Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 16

‘Jezus had ze tot het einde toe lief’

‘Jezus had ze tot het einde toe lief’

1, 2. Hoe brengt Jezus zijn laatste avond met zijn apostelen door, en waarom is dat zo belangrijk voor hem?

 JEZUS is met zijn apostelen in een bovenkamer van een huis in Jeruzalem. Hij weet dat dit zijn laatste avond met hen is. Het is voor hem bijna tijd om naar zijn Vader terug te gaan. Binnen enkele uren zal Jezus gearresteerd worden en zal zijn geloof als nooit tevoren beproefd worden. Maar ook al weet hij dat hij binnenkort zal sterven, hij heeft toch aandacht voor de behoeften van zijn apostelen.

2 Jezus heeft de apostelen al op zijn vertrek voorbereid, maar hij wil nog meer zeggen om ze te sterken voor wat ze te wachten staat. Daarom gebruikt hij deze kostbare laatste momenten om ze belangrijke lessen te leren die hen zullen helpen trouw te blijven. Hij praat op een extra hartelijke en persoonlijke manier met ze. Maar waarom heeft Jezus meer aandacht voor zijn apostelen dan voor zichzelf? Waarom is deze laatste avond met hen zo belangrijk voor hem? Het antwoord is kort gezegd: liefde. Hij houdt intens veel van ze.

3. Hoe weten we dat Jezus altijd liefde voor zijn volgelingen toonde?

3 Toen de apostel Johannes tientallen jaren later beschreef wat er die avond gebeurde, zei hij: ‘Jezus wist vóór het paschafeest dat voor hem de tijd was gekomen om deze wereld te verlaten en naar de Vader te gaan. Hij hield van degenen in de wereld die hem toebehoorden en had ze tot het einde toe lief’ (Johannes 13:1). Jezus wachtte niet tot die avond met het tonen van liefde voor ‘degenen die hem toebehoorden’. Tijdens zijn hele bediening bewees hij op veel verschillende manieren dat hij van zijn discipelen hield. We gaan enkele van die manieren bekijken, zodat we hem kunnen navolgen. Daardoor zullen we bewijzen dat we echte discipelen van hem zijn.

Hij toonde geduld

4, 5. (a) Waarom had Jezus geduld nodig met zijn discipelen? (b) Hoe reageerde Jezus toen zijn apostelen steeds in slaap vielen?

4 Liefde en geduld houden nauw verband met elkaar. ‘Liefde is geduldig’, zegt 1 Korinthiërs 13:4, wat betekent dat je veel van anderen kunt verdragen. Had Jezus geduld nodig in de omgang met zijn discipelen? Absoluut! Zoals we in hoofdstuk 3 hebben gezien, hadden de apostelen moeite met het ontwikkelen van nederigheid. Meer dan eens kregen ze ruzie over de vraag wie van hen de grootste was. Hoe reageerde Jezus? Werd hij boos of reageerde hij geïrriteerd? Nee, hij redeneerde geduldig met ze, zelfs toen er op zijn laatste avond met hen ‘een verhitte discussie’ over dit onderwerp ontstond! (Lukas 22:24-30; Mattheüs 20:20-28; Markus 9:33-37)

5 Toen Jezus later die avond met de 11 trouwe apostelen naar de hof van Gethsemané ging, werd zijn geduld opnieuw op de proef gesteld. Hij liet acht van de apostelen achter en ging met Petrus, Jakobus en Johannes verder de tuin in. ‘Ik ben dodelijk bedroefd’, zei hij tegen ze. ‘Blijf hier met mij waken.’ Hij liep een eindje verder en begon vurig te bidden. Na lang gebeden te hebben, kwam hij bij de drie apostelen terug. Wat zag hij? Ze lagen te slapen, terwijl dit het zwaarste moment van zijn leven was! Werd hij boos op ze omdat ze niet wakker waren gebleven? Nee, hij toonde geduld en gaf ze een aansporing. Uit zijn vriendelijke woorden bleek dat hij begrip had voor de stress die ze ervaarden en voor hun zwakheden. a ‘De geest is natuurlijk gewillig,’ zei hij, ‘maar het vlees is zwak.’ Jezus bleef die avond geduldig, ook toen hij ze niet één maar drie keer slapend aantrof! (Mattheüs 26:36-46)

6. Hoe kunnen we Jezus’ geduld navolgen?

6 Het is aanmoedigend te zien dat Jezus zijn apostelen niet als hopeloze gevallen bezag. Zijn geduld werd beloond, want deze trouwe mannen hebben uiteindelijk het belang van zowel nederigheid als waakzaamheid geleerd (1 Petrus 3:8; 4:7). Hoe kunnen wij Jezus navolgen? Vooral ouderlingen moeten geduldig zijn. Misschien komen geloofsgenoten met hun problemen naar een ouderling toe terwijl hij doodmoe is of veel aan zijn hoofd heeft. Of personen die hulp nodig hebben, reageren niet direct op raad. Toch zullen geduldige ouderlingen anderen ‘met zachtaardigheid’ onderwijzen en ‘de kudde teder behandelen’ (2 Timotheüs 2:24, 25; Handelingen 20:28, 29). Ook ouders moeten Jezus’ geduld navolgen, want kinderen reageren soms traag op raad of correctie. Liefde en geduld zullen ouders helpen de moed niet op te geven en hun kinderen te blijven opleiden. Als ouders geduld tonen, helpen ze hun kinderen op de best mogelijke manier (Psalm 127:3).

Hij voorzag in hun behoeften

7. Hoe voorzag Jezus in de fysieke en materiële behoeften van zijn discipelen?

7 Liefde voor anderen uit zich in daden (1 Johannes 3:17, 18). Liefde ‘is niet zelfzuchtig’ (1 Korinthiërs 13:5). Jezus werd er door liefde toe bewogen in de fysieke en materiële behoeften van zijn discipelen te voorzien. Vaak deed hij dat al voordat ze erom vroegen. Toen hij zag dat ze moe waren, zei hij tegen ze: ‘Ga mee naar een afgelegen plaats om alleen te zijn en wat uit te rusten’ (Markus 6:31). Toen hij merkte dat ze honger hadden, nam hij het initiatief om ze te eten te geven — samen met duizenden anderen die waren gekomen om naar zijn onderwijs te luisteren (Mattheüs 14:19, 20; 15:35-37).

8, 9. (a) Hoe voorzag Jezus in de geestelijke behoeften van zijn discipelen? (b) Hoe toonde Jezus terwijl hij aan de paal hing bezorgdheid voor het welzijn van zijn moeder?

8 Jezus was zich bewust van de geestelijke behoeften van zijn discipelen en voorzag erin (Mattheüs 4:4; 5:3). In zijn onderwijs besteedde hij vaak speciale aandacht aan hen. De Bergrede hield hij in de eerste plaats voor zijn discipelen (Mattheüs 5:1, 2, 13-16). Als hij met illustraties onderwees, ‘legde hij alles uit wanneer hij met zijn discipelen alleen was’ (Markus 4:34). Jezus voorspelde dat hij een ‘getrouwe en beleidvolle slaaf’ zou aanstellen om te garanderen dat zijn volgelingen in de laatste dagen geestelijk goed gevoed zouden worden. Deze getrouwe slaaf bestaat uit een kleine groep van Jezus’ gezalfde broeders op aarde en voorziet sinds 1919 in geestelijk voedsel ‘op het juiste moment’ (Mattheüs 24:45).

9 Op de dag van zijn dood toonde Jezus op een ontroerende manier hoe belangrijk hij het geestelijke welzijn van zijn dierbaren vond. Stel je het tafereel eens voor: Jezus hing aan de martelpaal en leed folterende pijn. Om te kunnen ademhalen, moest hij zich blijkbaar met zijn voeten omhoogdrukken. Dat deed ongetwijfeld veel pijn wegens de spijkers in zijn voeten en omdat zijn gegeselde rug langs de paal schuurde. Praten moet heel moeilijk en pijnlijk zijn geweest. Toch zei Jezus vlak voor zijn dood iets waaruit zijn diepe liefde voor zijn moeder, Maria, bleek. Toen hij Maria en de apostel Johannes vlakbij zag staan, sprak hij met een stem die luid genoeg was om door omstanders gehoord te kunnen worden. Hij zei tegen zijn moeder: ‘Kijk, uw zoon!’ Vervolgens zei hij tegen Johannes: ‘Kijk, je moeder!’ (Johannes 19:26, 27) Jezus wist dat de trouwe apostel niet alleen voor Maria’s fysieke en materiële behoeften zou zorgen maar ook voor haar geestelijke welzijn. b

Zorgzame ouders tonen geduld en voorzien in de behoeften van hun kinderen

10. Hoe kunnen ouders Jezus navolgen?

10 Het is goed voor ouders om over Jezus’ voorbeeld na te denken. Een vader zal uit liefde in materieel opzicht voor zijn gezin zorgen (1 Timotheüs 5:8). Evenwichtige, liefdevolle gezinshoofden maken af en toe tijd voor rust en ontspanning. Nog belangrijker is dat ouders in de geestelijke behoeften van hun kinderen voorzien. Dat kunnen ze doen door een geregelde gezinsaanbidding te hebben en door die leuk te maken voor hun kinderen (Deuteronomium 6:6, 7). Ze leren hun kinderen onder andere door hun eigen voorbeeld dat de prediking en het voorbereiden en bijwonen van de vergaderingen belangrijke onderdelen van hun geestelijke routine zijn (Hebreeën 10:24, 25).

Hij was bereid te vergeven

11. Wat leerde Jezus zijn volgelingen over vergeven?

11 Vergevingsgezindheid is een aspect van liefde (Kolossenzen 3:13, 14). ‘Liefde rekent het kwaad niet aan’, zegt 1 Korinthiërs 13:5. Bij een aantal gelegenheden leerde Jezus zijn volgelingen hoe belangrijk het is te vergeven. Hij spoorde hen aan om anderen ‘niet zeven keer, maar wel 77 keer’ te vergeven, oftewel een onbeperkt aantal keren (Mattheüs 18:21, 22). Hij leerde hun dat een zondaar die na een terechtwijzing berouw toont, vergeven moet worden (Lukas 17:3, 4). Maar Jezus was niet als de schijnheilige farizeeën, die niet toepasten wat ze onderwezen. Hij onderwees ook door zelf het goede voorbeeld te geven (Mattheüs 23:2-4). We gaan kijken hoe Jezus liet zien dat hij bereid was een vriend te vergeven die hem teleurstelde.

12, 13. (a) Hoe stelde Petrus Jezus teleur op de avond van zijn arrestatie? (b) Hoe liet Jezus zien dat hij Petrus en de andere apostelen vergaf?

12 Jezus had een hechte band met Petrus, die heel hartelijk was maar soms ook impulsief. Jezus kende de goede eigenschappen van Petrus en gaf hem speciale voorrechten. Petrus was samen met Jakobus en Johannes persoonlijk getuige van bepaalde wonderen die de andere apostelen niet zagen (Mattheüs 17:1, 2; Lukas 8:49-55). Zoals we eerder hebben gezien, was Petrus een van de apostelen die op de avond van Jezus’ arrestatie samen met hem verder de hof van Gethsemané in gingen. Maar toen Jezus diezelfde avond verraden en gevangengenomen werd, lieten Petrus en de andere apostelen hem in de steek en vluchtten. Later was Petrus moedig genoeg om in de buurt te blijven terwijl Jezus werd verhoord. Toch werd hij daarna bang en beging hij een ernstige fout: hij ontkende drie keer dat hij Jezus zelfs maar kende! (Mattheüs 26:69-75) Hoe reageerde Jezus? Hoe zou jij hebben gereageerd als een goede vriend je zo teleurstelde?

13 Jezus was bereid Petrus te vergeven. Hij wist dat Petrus er helemaal kapot van was, want de berouwvolle apostel ‘barstte in tranen uit’ (Markus 14:72). Jezus verscheen op de dag van zijn opstanding aan Petrus, kennelijk om hem te troosten en gerust te stellen (Lukas 24:34; 1 Korinthiërs 15:5). Nog geen twee maanden later eerde Jezus Petrus door hem uit te kiezen om getuigenis te geven aan de menigten die met Pinksteren in Jeruzalem waren (Handelingen 2:14-40). Vergeet ook niet dat Jezus geen wrok koesterde tegen de andere apostelen die hem in de steek hadden gelaten. Na zijn opstanding noemde hij hen nog steeds ‘mijn broeders’ (Mattheüs 28:10). Het is dus duidelijk dat Jezus niet alleen aanmoedigde tot vergevingsgezindheid maar er ook het voorbeeld in gaf.

14. Waarom is het goed om te leren anderen te vergeven, en hoe kun je laten zien dat je bereid bent dat te doen?

14 Als discipelen van Christus moeten we leren anderen te vergeven. Waarom? Omdat we in tegenstelling tot Jezus onvolmaakt zijn, net als degenen die tegen ons zondigen. Van tijd tot tijd struikelen we allemaal in wat we zeggen en doen (Romeinen 3:23; Jakobus 3:2). Als we anderen die tegen ons zondigen vergeven als daar een basis voor is, zal God ook onze zonden vergeven als we berouw hebben (Markus 11:25). Maar hoe kun je laten zien dat je bereid bent anderen te vergeven die tegen je zondigen? Vaak zal liefde je helpen om minder ernstige zonden en tekortkomingen van anderen door de vingers te zien (1 Petrus 4:8). Als iemand die je onrecht heeft gedaan net als Petrus oprecht berouw heeft, kun je Jezus navolgen door die persoon van harte te vergeven. In plaats van haatdragend te zijn, is het goed om wrokgevoelens los te laten (Efeziërs 4:32). Dan draag je bij tot de vrede in de gemeente en tot je eigen innerlijke vrede (1 Petrus 3:11).

Hij toonde zijn vertrouwen

15. Waarom had Jezus vertrouwen in zijn discipelen ondanks hun tekortkomingen?

15 Liefde en vertrouwen gaan hand in hand. Liefde ‘gelooft alles’ (1 Korinthiërs 13:7). c Uit liefde toonde Jezus dat hij bereid was zijn discipelen ondanks hun onvolmaaktheden te vertrouwen. Hij was ervan overtuigd dat ze in hun hart echt van Jehovah hielden en zijn wil wilden doen. Zelfs als ze fouten maakten, twijfelde Jezus niet aan hun motieven. Toen Jakobus en Johannes bijvoorbeeld hun moeder hadden overgehaald om Jezus te vragen of ze in zijn Koninkrijk naast hem mochten zitten, twijfelde Jezus niet aan hun trouw, en hij zei ook niet dat ze het niet verdienden een apostel te zijn (Mattheüs 20:20-28).

16, 17. Welke verantwoordelijkheden heeft Jezus aan zijn discipelen gedelegeerd?

16 Jezus uitte zijn vertrouwen door verschillende verantwoordelijkheden aan zijn discipelen te delegeren. De twee keren dat hij door een wonder voedsel vermenigvuldigde en de menigten te eten gaf, delegeerde hij de verantwoordelijkheid om het voedsel te verdelen aan zijn discipelen (Mattheüs 14:19; 15:36). Als voorbereiding op zijn laatste Pascha gaf hij Petrus en Johannes de opdracht om naar Jeruzalem te gaan en alles klaar te maken. Ze zorgden voor een lam, wijn, ongezuurd brood, bittere kruiden en alle andere dingen die nodig waren. Dat was geen onbelangrijke taak, want volgens de wet moest het Pascha op een bepaalde manier worden gevierd, en Jezus moest zich aan die wet houden. Bovendien gebruikte Jezus later die avond de wijn en het ongezuurde brood als belangrijke symbolen toen hij de herdenking van zijn dood instelde (Mattheüs 26:17-19; Lukas 22:8, 13).

17 Jezus vertrouwde zijn discipelen zelfs nog belangrijkere verantwoordelijkheden toe. Hij gaf zijn volgelingen bijvoorbeeld de belangrijke taak om te prediken en discipelen te maken (Mattheüs 28:18-20). Zoals we eerder hebben gezien, voorspelde hij dat hij aan een kleine groep gezalfde volgelingen op aarde de belangrijke verantwoordelijkheid zou geven om geestelijk voedsel klaar te maken en uit te delen (Lukas 12:42-44). En nu Jezus als Koning vanuit de hemel regeert, vertrouwt hij de zorg voor zijn gemeente op aarde toe aan geestelijk bekwame ‘gaven in mensen’ (Efeziërs 4:8, 11, 12).

18-20. (a) Hoe kun je vertrouwen in geloofsgenoten tonen? (b) Hoe kun je Jezus’ bereidheid om te delegeren navolgen? (c) Wat gaan we in het volgende hoofdstuk bespreken?

18 Hoe kun je Jezus’ voorbeeld volgen in je omgang met anderen? Vertrouwen tonen in geloofsgenoten is een uiting van liefde. Houd in gedachte dat liefde positief is, niet negatief. Als anderen je teleurstellen, wat af en toe zal gebeuren, zal liefde voorkomen dat je snel concludeert dat hun motieven slecht zijn (Mattheüs 7:1, 2). Als je focust op de goede eigenschappen van je broeders en zusters, zul je naar manieren zoeken om ze aan te moedigen in plaats van ze te bekritiseren (1 Thessalonicenzen 5:11).

19 Kun je Jezus’ bereidheid om te delegeren navolgen? Het is bijvoorbeeld goed als ouderlingen in de gemeente nuttige taken aan anderen delegeren en erop vertrouwen dat ze hun best zullen doen. Ervaren ouderlingen kunnen op die manier bekwame jongere mannen opleiden die graag in de gemeente willen helpen (1 Timotheüs 3:1; 2 Timotheüs 2:2). Die opleiding is heel nuttig en belangrijk. Omdat Jehovah steeds meer mensen naar de gemeente trekt, zullen er bekwame mannen moeten worden opgeleid om de groei op te vangen (Jesaja 60:22).

20 Jezus heeft ons op een geweldige manier laten zien hoe we liefde voor anderen kunnen tonen. Van alle manieren om hem na te volgen is liefde tonen de belangrijkste. In het volgende hoofdstuk gaan we het hebben over de grootste uiting van zijn liefde voor ons: zijn bereidheid om zijn leven te geven.

a Dat de apostelen in slaap vielen kwam niet alleen doordat ze lichamelijk moe waren. Het parallelverslag in Lukas 22:45 zegt dat Jezus ‘ze slapend aantrof, want ze waren uitgeput van verdriet’.

b Het lijkt erop dat Maria ondertussen weduwe was en dat haar andere kinderen nog geen discipelen van Jezus waren (Johannes 7:5).

c Dat betekent natuurlijk niet dat liefde lichtgelovig of naïef is. Het betekent dat liefde niet overmatig kritisch of achterdochtig is. Liefde zal geen haastig oordeel vellen over de motieven van anderen of het slechtste van hen denken.