Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 20

Een tweede wonder in Kana

Een tweede wonder in Kana

MARKUS 1:14, 15 LUKAS 4:14, 15 JOHANNES 4:43-54

  • JEZUS PREDIKT DAT ‘GODS KONINKRIJK NABIJ IS’

  • HIJ GENEEST EEN JONGEN OP AFSTAND

Na zijn intensieve predikingscampagne in Judea heeft Jezus zo’n twee dagen doorgebracht in Samaria. Nu reist hij verder naar Galilea, de streek waar hij is opgegroeid. Maar hij gaat niet terug om uit te rusten. Integendeel, hij begint in dit gebied aan een bediening die nog veel uitgebreider is. Jezus verwacht misschien niet dat hij daar positief ontvangen zal worden, want zoals hij zegt ‘wordt een profeet in zijn eigen land niet geëerd’ (Johannes 4:44). Zijn discipelen blijven niet bij hem, maar gaan terug naar hun families en hervatten hun werkzaamheden.

Jezus begint de volgende boodschap te prediken: ‘Gods Koninkrijk is nabij. Heb berouw, en geloof in het goede nieuws’ (Markus 1:15). Wat is de reactie? In feite reageren veel mensen in Galilea positief en tonen respect voor Jezus. Maar dit heeft niet alleen te maken met zijn boodschap. Sommigen uit Galilea waren maanden daarvoor aanwezig bij het Pascha in Jeruzalem en hadden de wonderen gezien die Jezus daar deed (Johannes 2:23).

Waar in Galilea begint Jezus met zijn omvangrijke bediening? Blijkbaar in Kana, waar hij eerder op een bruiloft water in wijn had veranderd. Terwijl hij daar nu voor de tweede keer is, hoort Jezus over een jongen die ernstig ziek is en op sterven ligt. Het is de zoon van een hofbeambte van Herodes Antipas, de koning die later Johannes de Doper zou laten onthoofden. Deze beambte hoort dat Jezus vanuit Judea naar Kana is gekomen. Daarom reist de man vanuit zijn woonplaats Kapernaüm naar Kana om Jezus op te zoeken. Wanhopig dringt hij er bij Jezus op aan: ‘Heer, kom toch mee voordat mijn kind sterft’ (Johannes 4:49).

Wat hij dan te horen krijgt, zal de man verbazen. ‘Ga maar naar huis,’ zegt Jezus, ‘je zoon leeft’ (Johannes 4:50). De beambte van Herodes gelooft wat Jezus zegt en reist terug naar huis. Onderweg komen zijn slaven hem tegemoet. Ze hebben zich gehaast om hem het goede nieuws te vertellen: zijn zoon leeft en is gezond! De beambte probeert te begrijpen wat er is gebeurd en vraagt op welk moment zijn zoon beter is geworden.

‘Gisteren op het zevende uur verdween de koorts’, antwoorden ze (Johannes 4:52).

De beambte beseft dat dit precies het moment was waarop Jezus had gezegd: ‘Je zoon leeft.’ Deze welgestelde man en iedereen die in zijn huis woont, worden daarna volgelingen van Christus.

In Kana verricht Jezus dus tweemaal een wonder. Hij veranderde water in wijn en nu geneest hij een jongen ruim 25 kilometer bij hem vandaan. Dit zijn niet Jezus’ enige wonderen, maar deze genezing is betekenisvol omdat het zijn terugkeer naar Galilea markeert. Hij is duidelijk een profeet die Gods goedkeuring heeft. Maar in hoeverre zal deze ‘profeet in zijn eigen land’ worden geëerd?

Dat zal duidelijk worden nu Jezus op weg gaat naar zijn woonplaats Nazareth. Wat staat hem daar te wachten?