Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Executies

Executies

1 Op 15 september 1939 werd August Dickmann, een Getuige van Jehovah, op bevel van SS-Reichsführer Heinrich Himmler voor de ogen van alle gevangenen op de appelplaats in Sachsenhausen doodgeschoten als gewetensbezwaarde dienstweigeraar en ‘Volksschädling’ (parasiet van het volk). Kort daarna berichtten kranten in Duitsland en daarbuiten over zijn terechtstelling.

2 Jacob van Bennekom uit Nederland heeft als Getuige van Jehovah zowel in Rotterdam als in kamp Amersfoort vastgezeten. In november 1944 werd hij doodgeschoten toen hij weigerde om net als de andere gevangenen antitankversperringen op te zetten in de buurt van de stad Zwolle. Een ooggetuige die na de oorlog een van Jehovah’s Getuigen werd, heeft over deze gebeurtenis verteld.

3 Willi Letonja uit Oostenrijk, een fervent nationaalsocialist, diende in Hitlers leger. Van zijn moeder en broer leerde hij over de boodschap van de Bijbel, en in 1941 werd hij een van Jehovah’s Getuigen. Toen hij verdere militaire dienst weigerde, werd hij op 1 september 1942 in Brandenburg met de guillotine onthoofd. Kort voor zijn executie zei hij tegen zijn broer: ‘Anton, waarom huil je? Dit is geen reden om te huilen, dit is een reden voor vreugde!’

4 Vinzenz Platajs uit Oostenrijk zat 13 maanden in de gevangenis van München-Stadelheim vanwege het dupliceren en verspreiden van De Wachttoren. Op 9 oktober 1944 werd hij in Brandenburg onthoofd.

5 Heinrich Fundis uit Sulzfeld gaf geen gehoor aan de oproep voor militaire dienst. Hij werd op 18 december 1941 onthoofd.

6 Paul Weseler maakte deel uit van een actieve groep Jehovah’s Getuigen uit Oberhausen, Mülheim an der Ruhr en Karlsruhe. In augustus 1944 werd hij samen met Wilhelm Bischoff, Julius Engelhard, Auguste Hetkamp, ​​Johann Hörstgen en Friedrich en Klara Stoffels geëxecuteerd.

7 De 19-jarige Sigurd Speidel uit Sindelfingen werd op 27 januari 1943 onthoofd omdat hij had geweigerd een legeruniform aan te trekken.

8 Kurt Liebold uit Cossengrün (Thüringen) werd op 9 mei 1941 onthoofd omdat hij militaire dienst weigerde. Hij had eerder twee jaar in de gevangenis gezeten vanwege deelname aan een van de pamfletcampagnes van Jehovah’s Getuigen in het midden van de jaren dertig.

9 Na drie jaar gevangenschap in Torgau werd Max Moserth uit Burgstädt op 26 juni 1942 onthoofd op beschuldiging van ‘Wehrkraftzersetzung’ (het demoraliseren van de troepen).

10 Rolf Appel, een drukkerij-eigenaar uit Süderbrarup, werd in 1941 als gewetensbezwaarde dienstweigeraar geëxecuteerd; zijn 17-jarige zoon Walter in 1944. De jongere kinderen werden aan het ouderlijk gezag onttrokken en de moeder verviel door toedoen van de autoriteiten tot armoede.

11 Heinz Bernecker uit Königsberg (rechts vooraan) werd al in 1934 gedwongen te werken in een werkkamp in Oost-Pruisen. Van 1938 tot 1942 zat hij opnieuw vast. Op 19 juni 1942 werd hij in Brandenburg onthoofd omdat hij militaire dienst weigerde. Zijn vrouw Elisabeth zat op dat moment in kamp Ravensbrück. De drie achtergebleven kinderen werden door hun opa en oma opgevangen.

12 Familie Wohlfahrt uit Pörtschach (Oostenrijk). Op 7 december 1939 werd Gregor, de vader, samen met andere Getuigen als dienstweigeraar onthoofd in Plötzensee (Berlijn). Op 14 maart 1942 werd zijn 20-jarige zoon Gregor om dezelfde reden geëxecuteerd. Franz werd naar werkkamp Rollwald gestuurd. Willibald (de jongste zoon) en Ida, Annie en Kristian werden naar een nazi-hervormingsschool in een klooster in Landau gestuurd. De beide jongens werden gedwongen om aan het front te dienen in Rusland. Willibald werd daar gedood en Kristian raakte zwaargewond.

13 Johannes Harms uit Wilhelmshaven schreef vanuit de dodencel: ‘Een Getuige van Jehovah krijgt zelfs op weg naar de galg nog de kans om zijn verbond te verbreken. De strijd is dus nog niet gestreden.’ Hij werd op 8 januari 1941 onthoofd.

14 De 34-jarige Hans Rehwald had al vijf jaar in de gevangenis gezeten toen hij op 1 februari 1943 in Königsberg werd geëxecuteerd. Toen hij voor het vuurpeloton stond, sprak hij zo’n ontroerend gebed uit dat geen enkele soldaat schoot. Na het tweede bevel werd hij door één schot in de buik geraakt. De officier doodde de gewetensbezwaarde dienstweigeraar met zijn pistool. Op dat moment zaten Hans’ vrouw Martha en andere familieleden in concentratiekampen.

15 Wilhelm Kusserow, een gewetensbezwaarde dienstweigeraar, werd op 27 april 1940 op bevel van de militaire rechtbank in Münster doodgeschoten. Zijn door de rechtbank aangewezen advocaat schreef later aan de familie: ‘Hij vroeg me u zijn groeten over te brengen. Hij wachtte eervol op de dood en stierf onmiddellijk.’

16 Wolfgang Kusserow, die dezelfde overtuiging had als zijn broer Wilhelm, werd op 28 maart 1942 onthoofd in de gevangenis van Brandenburg. Tijdens zijn verdediging voor de rechtbank zei hij: ‘Ik weet zeker dat als Jezus Christus nu op aarde zou leven, hij net zo vervolgd zou worden als vroeger.’

17 Karl Kühnel, een timmerman uit Clausnitz (Ertsgebergte), werd gevangengezet omdat hij de petitie van juni 1933 naar autoriteiten en burgers had gestuurd. In 1937 verloren hij en zijn vrouw het ouderlijk gezag over hun twee kinderen. Omdat Karl weigerde trouw te zweren aan de vlag, werd hij op 24 oktober 1939 in Plötzensee (Berlijn) onthoofd.

18 Helene Gotthold, een verpleegster en moeder van twee kinderen, was getrouwd met een mijnwerker en heeft in Herne en Bochum gewoond. In 1926 werd ze een van Jehovah’s Getuigen. In 1937, terwijl haar proces liep, mishandelde de Gestapo haar zo ernstig dat ze een miskraam kreeg. Op 8 december 1944 werden zij en drie andere vrouwelijke Getuigen met de guillotine terechtgesteld omdat ze actief waren voor hun geloof.

19 Emmy Zehden (midden) uit Berlijn bood een schuilplaats aan drie gewetensbezwaarde dienstweigeraars, waaronder haar pleegzoon en neef Horst Schmidt. Op 9 juni 1944, de dag van haar executie, schreef ze hem een afscheidsbrief. In het executieverslag staat: ‘Zonder verzet werd de veroordeelde onder de guillotine gelegd. Ze was kalm en beheerst.’ Tegenwoordig draagt een straat voor de Plötzensee-gevangenis in Berlijn haar naam.