INDONESIË
Onder Japanse overheersing
Begin 1942 werd Indonesië onder de voet gelopen door het meedogenloze Japanse leger, dat het land in een ijzeren greep hield. Veel broeders werden gedwongen om zwaar werk te doen — wegen aanleggen en greppels leegscheppen. Anderen werden opgesloten in mensonterende gevangenenkampen, waar ze werden gemarteld omdat ze de oorlog niet wilden ondersteunen. Minstens drie broeders zijn in de gevangenis omgekomen.
Een Nederlandse zuster, Johanna Harp, woonde in een afgelegen bergdorpje in Oost-Java. Het lukte haar om de eerste twee jaar van de oorlog niet te worden opgepakt. Samen met * De vertaalde lectuur werd gekopieerd en naar Getuigen op heel Java gesmokkeld.
haar drie tienerkinderen gebruikte ze die vrijheid om het boek Redding en uitgaven van De Wachttoren van het Engels naar het Nederlands te vertalen.De Getuigen die niet waren opgepakt, kwamen in kleine groepjes bijeen en predikten met grote voorzichtigheid. Josephine Elias (vroeger Tan) vertelde: ‘Ik was altijd op zoek naar mogelijkheden om informeel getuigenis te geven. Als ik op bezoek ging bij mensen die geïnteresseerd waren, nam ik een schaakbord mee. Voor buitenstaanders leek het dan net of ik een potje schaak ging spelen.’ Als Felix en Bola Tan van huis tot huis predikten, deden ze alsof ze zeep verkochten. Felix zei: ‘We werden vaak gevolgd door spionnen van de Kempeitai, de gevreesde Japanse militaire politie. Om niet op te vallen, bezochten we Bijbelstudenten telkens op een ander tijdstip. Zes studenten maakten goede vorderingen en werden tijdens de oorlog gedoopt.’
Verdeeldheid in Jakarta
De broeders leerden om te gaan met de moeilijke omstandigheden tijdens de oorlog. Maar al snel kregen ze te maken met een nieuwe beproeving. De Japanse autoriteiten verplichtten alle buitenlanders (en ook Indonesiërs van Chinese afkomst) zich te laten registreren en een identiteitskaart bij zich te dragen. Op die kaart stond een eed waarmee iemand trouw zwoer aan het Japanse keizerrijk. Veel broeders vroegen zich af: Moeten we ons laten registreren en die identiteitskaart ondertekenen? Of moeten we dat weigeren?
Felix Tan legde uit: ‘De broeders in Jakarta zeiden dat wij, de broeders en zusters in Sukabumi, moesten weigeren de identiteitskaart te ondertekenen. Maar wij vroegen de autoriteiten of we de tekst op de kaart iets mochten aanpassen,
van “ondergetekende zweert trouw aan [het Japanse leger]” naar “ondergetekende zal [het Japanse leger] niet tegenwerken”. Tot onze verrassing gingen ze daarmee akkoord. Dus we schaften de identiteitskaarten aan. Toen de broeders in Jakarta hoorden wat we hadden gedaan, noemden ze ons afvalligen en verbraken ze elk contact met ons.’Helaas verlieten de meeste van die rechtlijnige broeders in Jakarta de waarheid toen ze werden opgepakt. Een broeder die Jehovah trouw bleef, belandde in de gevangenis, samen met André Elias. André vertelde: ‘Ik redeneerde met hem over de kwestie van het registreren en hielp hem er evenwichtiger over te gaan denken. Hij vroeg nederig om vergeving voor het feit dat hij elk contact met ons verbroken had. We hebben daarna veel aan elkaar gehad en konden elkaar opbouwen. Helaas is hij door de slechte omstandigheden in de gevangenis gestorven.’
Merdeka!
Toen de oorlog in 1945 afgelopen was, konden de broeders en zusters niet wachten om de prediking een nieuwe
impuls te geven. Een broeder die in de gevangenis had gezeten en gemarteld was, schreef het bijkantoor in Australië: ‘Ik ben er weer, na vier donkere jaren. Ze hebben me niet kleingekregen; ik heb nog steeds dezelfde overtuiging. In die moeilijke tijd ben ik de broeders en zusters nooit vergeten. Kunnen jullie me alsjeblieft wat boeken sturen?’Het duurde niet lang of er kwam eindelijk weer lectuur het land binnen. Eerst druppelsgewijs, maar al snel in grotere hoeveelheden. Tien verkondigers in Jakarta begonnen weer met het vertalen van publicaties in het Indonesisch.
Op 17 augustus 1945 werd Indonesië door de leiders van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd tot onafhankelijke republiek uitgeroepen. Dat was het begin van een vier jaar durende revolutie tegen de Nederlandse overheersing. In die turbulente periode stierven tienduizenden mensen en meer dan zeven miljoen mensen moesten vluchten.
De broeders en zusters bleven tijdens de revolutie van huis tot huis prediken. Josephine Elias vertelde: ‘Patriotten probeerden ons te dwingen hun strijdkreet merdeka te roepen, wat “vrijheid” betekent. Maar we zeiden hun dat we neutraal waren in politieke aangelegenheden.’ In 1949 droeg Nederland, na een lange tijd van overheersing, de macht over aan de Verenigde Staten van Indonesië (nu Republiek Indonesië). *
Tegen 1950 hadden de broeders en zusters bijna tien jaar onder moeilijke omstandigheden moeten volharden. Maar nu wachtte hun een enorme klus! Hoe konden ze het goede nieuws bekendmaken aan al die miljoenen mensen in Indonesië? Vanuit menselijk standpunt leek dat onmogelijk! Maar ze gingen vol geloof aan de slag. Ze vertrouwden erop dat Jehovah ‘werkers in zijn oogst’ zou sturen (Matth. 9:38). En dat is wat Jehovah deed.