DOMINICAANSE REPUBLIEK
De Koninkrijkshoop is geen droom
Efraín De La Cruz
-
GEBOREN 1918
-
GEDOOPT 1949
-
BIJZONDERHEDEN Ook al werd hij in zeven gevangenissen opgesloten en wreed geslagen, hij bleef vastbesloten om het goede nieuws van Gods Koninkrijk te prediken.
SAMEN met mijn vrouw, Paula, en mijn dochter begon ik in 1948 vergaderingen van Jehovah’s Getuigen bij te wonen in Blanco Arriba. We sloegen nooit een vergadering over, ook al moesten we daarvoor heen en terug 40 kilometer lopen. Op 3 januari 1949 werden Paula en ik gedoopt.
Een halfjaar later werd ik samen met anderen uit de gemeente gearresteerd en veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. We moesten op de grond slapen en kregen per dag maar één maaltijd, die uit groene bananen en thee bestond. Toen we vrijgelaten werden, bedreigden regeringsambtenaren ons. Ze gingen ervan uit dat we zouden stoppen met prediken. Maar zodra we thuis waren, hervatten we in het geheim onze vergaderingen en prediking. Omdat regeringsagenten ons voortdurend in de gaten hielden, vergaderden we in woningen, in koffievelden of op boerderijen. In
plaats van steeds op dezelfde plek bijeen te komen, deelden we aan het eind van de vergadering mee waar we de volgende keer zouden samenkomen. We predikten allemaal afzonderlijk. We droegen werkkleding en maakten geen gebruik van onze lectuur of de Bijbel. Toch werd ik in de periode van 1949 tot 1959 in zeven gevangenissen opgesloten, telkens voor een periode van drie tot zes maanden.Ik moest heel voorzichtig zijn want ik werd zelfs door enkele familieleden vervolgd. Om niet ontdekt te worden, sliep ik in de bergen of op een boerderij. Toch werd ik soms nog opgepakt. Na een van mijn arrestaties werd ik naar de gevangenis La Victoria in Ciudad Trujillo gestuurd, waar vijftig tot zestig gevangenen in één cel werden gestopt. We kregen er twee maaltijden per dag: in de ochtend grof maismeel en ’s middags een kleine portie rijst met bonen. Natuurlijk spraken alle Getuigen met hun medegevangenen over de waarheid. We hielden ook regelmatig vergaderingen, waarbij we Bijbelteksten citeerden en onze velddienstervaringen vertelden.
Tijdens mijn laatste gevangenisstraf sloeg een soldaat me met een geweerkolf op mijn hoofd en mijn ribben. Hoewel ik nog steeds last heb van de fysieke gevolgen van die afranseling en andere mishandelingen, versterkten deze beproevingen mijn geloof, volharding en vastberadenheid om Jehovah te dienen.
Ik ben nu 96 jaar oud en dienaar in de gemeente. Ik kan geen lange afstanden meer lopen, maar wanneer ik voor mijn huis zit, predik ik tegen iedereen die voorbijkomt. De Koninkrijkshoop is geen droom voor mij — het is een realiteit. Ik vertel er al meer dan zestig jaar over. De nieuwe wereld is voor mij nog even reëel als de eerste dag dat ik erover hoorde. *
^ ¶3 Efraín De La Cruz overleed terwijl er aan dit verslag werd gewerkt.