waar staat: ’De rechtvaardige kan wel zevenmaal vallen, en hij zal stellig opstaan.’ Dat was het keerpunt in mijn leven.” Na bij zeven broeders die met hem studeerden ’gevallen’ te zijn, was Jimmy vastbesloten te veranderen en met de hulp van de achtste broeder ’op te staan’. Jimmy smeekte Jehovah om kracht, ging naar de gemeentevergaderingen en brak met zijn slechte gewoonten. Hij werd in 2003 gedoopt en ging in 2012 in de gewone pioniersdienst. Hij is nu dienaar in de bediening in een gemeente op het eiland Rodrigues.
„Jehovah en de engelen zullen mijn vrienden zijn”
De zeventigjarige Mary in Kenia was haar hele leven lid geweest van de presbyteriaanse kerk. Ze was goed in het inzamelen van geld en had een van de plaatselijke kerken helpen bouwen. Toen een van haar zoons een Getuige werd, was ze daar niet blij mee. Hij nodigde haar vaak voor de vergaderingen uit, maar Mary weigerde erheen te gaan en zei dan dat ze de Bijbelse boodschap in haar eigen taal, het Kikuyu, wilde horen en niet in het Swahili. Uiteindelijk ging Mary in op een uitnodiging om een districtscongres bij te wonen dat in het Kikuyu gehouden zou worden. Op het congres zat ze in het gedeelte voor de ouderen. Ze was diep onder de indruk van de vriendelijke en liefdevolle manier waarop ze behandeld werd. Mary zei dat ze in haar kerk nooit zo’n liefde had ondervonden. Ze luisterde aandachtig naar alle lezingen en was blij met wat ze hoorde. Toen haar een
Na een paar maanden gestudeerd te hebben, besloot Mary dat ze een Getuige van Jehovah wilde worden en ze liet zich dus uit haar kerk uitschrijven. De kerkleiders waren woedend. Ze lieten een predikant uit de hoofdstad Nairobi komen om met haar te praten. Die probeerde Mary ertoe te bewegen de kerk niet te verlaten, maar ze bleef bij haar besluit. „Wie zullen je vrienden zijn als je de kerk verlaat?”, vroeg hij. „Je hebt veel vrienden en buren die tot de kerk behoren.”
„Jehovah en de engelen zullen mijn vrienden zijn,” antwoordde Mary, „en de Getuigen ook.”
Het lukte de predikant niet Mary op andere gedachten te brengen en hij vertrok. Mary maakt nog steeds goede vorderingen met haar Bijbelstudie en bezoekt alle vergaderingen, ook al moet ze daar een hele afstand voor afleggen. Toen ze onlangs niet met het openbaar vervoer naar de vergadering kon, liep ze twee uur in de regen om er toch bij te zijn. Ondanks tegenstand van buren is ze vastbesloten zich te laten dopen.
De voorgangster lichtte haar een beentje!
De veertienjarige Ashton woont in Kameroen. Toen ze de Bijbel begon te bestuderen met Jehovah’s Getuigen, kreeg ze felle tegenstand van de oom en tante bij wie ze woont. Ze stonden erop dat ze met hen naar de diensten van de pinkstergemeente ging. Tijdens een van de diensten legde de voorgangster haar handen op het hoofd van de aanwezigen om de ’geest’ over te dragen, waardoor ze omvielen. Ashton viel niet. De voorgangster bad en bad, maar Ashton bleef staan. Dus lichtte de voorgangster haar een beentje zodat ze viel! Toen Ashton thuiskwam, vertelde ze haar oom en tante wat er was gebeurd, maar ze geloofden haar niet. Ze besloot ter plekke dat ze nooit meer naar de kerk zou gaan. Ondanks de tegenstand en de beledigingen van haar familie en buren bezoekt ze nog steeds de vergaderingen in de Koninkrijkszaal.
Een uitnodiging van een peuter
Hoewel Anilpa pas zeventien maanden telde, had ze vorig jaar een ijverig aandeel aan de actie om anderen uit te nodigen voor het districtscongres in Angola. Het was Anilpa’s ’taak’ op de deur te kloppen en de huisbewoner dan een uitnodiging te geven, terwijl haar moeder in het kort de reden voor hun bezoek uitlegde. In haar enthousiasme was Anilpa niet altijd bereid te wachten tot haar moeder klaar was voordat ze op de volgende deur begon te kloppen. Ze maakte veel indruk op de huisbewoners. Op de laatste dag van het congres bijvoorbeeld kwam er een vrouw naar de kleine Anilpa toe die zei: „Ik heb je gezocht.
Ik ben zo blij dat ik je gevonden heb, want jij hebt me uitgenodigd voor het congres.”De onderdrukking moe
In augustus 2012 ontmoetten verkondigers uit gemeente Antaviranambo op Madagaskar een groep mensen die zeiden dat ze Jehovah’s Getuigen wilden worden. Ze voelden zich onderdrukt door hun kerkleiders, die zelf niet deden wat ze onderwezen. De kerkleden zeiden dat hun kerken geen programma hadden om hen over de Bijbel te onderwijzen en geen publicaties om hun leerstellingen uit te leggen. Het lidmaatschap van de kerken was duur, en er was geen echte broederschap en geen teken van ware christelijke liefde. Ze zeiden ook dat ze wisten dat Jehovah’s Getuigen die problemen niet hadden.
Later schreef de groep naar het bijkantoor. In de brief stond: „Hiermee willen we u in kennis stellen van onze wens Jehovah te dienen. Maar we wonen ver weg. Sommigen van ons moeten negen tot vijftien uur lopen om op de vergaderingen te komen. Daarom smeken we u
alstublieft iemand te sturen om ons te helpen de Bijbel te bestuderen. We kunnen onze wens om Jehovah van ganser harte te dienen niet vervullen als u ons niet wat hulp geeft om onze liefde voor hem sterker te maken. We zijn met 215 personen uit minstens drie dorpen. We hebben tot verschillende godsdiensten behoord maar nu willen we allemaal heel graag Jehovah met heel ons hart dienen en gehoorzamen. We vertrouwen erop dat u ons zult helpen.”De broeders gingen op weg om deze groep te ontmoeten. Het was negen uur lopen naar het eerste dorp. Daar hielden ze een vergadering, die door 65 geïnteresseerden werd bijgewoond. Het nieuws verbreidde zich snel en mensen uit andere dorpen gaven de wens te kennen ook bezocht te worden en in de Bijbel te worden onderwezen. Dus liepen de broeders nog eens vier uur naar een tweede dorp en hielden een vergadering waar ruim tachtig personen aanwezig waren. Daar ontmoetten ze anderen die hun smeekten naar hun dorp te komen, nog eens twee uur lopen. De broeders voldeden gewillig aan hun verzoek en hielden ook daar een vergadering. Daar waren meer dan vijftig aanwezigen.
Bij twee verschillende gelegenheden kwamen ruim dertig van deze dorpelingen naar het congres in Mahanoro, waarvoor ze anderhalve dag heen en anderhalve dag terug moesten lopen. Vijfentwintig van hen — echtparen, hele gezinnen en ouderen — kwamen voor het bezoek van de kringopziener. Ze logeerden allemaal in één huis, waar ze tot laat in de avond praatten over wat ze geleerd hadden en vragen stelden. De dorpelingen zeiden dat nog veel meer mensen zich bij de Getuigen wilden aansluiten omdat ze het moe waren door hun religieuze leiders onderdrukt te worden.