Citaten
(Hieronder volgen enkele citaten uit relevante vakliteratuur, in chronologische volgorde.)
‘Het criterium voor het inzetten van vervolging was de mate waarin iemand loyaal was aan de staat. (...) De “Internationale Vereniging van Ernstige Bijbelonderzoekers” [en] het “Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap” waren de eerste geloofsgemeenschap die door de nazi’s werd geraakt, en zij werden ook het hardst geraakt. In bijna alle analyses en memoires over de concentratiekampen wordt gesproken over het sterke geloof, de ijver, de hulpvaardigheid en het fanatieke martelaarschap van de Ernstige Bijbelonderzoekers’ (Friedrich Zipfel, Kirchenkampf in Deutschland 1933-1945, Berlijn 1965, blz. 175).
‘Het is opvallend dat geen enkele religieuze sekte zo onder het nationaalsocialisme geleden heeft als de Ernstige Bijbelonderzoekers’ (Michael H. Kater, ‘Die Ernsten Bibelforscher im Dritten Reich’, in Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte, april 1969, Stuttgart 1969, blz. 183).
‘De verspreiding van de “Resolutie” [op 12 december 1936] en de “Open brief” [op 20 juni 1937] was niet alleen heel spectaculair, maar ook een nieuwe manier van prediken. (...) [Deze] campagnes in alle delen van het “Reich” waren zo goed gecoördineerd dat ze op dezelfde dag en op hetzelfde tijdstip in heel Duitsland uitgevoerd konden worden. (...) In de hele naziperiode was er in Duitsland geen andere verzetsorganisatie die vergelijkbare initiatieven ontplooide’ (Elke Imberger, Widerstand ‘von unten’. Widerstand und Dissens aus den Reihen der Arbeiterbewegung und der Zeugen Jehovas in Lübeck und Schleswig-Holstein 1933-1945, Neumünster 1991, blz. 345).
‘Omdat het nationaalsocialistische regime als totalitaire staat verlangde dat mensen zich volledig gaven, op de plek van God was gaan zitten en eiste dat het complete volk als één geheel in harmonie met de Führer was, liet het absoluut geen ruimte voor mensen die volgens de leer van de Bijbelonderzoekers leefden. Daardoor werd verzet automatisch een kwestie van zelfrespect en bevestiging van de identiteit van de geloofsgemeenschap’ (Prof. Dr. Detlef Garbe, Zwischen Widerstand und Martyrium. Die Zeugen Jehovas im ‘Dritten Reich’, vierde editie, München 1999, blz. 542).
‘Al in de Weimarrepubliek hadden Jehovah’s Getuigen te maken met vijandelijkheden van raciaal-nationalistische krachten en de kerk, alsook de eerste juridische stappen vanuit de staat. (...) Hoewel de IBV [Internationale Bijbelonderzoekersvereniging] zich in 1933 aan de nieuwe situatie probeerde aan te passen en verklaarde strikt niet-politiek en anti-communistisch te zijn, duurde het niet lang voordat er stevige conflicten met de overheid ontstonden. Al in het voorjaar van 1933 brak er een hevige vervolging los, met inbeslagnames en een verbod op publicatie, ledenwerving en organisatie’ (Hartmut Mehringer, Widerstand und Emigration. Das NS-Regime und seine Gegner, München 1997, paperback-editie 1998, blz. 103).
‘Het eerste wat we van de houding van Jehovah’s Getuigen in het “Derde Rijk” kunnen leren, is dat het een kleine groep dankzij hun geloof en onderlinge solidariteit lukte om zich aan de totalitaire greep van het naziregime te onttrekken, zij het tegen een hoge prijs. (...) Ten tweede moeten wij, de generaties die na het “Derde Rijk” geboren zijn, het als onze verplichting zien ervoor te zorgen dat mensen nooit meer hoeven te sterven om hun geweten geen geweld aan te doen’ (Dr. Hubert Roser, ‘Die Religionsgemeinschaft der Zeugen Jehovas in Baden und Württemberg 1933–1945’, in ‘Am mutigsten waren immer wieder die Zeugen Jehovas.’ Verfolgung und Widerstand der Zeugen Jehovas im Nationalsozialismus, uitgegeven door Dr. Hans Hesse, tweede editie, Bremen 2000, blz. 253).