Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

DOMINICAANSE REPUBLIEK

Blijvers

Blijvers

Zij vonden de waarheid

Juana Ventura begon te studeren terwijl de prediking verboden was en liet zich in 1960 dopen in de Ozamarivier. Op een bepaald moment wilde een protestantse predikant in Santo Domingo haar gevangen laten nemen omdat ze volgens hem ‘zijn parochianen afpakte’. In een poging de Getuigen als leugenaars te bestempelen en Juana’s goede naam te schaden, vroeg de predikant haar om in zijn parochie vragen over haar nieuwe geloof te beantwoorden.

’Hij stelde me drie vragen’, vertelt Juana. ‘“Waarom stemmen jullie niet? Waarom doen jullie niet mee aan oorlogen? Waarom noemen jullie je Jehovah’s Getuigen?” Terwijl ik aan de hand van de Bijbel antwoord gaf, zochten alle parochianen de Bijbelteksten op en waren ze verbaasd over wat ze lazen. Velen beseften dat ze de waarheid hadden gevonden. De hele groep begon te studeren en uiteindelijk droegen 25 van hen zich aan Jehovah op.’ Deze indrukwekkende gebeurtenis gaf een impuls aan het werk in Santo Domingo.

Jehovah’s Getuigen zijn blijvers

De moord op Trujillo had op politiek gebied veel negatieve gevolgen. In het Engelse Jaarboek van 1963 stond: ‘Er waren een heleboel soldaten op straat en stakingen en geweld waren aan de orde van de dag.’ Ondanks de politieke onrust ging het predikingswerk verder, en tegen het einde van het dienstjaar 1963 werd een hoogtepunt van 1155 verkondigers bereikt.

Toen Nathan Knorr, van het internationale hoofdkantoor, in 1962 de Dominicaanse Republiek bezocht, regelde hij de aankoop van een stuk grond voor de bouw van een groter bijkantoor van twee verdiepingen en een Koninkrijkszaal. Zo zou de snelle toename in het veld opgevangen kunnen worden. Op zaterdag 12 oktober 1963 hield broeder Frederick Franz, ook van het internationale hoofdkantoor, de inwijdingslezing. Het was duidelijk dat Jehovah’s Getuigen van plan waren in de Dominicaanse Republiek te blijven. Kort na de inwijding arriveerden Harry en Paquita Duffield, de laatste Gileadzendelingen die Cuba werden uitgezet.

Groei ondanks revolutie

Op 24 april 1965 brak er in het land een revolutie uit. In de moeilijke periode daarna floreerde Jehovah’s volk op geestelijk gebied. Tegen 1970 waren er 3378 verkondigers in 63 gemeenten. Meer dan de helft van hen had zich in de laatste vijf jaar bij de organisatie aangesloten. Het Jaarboek van 1973 vermeldde: ‘Ze kwamen uit alle rangen en standen: automonteurs, boeren, buschauffeurs, boekhouders, aannemers, timmerlieden, advocaten, tandartsen, ja, en ex-politici — allen door liefde voor de waarheid en liefde voor Jehovah met elkaar verenigd.’