Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

DOMINICAANSE REPUBLIEK

Risico gearresteerd te worden

Risico gearresteerd te worden

‘Zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven’

Het was van levensbelang dat Jehovah’s trouwe aanbidders tijdens het verbod geestelijk gevoed bleven, ook al was het voor ware christenen in het land een gevaarlijke tijd. Er werden in die jaren veel broeders en zusters gearresteerd en veroordeeld tot meerdere gevangenisstraffen.

‘Toen ik in 1953 de waarheid leerde kennen,’ vertelt Juanita Borges, ‘wist ik heel goed dat ik als een van Jehovah’s Getuigen het risico liep gearresteerd te worden. En dat gebeurde ook. Tijdens een bezoek aan zuster Eneida Suárez in november 1958, kwam de geheime politie en die beschuldigde ons ervan een vergadering te houden. We werden veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en we moesten elk een boete betalen van 100 peso’s, wat toen gelijkstond aan 100 dollar.’

De geheime politie hield gedetailleerde lijsten bij over onze broeders en zusters.

Hoewel de regering er alles aan deed om de Getuigen ervan te weerhouden bijeen te komen, lieten de broeders en zusters zich niet uit het veld slaan. Maar ze moesten wel ‘zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven’ zijn (Matth. 10:16). Andrea Almánzar herinnert zich: ‘Om de vergaderingen bij te wonen, moesten we op verschillende tijden arriveren. We konden ook niet allemaal tegelijk weggaan omdat we dan de aandacht zouden trekken. Het werd dus vaak erg laat.’

Jeremías Glass werd geboren terwijl zijn vader, León, in de gevangenis zat. Toen hij in 1957 verkondiger werd, was hij zeven jaar. Hij herinnert zich de geheime vergaderingen nog die in hun huis werden gehouden en de voorzorgsmaatregelen die werden genomen om te voorkomen dat ze ontdekt werden. Jeremías vertelt: ‘Alle aanwezigen kregen een stukje karton met daarop een nummer dat de volgorde bepaalde waarin ze moesten vertrekken. Aan het einde van de vergadering vroeg mijn vader me bij de deur te gaan staan om de nummers op de stukjes karton te controleren en erop te letten dat er maar twee personen tegelijk weggingen, telkens in een andere richting.’

Ook werden de vergaderingen op tijdstippen georganiseerd waarop er minder risico was om betrapt te worden. Mercedes García bijvoorbeeld leerde de waarheid kennen door haar oom Pablo González. Ze was pas zeven toen haar moeder stierf. Omdat haar vader in de gevangenis zat, bleef ze alleen achter met haar negen broers en zussen. Mercedes werd gedoopt in 1959 toen ze negen jaar was. Om niet ontdekt te worden, hielden de broeders de dooplezing om half vier ’s nachts bij een broeder thuis. De doop vond plaats in de Ozamarivier, die door de hoofdstad stroomt. Mercedes zegt: ‘Tegen half zes gingen wij alweer naar huis, terwijl de rest van de buurt nog maar net wakker werd.’