Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het uitzicht na zestig jaar van wereldbenauwdheid

Het uitzicht na zestig jaar van wereldbenauwdheid

Hoofdstuk 1

Het uitzicht na zestig jaar van wereldbenauwdheid

1, 2. (a) Welke vragen worden hier in verband met de sinds 1914 G.T. heersende wereldbenauwdheid opgeworpen? (b) Welke groep van mensen heeft volgens Psalm 90:10 een mooie leeftijd bereikt?

HOEVEEL langer zal het huidige mensengeslacht nog gebukt moeten gaan onder de wereldbenauwdheid die ons sinds 1914 G.T. heeft gekweld? Hoeveel langer kunnen wij er nog onder gebukt gaan zonder het ergste te bereiken — het einde van de mensheid? Heel wat onder ons hebben de leeftijd van zeventig jaar of ouder kunnen bereiken. Minder onder ons hebben de leeftijd van tachtig jaar of ouder gehaald. In een tijd als deze is het bereiken van zo’n leeftijd bijzonder goed wanneer wij afgaan op het eeuwenoude gezegde waarin een redelijke tijdsduur voor een mensengeslacht werd bepaald:

2 „Ons leven duurt maar zeventig jaren, of zijn we krachtig, tachtig jaar. Het meeste daarvan is nog onheil en jammer, want de verzwakking komt snel, en dan vliegen wij heen.” *

3, 4. (a) Welke aankondiging is voor deze ouderen goed nieuws? (b) Wat kunnen zij vertellen als dingen die zij zelf hebben ondervonden?

3 Maar o, wat hebben wij gedurende die zeven of acht decennia van ons leven niet allemaal doorgemaakt! Er is dus een goede reden voor waarom de aankondiging „’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!” inderdaad goed nieuws is.

4 Het jaar 1914 G.T. was het grote keerpunt in onze levensomstandigheden. Wat er sindsdien is gebeurd en waarover wij de jongeren moeten vertellen, behoort niet tot het dode verleden, waarover wij in geschiedenisboeken lezen. Neen, die gebeurtenissen maken deel uit van ons eigen leven. Wij hebben ze gezien, aan den lijve ondervonden, doorstaan en overleefd, en wij zijn dankbaar dat wij in leven zijn om er als werkelijke feiten van deze twintigste eeuw over te vertellen.

5. Door welke voorzegging, die de Bijbelonderzoekers reeds sinds 1876 verkondigd hadden, werd het „vredige uitzicht” dat de wereld in de tijd vóór de zomer van 1914 had, verstoord?

5 Thans hebben wij niet het vredige uitzicht met betrekking tot de toekomst dat wij in de tijd vóór de zomer van 1914 hadden. Een „vredig uitzicht” destijds — ja, behalve voor de Internationale Bijbelonderzoekers, die sinds het jaar 1876 hadden gezegd dat de bijbelse „tijden der heidenen” in de herfst van 1914 zouden aflopen en dat dit weergaloze moeilijkheden voor de gehele wereld zou betekenen. Ja, op de bewuste zondag, 28 juni 1914, toen het schot viel dat over de gehele aarde werd gehoord, het sluipmoordenaarsschot dat de Eerste Wereldoorlog deed ontbranden, waren ongeveer tweeduizend van hen vredig bijeen op een algemeen congres in de Memorial Hall in Columbus (Ohio, V.S.). * Tot op die tijd waren politici en in het bijzonder religieuze geestelijken, die beweerden hun bijbel beter te kennen dan die Bijbelonderzoekers, geneigd de voorspelling glimlachend naast zich neer te leggen — het leven in het algemeen was tot op die tijd zo aangenaam en veelbelovend geweest. Hadden wij destijds bovendien niet het Permanent Hof van Arbitrage, dat gevestigd was te ’s-Gravenhage en ten doel had internationale geschillen vredig te beslechten?

6. Welke nieuwe strijdmiddelen werden in de Eerste en Tweede Wereldoorlog geïntroduceerd, en welke wapens zijn er in de laatste tijd aan toegevoegd?

6 De Eerste Wereldoorlog was al erg genoeg voor ons. Wij zagen dat er enkele nieuwigheden op het gebied van de moderne oorlogvoering werden geïntroduceerd — het gebruik van vliegtuigen en de invoering van de gepantserde „tank” die door middel van rupsbanden wordt voortbewogen, zoals die door de Engelsen werd geïntroduceerd, en gifgas, waardoor gasmaskers tot de standaarduitrusting van een soldaat moesten gaan behoren. De Tweede Wereldoorlog, die eenentwintig jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was echter viermaal zo verwoestend. Die oorlog bereikte een verschrikkelijk hoogtepunt met de explosie van twee atoombommen boven twee dichtbevolkte steden in het verre Oosten. Kort daarna kwam de uitvinding van de waterstofbom, die nog veel doeltreffender was voor het aanrichten van een massaslachting, en weer later kwamen de van atoomkoppen voorziene intercontinentale ballistische raketten om zulke bommen te vervoeren en ze zelfs over oceanen heen zonder voorafgegeven waarschuwing naar hun doel te zenden. Wij herinneren ons nog goed de schuilkelders van de Tweede Wereldoorlog. Zes natiën van Oost naar West zijn nu met kernbommen uitgerust en tot ver in de zomer van 1974 vonden er kernproeven in de dampkring boven de Grote Oceaan plaats.

7. Wat vormt thans een bedreiging voor het voortbestaan van de gehele mensheid, en wat voor een vrede trachten internationale staatslieden te bewerkstelligen?

7 Het opslaan van voorraden kernwapens voor een oorlogvoering met raketten verontrust de gehele wereld. Het voortbestaan van de gehele mensheid wordt erdoor bedreigd. Vergeleken met de situatie in de eerste helft van 1914, zijn de grondslagen voor het voorkómen van een internationale oorlogvoering, die met het afschieten van kernbommen zou kunnen beginnen en tot een derde wereldoorlog zou kunnen uitgroeien, inderdaad zeer wankel. Dit is zelfs thans, in 1976, nog zo, ondanks het bestaan van de wereldorganisatie voor vrede en veiligheid, de Verenigde Naties, met haar 144 lid-staten, en het Internationaal Gerechtshof, dat zetelt te ’s-Gravenhage. Zich ten volle bewust van de onstabiliteit van menselijke betrekkingen, trachten internationale staatslieden vastberaden een „vrede voor onze generatie” of, liever gezegd, „een vrede voor toekomstige generaties” te bewerkstelligen. De aankondiging „’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!” is niet van die staatslieden afkomstig. Een stabiele en eindeloze vrede zal zonder mankeren binnenkort voor de gekwelde mensheid aanbreken, maar niet zoals zij het zich denken, doch op een betere wijze!

OVERLEVING VAN EPIDEMIEËN EN VOEDSELSCHAARSTE

8. Hoe hebben sinds 1914 ziekten tot de wereldbenauwdheid bijgedragen?

8 Er waren echter nog andere factoren die tot de wereldbenauwdheid bijdroegen. De sikkel van de Dood maaide enorme aantallen mensen weg door middel van pestilenties! Wij kunnen ons nog goed de epidemie herinneren die de Zwarte Dood van de Middeleeuwen overtrof. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 overspoelde ze gelijk een golf de gehele aardbol. Vanwege de plaats van oorsprong werd ze „de Spaanse griep” genoemd. Velen van ons kunnen zich nog herinneren hoe zij door deze gevreesde koorts op het ziekbed werden geworpen en niet naar hun werk konden gaan, maar, gelukkig voor ons, bleken wij niet tot de 20.000.000 slachtoffers te behoren die werden neergeveld in de dood. Andere pestilenties hebben in onze generatie een zware tol geëist. Zo hebben bijvoorbeeld thans, als gevolg van een maatschappij (met inbegrip van religieuze geestelijken) die de natuurwetten met betrekking tot de seksuele gezondheid tart, walgelijke geslachtsziekten epidemische vormen aangenomen, waar de moderne geneeskunde geen raad mee weet. Onbekend voor velen heeft het wijdverbreide gebruik van bloedtransfusies tot de verbreiding van fnuikende ziekten geleid, in vele gevallen met dodelijke afloop, om nog maar niet te spreken van de sterfgevallen die rechtstreeks het gevolg zijn van dit medische gebruik, dat door velen nog steeds wordt toegepast.

9. Waarom wordt er thans wereldhongersnood op korte termijn voorspeld?

9 De wereldgezondheid wordt niet alleen aangetast doordat er zich, afgezien van de chronische ziekten zoals malaria, van tijd tot tijd pestilenties voordoen, maar de wereldgezondheid wordt thans ook aangetast doordat er wegens voedseltekorten ondervoeding heerst. Wij herinneren ons nog levendig de grimmige hongersnoden die het gevolg waren van de verwoestingen die door internationale oorlogen werden aangericht, of die door droogten, overstromingen en pestilenties werden veroorzaakt. Zelfs in de dagen dat de agrarische landen goede oogsten hadden, werden duizenden slecht gevoed of waren zij aan de hongerdood overgeleverd. Maar thans wordt als nooit tevoren de „broodmand” van de wereld bedreigd. Jaarlijks moeten er tientallen miljoenen monden meer worden gevoed, zonder dat er meer bouwland beschikbaar is of in cultuur wordt gebracht. De landbouwbevolking neemt af, maar de wereldbevolking neemt toe. In de tijd die wij sinds 1914 G.T. hebben meegemaakt, was de wereldbevolking, ondanks de Eerste Wereldoorlog, pestilentie en hongersnood, in 1930 toegenomen tot 2.000.000.000. In slechts dertig jaar daarna steeg ze tot 3.000.000.000. En nu, nog maar net vijftien jaar later, heeft de wereldbevolking de vier miljard overschreden. Daarom wordt er zelfs wereldhongersnood op korte termijn voorspeld!

10. Hoe heeft de vervuiling, die een bedreiging voor het voortbestaan van de mensen vormt, een gevaarlijk stadium bereikt?

10 Wij allen willen ons wat ons leven en onze bezittingen betreft, graag zeker voelen, niet waar? Toen wij ouderen destijds in de eerste twee decennia van deze twintigste eeuw jonge mensen waren, leek het leven zekerder; het was ook zekerder. Wij hoorden niet veel over vervuiling. Wij wisten niets van een zogenoemde „ecologie”, die te maken heeft met ons natuurlijke leefmilieu. Maar nu, sinds zo’n vijftien jaar geleden, horen wij steeds nadrukkelijker over de toenemende vervuiling van onze natuurlijke omgeving, waarvan de zekerheid van ons leven, gezondheidshalve, afhangt. Thans nadert op alarmerende wijze de vervuiling van de lucht die wij inademen, het water waar wij voor onze lichamelijke behoeften van afhankelijk zijn, de bodem waaruit de voedingsmiddelen komen, alsook de rivieren, meren en zeeën die een bron van vis en zeevoedsel zijn, ja, de vervuiling van bijna elk aspect van onze natuurlijke, levenonderhoudende omgeving, het crisispunt. Er is al zoveel schade aangericht dat deze tijdens ons geslacht niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Deze recente bedreiging van het menselijke voortbestaan is te wijten aan de wijze waarop onze moderne geïndustrialiseerde, commercieel ingestelde, gemobiliseerde, geürbaniseerde maatschappij gedurende tientallen jaren heeft geleefd.

11. Hoe komt het dat ons leven en onze bezittingen steeds meer in gevaar verkeren?

11 De meeste mensen denken niet zozeer aan zekerheid voor hun van levensbelang zijnde natuurlijke omgeving. Zij zijn zich veel meer bewust van hun behoefte aan fysieke zekerheid en zekerheid met betrekking tot hun bezittingen. Wij herinneren ons dat één gezaghebbende stem nog niet zoveel jaren geleden verklaarde dat met de huidige snelle toename van de misdaad de wereld te gevaarlijk zou worden om in te leven. Steeds meer mensen beginnen te denken dat wij die stand van zaken thans hebben bereikt. Eén belangrijke reden hiervoor is niet moeilijk te vinden. Geschiedschrijvers zijn het ermee eens dat in 1914, met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande algehele mobilisatie, een tijdperk van geweld op aarde werd ingeluid. De opkomst van beginselloze dictators en de zes jaar durende Tweede Wereldoorlog met toegenomen gewelddadigheid en terreur hebben de geest van gewelddaad verbreid en versterkt. Wat mensen in oorlogstijd hebben geleerd, wordt door hen in vredestijd toegepast. De gewelddadige, wetteloze elementen nemen hun toevlucht tot de nieuwste typen van wapens, zoals machinegeweren en bommen, of ontketenen ongebreidelde oproeren, gepaard gaande met plunderingen en moedwillige vernieling van waardevolle eigendommen.

12. Welke indruk heeft de „christelijkheid” van de christenheid op het heidendom gemaakt, en waarom?

12 In de landen die, op grond van hetgeen ze op religieus gebied beweren te zijn, een toonbeeld van goed gedrag en gewetensvol respect voor wet en orde zouden moeten zijn, namelijk in de landen van de christenheid, treffen wij de ergste overtreders van de morele wet aan en wordt de zekerheid van anderen het meest bedreigd. Het aantal leden van de kerken der christenheid omvat thans naar schatting meer dan een kwart van de wereldbevolking, en deze mensen zouden voor de zogenoemde „heidense” wereld een voorbeeld van een christelijke levenswijze moeten zijn. Maar in feite heeft het heidendom heel veel slechts van de christenheid geleerd. Het heidendom vergeet niet dat in de christenheid twee wereldoorlogen zijn ontbrand, dat in het gebied van de christenheid de kernbom werd ontwikkeld en dat ook daar het internationale communisme is ontstaan. De „christelijkheid” van de christenheid heeft geen diepe indruk op de „heidenen” gemaakt. Volgens de bijbel van de christenheid zijn haar kerkleden heidenser dan de ongelovige heidenen zelf!

13. Wat bewijst dat de liefde verkoeld is?

13 Naastenliefde is vandaag de dag ver te zoeken. Zelfs enkele van de populaire liedjes hebben liefde als thema gekozen — zo wordt er gezongen dat de wereld meer liefde nodig heeft en dat men de wereld graag zou willen leren hoe ze moet liefhebben. Naarmate de wereldbenauwdheid zich toespitst en de noodzaak voor zelfbehoud nijpender wordt, zal de aangeboren menselijke zelfzucht stellig alle overgebleven sporen van liefde voor de medemens onderdrukken en hoofdzakelijk het fysieke en materiële gerief van het eigen ik zoeken. De aaneensmedende, verenigende kracht van oprechte liefde is grotendeels verdwenen. Geen wonder dat er tegenwoordig zoveel wedijver, twistgierigheid, vooroordeel, wrok, begerigheid, hebzucht, bedrog en diefstal is, en dat er zoveel misbruik van anderen wordt gemaakt! En als er geen liefde is voor de medemens, die men kan zien en met wie men rechtstreeks contact kan hebben, hoe kan er dan liefde zijn voor Degene die de christenheid beweert te aanbidden, namelijk God, die de mens naar Zijn beeld heeft geschapen? Het is dan ook wegens het verlies van de liefde voor de medemens dat de liefde voor God is verkoeld. Religieuze huichelarij neemt toe!

WAT DAT ALLES OP DIT LATE UUR BETEKENT

14. Wat betekent dat alles wat wij tot dusver beschouwd hebben, en welke vraag rijst er derhalve?

14 Wat betekent dat alles wat wij ouderen sinds 1914 persoonlijk hebben waargenomen, thans, nu driekwart van deze twintigste eeuw voorbij is? Wordt hierdoor het bewijs geleverd dat de mens, na ruim zestig jaar vertrouwd te zijn geweest met wereldbenauwdheid, door ervaring heeft geleerd en nu weet hoe hij zich aan de benauwdheid van de natiën moet aanpassen? Vormt het een overtuigend bewijs dat de mens in staat is zelf zijn problemen op te lossen? Voor zover wij zeventigers en tachtigers als intelligente waarnemers kunnen zien, is dat niet het geval. En de mens zelf is dat harde feit gaan beseffen. Maar als de problemen niet worden opgelost, wat dan? Dan loopt het uit op mislukking! De mens kan zichzelf niet aanmoedigen met de oude leus: „Lukt het de eerste keer niet, probeer het dan nog eens!” Het probleem ten aanzien waarvan men het nog eens moet proberen, blijft niet hetzelfde. Het wordt erger! Moeilijker! De vraag dringt zich aan ons op: Hoe lang zal de mens blijven falen, met gevaar voor zijn eigen voortbestaan?

15. Is het op grond van datgene wat in het communistische Rusland is gebeurd, aan te nemen dat materialistische mensen zich weer tot religie zullen wenden om van hun problemen verlost te worden?

15 Waarheen moet de mens zich wenden om verlost te worden van de rampspoedige problemen die hij zelf heeft geschapen? Materialistische mensen, die in de theorie geloven dat de mens geëvolueerd is, zien alleen de mens tot wie zij zich kunnen wenden. Zullen zulke mensen zich tot de eens populaire traditionele religies wenden die lange tijd in de tempels, moskeeën, kathedralen en kerkgebouwen zijn beoefend? Zal het Russische communisme bijvoorbeeld zich weer tot de Russisch-orthodoxe religie wenden die het in 1917 heeft omvergeworpen en zijn gezegde „godsdienst is opium voor het volk” laten varen? Sinds de Russisch-orthodoxe Kerk is opgeheven, heeft de Russische Sovjet-Unie datgene wat van dat kerkstelsel is overgebleven, louter als dienares van de staat gebruikt, en dit zwakke religieuze werktuig heeft geen oplossing voor de problemen van communistisch Rusland verschaft.

16. Welke vragen rijzen er als iemand geneigd zou zijn te denken dat men zich in landen waar religie nog een zekere achting geniet, in de toekomst tot religie zal wenden?

16 Zullen in andere delen van de christenheid buiten de communistische landen, de politici en wetenschapsmensen zich voor redding tot de geestelijken van de katholieke, protestantse of oosters-orthodoxe religie wenden? De staat heeft deze geestelijken als aalmoezeniers voor het leger gebruikt en als „mannen Gods” die de goddelijke zegen op hun wetgevende lichamen moesten afsmeken. Hoewel deze geestelijken zich van een zuiver religieus Evangelie tot een sociaal, materialistisch Evangelie hebben gewend, hebben zij geen oplossingen voor de wereldproblemen aan de hand gedaan. Zal communistisch Rood-China, dat nu in een strijd met het confucianisme gewikkeld is, zich ten slotte genoodzaakt voelen hulp bij de gestorven Confucius te zoeken? En zullen in andere landen die nog steeds een grote niet-christelijke religieuze organisatie hebben, de politici en heersers van de staat zich tot hun priesters blijven wenden, wier religies tot dusver geen verklaring voor de huidige wereldbenauwdheid hebben geboden en derhalve niet kunnen tonen hoe men eraan moet ontkomen?

17. Welke vraag rijst hier met betrekking tot een toekomstige toepassing van een oude spreuk?

17 Talloze politieke leiders en economische leidslieden zijn in hun lang in ere gehouden religies teleurgesteld. Zij hebben er zelfs hun geloof in verloren. Zullen zij nu als laatste redmiddel om een religieuze opleving roepen en handelen zoals de spreuk uit de oudheid luidde: „De hond is tot zijn eigen uitbraaksel teruggekeerd”? *

18. Wat pleit tegen een dergelijke toepassing van de spreuk?

18 Zo iets is nauwelijks te verwachten! Het gezonde verstand en de rede pleiten daar niet voor. Het geloof van die wereldse mannen in wat bovenmenselijk, in wat geestelijk is, is verzwakt, of erger nog, verwoest. Onder die omstandigheden menen zij dat zij slechts op menselijke bronnen aangewezen zijn. Wanneer ten slotte alle menselijke bronnen hun ontvallen, zullen zij aan het einde van hun Latijn zijn!

19. Waaromtrent dienen wij ons te laten onderwijzen en op de hoogte te stellen indien wij ons er niet toe willen laten bewegen dezelfde weg te gaan als deze mensen?

19 Thans is het beslist de tijd onszelf af te vragen: Willen wij tot die verbijsterde mensen behoren wanneer zij tot wanhoop vervallen? Zij zullen onveranderlijk tegen hun eigen belangen blijven strijden, waardoor zij helaas de eeuwige belangen van ieder ander in gevaar brengen! Zullen wij ons ertoe laten bewegen met hen mee te gaan? Wij hoeven dit niet te doen. Op grond van de allerbeste autoriteit kan er vol vertrouwen worden aangekondigd: „’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid is nabij!” Wij kunnen ons ergens toe wenden, zonder blootgesteld te worden aan teleurstelling, frustratie en de vernietiging. De toenemende druk van de tijd maakt het dringend noodzakelijk dat wij ons laten onderwijzen en ons ervan op de hoogte stellen waarheen wij ons kunnen wenden in de hoop volledig bevredigd te worden.

[Voetnoten]

^ ¶2 Geschreven door Mozes, de zoon van Amram, in Psalm 90:10, Petrus-Canisiusvertaling.

^ ¶5 Zie The Watch Tower van 1 juni 1914 (blz. 174) en van 15 juli 1914 (blz. 217, 218).

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 8]

1914 — Dat jaar was een belangrijk keerpunt