IN 1970 werkte ik voor een Britse mijnonderneming in Tongo Fields, een diamantrijk gebied ten noorden van Kenema. In mijn vrije tijd zocht ik ook diamanten. Als ik mijn eigen stenen had gevonden, dofte ik me op en haastte me naar Kenema om de edelstenen te verkopen en de bloemetjes buiten te zetten.

In 1972 maakte ik kennis met Jehovah’s Getuigen en begon ik de Bijbel te bestuderen. Vijf maanden later kwam ik voor de doop in aanmerking. Omdat ik geen vakantiedagen meer had, vroeg ik een collega mijn shift waar te nemen zodat ik naar het districtscongres kon gaan en gedoopt kon worden. Hij stemde ermee in op voorwaarde dat ik hem één week salaris zou geven. Mijn doop betekende meer voor me dan geld, dus ik ging graag op zijn aanbod in. Toen ik van het congres terugkwam, zei hij me dat ik mijn loon mocht houden omdat het  dienen van God het enig juiste was. Zes maanden later zei ik mijn goedbetaalde baan op om schatten in de hemel te vergaren als speciale pionier (Matth. 6:19, 20).

Ik heb achttien jaar in diverse delen van het land als speciale pionier en kringopziener gediend. Ondertussen trouwde ik met Christiana, een loyale partner die een grote steun voor me was, en we werden gezegend met een dochter, Lynette.

Tijdens de burgeroorlog in Sierra Leone pionierden Christiana en ik in Bo, dat in een ander diamantrijk gebied ligt. Hier vonden we veel geestelijke ’diamanten’: oprechte christelijke discipelen. Binnen vier jaar groeide onze gemeente met meer dan 60 procent. Nu telt Bo drie welvarende gemeenten.

In 2002 werd ik uitgenodigd om lid te worden van het bijkantoorcomité van Sierra Leone. Christiana en ik wonen in de buurt van Bethel. Ik ga elke dag op Bethel werken, terwijl Christiana als speciale pionier dient. Lynette werkt op Bethel in het Krio vertaalteam.

Eens droomde ik ervan letterlijke diamanten te vinden, maar ik heb iets veel beters gevonden: geestelijke rijkdom. Ik heb ook achttien geestelijke ’diamanten’ of ware christelijke discipelen gedolven. Jehovah heeft me echt enorm gezegend.