Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wanneer ’s mensen oude ordening plaats maakt voor Gods nieuwe ordening

Wanneer ’s mensen oude ordening plaats maakt voor Gods nieuwe ordening

Hoofdstuk 14

Wanneer ’s mensen oude ordening plaats maakt voor Gods nieuwe ordening

1, 2. (a) Door wie zal Babylon de Grote vernietigd worden? (b) Wat wordt in Openbaring 17:17 over de „tien horens” van dat scharlakengekleurde „wilde beest” gezegd?

WANNEER de „grote hoer”, Babylon de Grote, in de ophanden zijnde „grote verdrukking” wordt vernietigd, zal er een element van ’s mensen oude ordening verdwijnen dat zeer lang heeft bestaan. Dat Babylonische wereldrijk van valse religie zal door zijn vroegere minnaars vernietigd worden, dat wil zeggen door de symbolische „tien horens” op de „zeven koppen” van het scharlakengekleurde „wilde beest”, namelijk de internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid. Die naoorlogse organisatie werd in het jaar 1919 G.T. opgericht en fungeerde eerst onder de benaming van de Volkenbond.

2 Over de „tien horens”, die het symbolische „wilde beest” een vreesinboezemend voorkomen geven, zegt Openbaring 17:17: „Want God heeft het hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren, ja, hun ene gedachte uit te voeren door hun koninkrijk aan het wilde beest te geven, totdat de woorden van God volbracht zullen zijn.”

3. (a) Wat wordt door de „tien horens” gesymboliseerd? (b) Wat wordt in Openbaring 17:17 gezegd over de verhouding waarin de politieke staten tot elkaar zouden staan?

3 Op de vredesconferentie in 1919 werden er nieuwe politieke staten gevormd. Na de Eerste Wereldoorlog waren er dus meer symbolische „horens” dan onmiddellijk daarvóór. De vraag die toen urgent werd, was: In welke verhouding zouden alle politieke staten van de wereld tot elkaar staan? (Ze werden in hun totaliteit door de „tien horens” gesymboliseerd, aangezien het getal tien in de bijbel wordt gebruikt om totaliteit of volledigheid aan te duiden.) Met betrekking tot deze vraag heeft God „het hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren”. Op welke wijze?

4. Wat gebeurde er in het jaar 1914 met betrekking tot de wereldheerschappij?

4 Welnu, tientallen jaren lang had het gehoorzame overblijfsel van geestelijke Israëlieten verkondigd dat de tijden der heidenen, of de bestemde tijden der natiën, in het jaar 1914 zouden aflopen. Toen kwam er een eind aan de tijd waarin God toeliet dat de natiën zonder inmenging van zijn Messiaanse koninkrijk de wereldheerschappij uitoefenden. Hij kondigde aan dat de door hem toegestane tijd was afgelopen, doordat hij in de hemel het Messiaanse koninkrijk onder Jezus Christus, de blijvende Erfgenaam van koning David, oprichtte. Het Messiaanse koninkrijk in de koninklijke geslachtslijn van David zou nooit meer vertreden worden, zoals dat 2520 jaar voordien, in 607 v.G.T., was geschied. — Lukas 21:24.

5. Hoe werden de politieke machten op aarde ervan in kennis gesteld dat de tijd voor ze gekomen was hun regeringsmacht aan Gods regerende Messías over te dragen?

5 Voor het gezalfde overblijfsel van geestelijke Israëlieten was het woeden van de Eerste Wereldoorlog in 1914, gepaard gaande met voedseltekorten en pestilentiën, een bevestiging van het feit dat in dat jaar, nadat de bestemde tijden der natiën waren geëindigd, Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel volledig opgericht of geboren werd. Daarom gingen zij het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk prediken totdat dit werk wegens de oorlogstoestanden en de bittere vervolging vrijwel werd stilgelegd. Door deze Koninkrijksprediking werden alle politieke machten der aarde — de symbolische „tien horens” — ervan in kennis gesteld dat de tijd die God ze had toegestaan de wereld ongehinderd te regeren, afgelopen was. Nu moesten ze zijn universele soevereiniteit erkennen en hun regeringsmacht aan de Messías overdragen, die door God in de hemel op de troon was geplaatst.

6. Hoe had God „zijn gedachte” over datgene wat de natiën zouden doen, reeds tot uitdrukking gebracht, en welke gedachte was dat?

6 Maar volgens de gedachte en de voorzegging van God zouden de symbolische „tien horens” dat niet doen. Zijn gedachte dienaangaande komt bijvoorbeeld in Psalm twee tot uitdrukking, waar wordt gezegd dat de koningen der aarde en de hoogwaardigheidsbekleders zich als één blok tegen Hem en de door hem geïnstalleerde koning zouden opstellen. (Vergelijk Handelingen 4:24-30.) In Daniël 2:44 had hij reeds voorzegd dat zij allen als hardnekkige tegenstanders van zijn universele soevereiniteit vernietigd zouden worden. Volgens zijn gedachte nu moesten de natiën, zinnebeeldig voorgesteld door de „tien horens”, definitief een bepaalde handelwijze volgen waardoor God voor de ogen van heel de schepping gerechtvaardigd zou zijn ze te vernietigen. Volgens zijn gedachte moesten ze als een verenigde groep van natiën eensgezind handelen opdat hij ze allemaal tegelijk zou kunnen vernietigen. Dit is precies wat ze deden. Wij kunnen dus zien hoe God het door zijn eigen handelwijze de symbolische „tien horens” in het hart gegeven heeft zijn gedachte uit te voeren.

7. (a) Hoe gaven de „tien horens” „hun koninkrijk aan het wilde beest”? (b) Wat is het ’ene uur’, gedurende welke zij met het „wilde beest” autoriteit zullen hebben?

7 De verdere woorden uit Openbaring 17:17 bewijzen dat. Daar lezen wij: „. . . ja, hun ene gedachte uit te voeren door hun koninkrijk aan het wilde beest te geven.” Zij gaven hun koninkrijk dus niet aan Gods Messiaanse koninkrijk, dat door het overblijfsel van het geestelijke Israël werd verkondigd. In plaats daarvan droegen zij het over aan het symbolische „wilde beest”, de door mensen in het leven geroepen organisatie voor wereldvrede en veiligheid, destijds de Volkenbond genoemd. In de loop van de tijd traden steeds meer natiën tot de Volkenbond toe en gaven aldus hun „koninkrijk” daaraan. Aldus werd bewaarheid dat zij ’als koningen voor één uur autoriteit ontvangen met het wilde beest’. Zij hebben één gedachte, en daarom „geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest” (Openbaring 17:12, 13). Aangezien zij „voor één uur autoriteit als koningen met het wilde beest” zullen ontvangen, moet de tijd dat het symbolische „wilde beest” bestaat, betrekkelijk kort zijn, om zo te zeggen „één uur”. Tot dusver bestaat de door het „wilde beest” gesymboliseerde organisatie pas 56 jaar, dus nog niet zo lang als de neo-Babylonische wereldmacht (607 tot 539 v.G.T.) bestond.

8. Welke taak moeten de „tien horens”, zoals voorzegd, als de werktuigen van Jehovah God vervullen?

8 De symbolische „tien horens”, de lid-staten van de organisatie voor wereldvrede en veiligheid, moeten als het werktuig van Jehovah God een taak vervullen. Welke? Ze moeten het wereldrijk van valse religie, dat door Babylon de Grote wordt gesymboliseerd, vernietigen. Gods engel zei tot de apostel Johannes: „De tien horens die gij gezien hebt, en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden.” — Openbaring 17:16.

9. Wat betekent dit in werkelijkheid?

9 Dit betekent dat de verbintenissen die tot dan tussen Religie en Staat of tussen Kerk en Staat hebben bestaan, verbroken zullen worden. Nationale of staatskerken die dan nog bestaan, zullen ontbonden worden. De belastingvrijdom voor religieuze organisaties zal opgeheven worden. Zelfs de activiteit van de bijbelgenootschappen van de christenheid zal onderdrukt worden. De zendingsarbeid van de kerken der christenheid zal tot stilstand komen. Veldpredikers en parlementsgeestelijken zullen ontslagen worden. Feesten als Pasen, Kerstmis, Jom Kippoer (Verzoendag), en het Pascha zullen niet meer gevierd worden. Datgene wat er van de enorme materiële rijkdom van de religieuze instellingen overblijft nadat de plunderaars met geweld genomen hebben wat van hun gading is, zal door de politieke regeringen, die in zware financiële moeilijkheden verkeren, onteigend worden. Een ieder — hetzij man of vrouw — die een religieus gewaad draagt waardoor hij zich als een lid van een religieuze organisatie van de christenheid onderscheidt, zal zich aan het gevaar blootstellen lastig gevallen of als staatsvijandig of staatsgevaarlijk gearresteerd te worden. Hoe verwonderlijk het velen nu nog mag toeschijnen, de christenheid zal voor altijd verdwenen zijn!

10-12. (a) Zal alleen de christenheid vernietigd worden? (b) Welke uitwerking zal Jehovah’s oordeelsdag volgens de voorzegging in Jesaja 2:10-22 op de mensen hebben?

10 Als dit het lot zal zijn van de christenheid, het invloedrijkste deel van Babylon de Grote, wat moet er dan verwacht worden in het geval van alle andere van oudsher gevestigde, sterk verschanste religieuze organisaties buiten de christenheid? Heel Babylon de Grote moet van de aarde verdwijnen! Het zal de voorzegde oordeelsdag van Jehovah God, de Almachtige, zijn, waarover wij lezen:

11 „Ga in de rots en verberg u in het stof wegens de verschrikkelijkheid van Jehovah, en voor zijn luisterrijke superioriteit. De hoogmoedige ogen van de aardse mens moeten laag worden, en de hovaardigheid der mannen moet omlaaggehaald worden; en Jehovah alleen moet hoog verheven worden op die dag. Want het is de dag die Jehovah der legerscharen toebehoort. Die dag is over al wie zich verheft en trots is en over al wie verheven of laag is; . . .

12 En de goden zelf die niets waard zijn, zullen volkomen verdwijnen. En men zal in de grotten der rotsen en in de holen van het stof gaan wegens de verschrikkelijkheid van Jehovah en voor zijn luisterrijke superioriteit, wanneer hij opstaat om de aarde te doen beven. Op die dag zal de aardse mens zijn goden van zilver, die waardeloos zijn, en zijn goden van goud, die niets waard zijn, die men voor hem had gemaakt om zich daarvoor neer te buigen, voor de spitsmuizen en voor de vleermuizen werpen, om in de holen in de rotsen en in de kloven van de steile rotsen te gaan, wegens de verschrikkelijkheid van Jehovah en voor zijn luisterrijke superioriteit, wanneer hij opstaat om de aarde te doen beven. Laat om uwentwil af van de aardse mens, wiens adem in zijn neusgaten is, want op welke basis dient hijzelf in aanmerking te worden genomen?” — Jesaja 2:10-22; vergelijk Openbaring 6:15 tot 17.

13. (a) Hoe zullen zij volgens die profetie dan alles behandelen wat met religie te maken heeft? (b) Waar zullen wereldsgezinde mensen toevlucht zoeken, en met welke woorden voorzei Jesaja dit?

13 Wat zullen wereldsgezinde personen op die dag, waarop Jehovah aan ’s mensen oude ordening het oordeel zal voltrekken, doen? Daar de toestanden over de gehele wereld steeds slechter worden, zullen zij hun geloof in alles wat met religie te maken heeft, verliezen en zich ervan afkeren, ja, zij zullen het als nutteloos of waardeloos wegwerpen. Zij zullen in de geestelijken niets bijzonders meer zien, maar zullen hen als gewone mensen beschouwen, die, net als alle andere mensen, niet zonder lucht kunnen leven. Daar zij dan in hun geestelijken teleurgesteld zullen zijn, zullen zij zich uitsluitend met materialistische dingen bezighouden. Zij zullen zich van de religies van deze wereld afwenden en bij niet-religieuze, aardse organisaties toevlucht zoeken en van deze verwachten dat ze hen als bergen en als steile rotsen zullen beschermen en in het leven zullen houden. Zij zullen geen vertrouwen meer hebben in religieuze mannen die zij eens als goden beschouwden, als personen die met het bovenmenselijke geestenrijk in contact staan. Een van de met bergen te vergelijken organisaties waarbij zij toevlucht zullen zoeken, is de organisatie der Verenigde Naties, de „achtste” wereldmacht, want dit symbolische „wilde beest” met zijn „tien horens” zal Babylon de Grote vernietigen.

14. Wiens oordeelsvoltrekking is de vernietiging van Babylon de Grote in werkelijkheid, en hoe wordt hij hierdoor gerechtvaardigd?

14 Hoewel Babylon de Grote door de symbolische „tien horens” van het scharlakengekleurde „wilde beest” verwoest, ontbloot, verteerd en verbrand zal worden, is het niettemin het oordeel van Jehovah God dat aan haar voltrokken wordt. In overeenstemming met die zienswijze staat er in Openbaring 18:8 over het wereldrijk van valse religie geschreven: „Daarom zullen op één dag haar plagen komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.” De eer voor de bevrijding van de mensheid van de heerschappij van de religieuze „grote hoer”, Babylon de Grote, komt derhalve Jehovah God, de Almachtige, toe.

VREUGDE OVER DE VERNIETIGING VAN BABYLON DE GROTE

15-19. Onder wie zal er vreugde heersen wanneer Babylon de Grote wordt vernietigd, en wat schreef de apostel Johannes hierover?

15 Een van de plagen die God over Babylon de Grote zal brengen, is „rouw”; onder degenen daarentegen die aan de zijde van Jehovah God staan en voor Zijn reine vorm van aanbidding opkomen, zal grote vreugde heersen. De geïnspireerde apostel Johannes beschrijft deze vreugde die het deel van Jehovah’s aanbidders zal zijn. Nadat de apostel Johannes een profetisch beeld heeft gezien van de wijze waarop „Babylon, de grote stad, met een snelle worp [zal] worden neergeslingerd, en . . . nooit meer gevonden [zal] worden”, schrijft hij:

16 „Na deze dingen hoorde ik wat was als een luide stem van een grote schare in de hemel. Zij zeiden: ’Looft Jah [Grieks: Halleluja]! De redding en de heerlijkheid en de kracht behoren aan onze God, want zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig. Want hij heeft het oordeel voltrokken aan de grote hoer, die met haar hoererij de aarde verdierf, en hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken.’ En meteen zeiden zij voor de tweede maal: ’Looft Jah [Halleluja]! En de rook die van haar afkomt, blijft tot in alle eeuwigheid opstijgen.’

17 En de vierentwintig oudere personen en de vier levende schepselen vielen neer en aanbaden God, die op de troon is gezeten, en zij zeiden: ’Amen! Looft Jah [Halleluja]!’

18 En een stem ging uit van de troon en zei: ’Looft onze God, al gij slaven van hem, die hem vrezen, de kleinen en de groten.’

19 En ik hoorde wat was als een stem van een grote schare en als een geluid van vele wateren en als een geluid van zware donderslagen. Zij zeiden: ’Looft Jah [Halleluja!], want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren.’” — Openbaring 19:1-6; 18:21-24.

20. Waar wordt Jehovah geloofd, maar wie nemen eveneens aan deze lofprijzing deel?

20 Men zou de indruk krijgen als zouden slechts de heilige engelen in de hemel Jehovah loven omdat hij aan de „grote hoer” de voorzegde oordelen heeft voltrokken. Maar de stem die na het derde Halleluja vanaf de hemelse troon werd gehoord, zei: „Looft onze God, al gij slaven van hem, die hem vrezen, de kleinen en de groten.” Dit vanaf de troon gegeven gebod geldt voor de „slaven” van Jah, Jehovah, die nog op aarde zullen leven nadat de „grote hoer”, Babylon de Grote, vernietigd zal zijn. Deze „slaven” zijn degenen die het vroeger gegeven goddelijke gebod dat uit de hemel weerklonk, gehoorzaamden: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen. Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden herinnerd. Vergeldt haar gelijk zijzelf vergolden heeft, en doet haar tweemaal zoveel, ja, tweemaal het aantal dingen die zij gedaan heeft; doet in de beker waarin zij een mengsel heeft gedaan, tweemaal zoveel van het mengsel voor haar. Naar de mate dat ze zichzelf verheerlijkt en in schaamteloze weelde geleefd heeft, geeft haar in die mate pijniging en rouw.” — Openbaring 18:4-7.

21. Wie hebben sinds 1919 G.T. Babylon de Grote verlaten, en welk wonderbaarlijke vooruitzicht hebben zij derhalve?

21 Jehovah’s christelijke getuigen, zowel het overblijfsel van geestelijke Israëlieten als de „grote schare” met schapen te vergelijken metgezellen, hebben sinds 1919 G.T. Babylon de Grote verlaten en daardoor bewezen dat zij Jehovah’s „volk” zijn. Zij wilden „niet met haar in haar zonden . . . delen” en ook „geen deel van haar plagen . . . ontvangen”. Bijgevolg zullen zij niet met Babylon de Grote in haar plagen van „dood en rouw en hongersnood” delen en ook niet zoals zij „geheel verbrand worden met vuur” (Openbaring 18:8). Deze gehoorzame christelijke getuigen van Jehovah zullen de vernietiging van het Babylonische wereldrijk van valse religie dus overleven. Zij zullen getuige van die vernietiging zijn. En daar de hemelse legerscharen, met inbegrip van degenen die door de „vierentwintig ouderlingen” worden gesymboliseerd, Jah, Jehovah, zullen loven omdat hij aan deze „oude hoer” wraak heeft geoefend, zullen ook deze overlevende christelijke getuigen van Hem op aarde gerechtvaardigd zijn zich daarover te verheugen en „Halleluja!” uit te roepen. Maar wat volgt daarop?

DE STRIJD VAN DE „TIEN HORENS” EN HET „BEEST” TEGEN HET LAM

22. (a) Welke confrontatie zal er na de vernietiging van Babylon de Grote plaatsvinden? (b) Tegenover wie zullen Jehovah’s christelijke getuigen dan in werkelijkheid staan?

22 Dan volgt er een confrontatie tussen degenen die nog op aarde zijn overgebleven. Het zevenkoppige, tienhoornige scharlakengekleurde wilde beest en de bewoners der aarde die zich nog steeds „vol bewondering” over het beest „verbazen”, zullen aan de ene kant van het geschil staan. De christelijke getuigen van Jehovah die tot dan in leven zijn gebleven, aan de andere kant. Aangezien het scharlakengekleurde wilde beest slechts een „beeld” van het zevenkoppige, tienhoornige wilde beest is dat uit de zee opsteeg en dat door de mensen aanbeden wordt die denken dat niemand „de strijd tegen hem [kan] aanbinden”, zullen de christelijke getuigen van Jehovah in werkelijkheid tegenover dit symbolische „wilde beest” staan waarvan een beeld werd gemaakt. Dit wilde beest dat uit de zee opsteeg, symboliseerde het wereldomvattende politieke stelsel van menselijke heerschappij, waaraan Satan de Duivel „zijn kracht en zijn troon en grote autoriteit” gaf (Openbaring 13:1-8). Dit wereldomvattende politieke stelsel wordt thans in de Verenigde Naties — de internationale organisatie die nu het „beeld” van het wilde beest is dat uit de mensen-„zee” opsteeg — door 144 natiën vertegenwoordigd. Tegenover dit stelsel komen Jehovah’s Getuigen dan te staan!

23. (a) Wat is het in Openbaring 13:11-13 voorzegde tweehoornige „wilde beest”, dat ’als een draak spreekt’? (b) Van welk „wilde beest” zijn de Verenigde Naties een „beeld”, en op wiens initiatief werd dit politieke „beeld” opgericht?

23 Tot de nationale groepen die in het „beeld” van het wilde beest vertegenwoordigd zijn, behoren het voormalige Britse Rijk (dat in 1931 G.T. tot het Britse Gemenebest van Naties werd gereorganiseerd) en de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Deze beide Engels-sprekende groepen hebben in wereldcrisissen samengewerkt, zodat ze een dualistische wereldmacht vormen: de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, de zevende wereldmacht in de bijbelse profetieën. Deze zevende wereldmacht heeft in het algemeen nauw met het symbolische wilde beest samengewerkt en is als woordvoerder of profeet voor het met een beest te vergelijken wereldomvattende politieke stelsel opgetreden. Derhalve wordt ze in Openbaring 13:11-13 als een wild beest afgebeeld dat uit de „aarde” opstijgt en een bek heeft als een draak en twee horens gelijk een lam. Zeer terecht is deze tweehoornige of dualistische wereldmacht thans lid van de Verenigde Naties, want het politieke „beeld” van het „wilde beest” dat uit de „zee” opsteeg, werd op initiatief van deze Anglo-Amerikaanse wereldmacht opgericht. — Openbaring 13:14, 15.

24. (a) Hoe kwam volgens de geschiedkundige feiten de oprichting van de Volkenbond en de Verenigde Naties tot stand? (b) Wat gaven de wereldse politici door de oprichting van de Verenigde Naties in werkelijkheid te kennen?

24 Terwijl de Eerste Wereldoorlog woedde, vatte de toenmalige Britse eerste minister Lloyd George het plan op na de oorlog een Volkenbond op te richten, waardoor een volgende wereldoorlog verhinderd zou worden. T. W. Wilson, Amerika’s president tijdens de oorlog, beijverde zich om de Volkenbond op te richten. In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog bevorderden de Verenigde Staten, als het andere lid van het tweehoornige „wilde beest”, insgelijks de oprichting van een opvolger van de destijds niet meer bestaande Volkenbond. In oktober 1945 verscheen deze herziene organisatie voor wereldvrede en zekerheid als de Verenigde Naties op het toneel. Het was feitelijk hetzelfde oude „beeld” van het politieke „wilde beest”, alleen had het nu een nieuwe naam. Het werd op initiatief van wereldse politici opgericht, die aldus Gods Messiaanse koninkrijk, dat Jehovah’s christelijke getuigen sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 verkondigden en aanbevalen, trotseerden.

25. (a) Waar zullen Jehovah’s christelijke getuigen volgens de werkelijke betekenis van Openbaring, hoofdstuk 17, na de vernietiging van Babylon de Grote dus tegenover staan? (b) Welke regering vertegenwoordigen deze Getuigen?

25 In het licht van het voorgaande dienen wij wanneer wij Openbaring, hoofdstuk 17, lezen, waar over het scharlakengekleurde, zevenkoppige, tienhoornige „wilde beest” wordt gesproken, aan de werkelijke macht te denken die achter dit symbolische „beeld” staat, namelijk het wereldomvattende politieke regeringsstelsel, gesymboliseerd door het wilde beest dat uit de zee opsteeg. Het tweehoornige wilde beest dat uit de aarde opsteeg, namelijk de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, is het dominerende deel van het grotere politieke stelsel, dat door het uit de zee opgestegen beest wordt afgebeeld. Nadat de natiën die lid zijn van het symbolische „beeld”, het religieuze Babylon de Grote vernietigd hebben, zullen de christelijke getuigen van Jehovah dus tegenover het irreligieuze wereldomvattende politieke regeringsstelsel staan. Zij zullen nog steeds pal staan voor Gods Messiaanse koninkrijk als de enige rechtmatige regering voor de mensenwereld. Deze hemelse regering vertegenwoordigen zij, ja, de leden van het gezalfde overblijfsel van geestelijke Israëlieten zijn „gezanten” of ambassadeurs van deze Messiaanse regering. — 2 Korinthiërs 5:20; Efeziërs 6:20.

26. (a) Wat zal de enige „soort van religie” zijn die na de vernietiging van Babylon de Grote nog zal bestaan? (b) Hoe is deze religie van invloed op iemands houding ten aanzien van inmenging in de politiek, en waarom?

26 Met de vernietiging van het religieuze Babylon de Grote zal het eerste deel van de door Jezus Christus voorzegde „grote verdrukking” voorbij zijn (Matthéüs 24:21, 22; zie ook Daniël 12:1). Nu zal op aarde het kritieke tijdstip bereikt zijn! De christelijke getuigen van Jehovah die dan nog in leven zijn, zullen de enigen zijn die de ene levende en ware God, de Schepper van hemel en aarde, aanbidden. Hun vorm van aanbidding is de enige „religie” die de radicaal geworden politieke regeringen niet hebben kunnen uitroeien, en wel omdat dit „de soort van religie [is] die zonder smet of gebrek is in de ogen van God, onze Vader” (Jakobus 1:27, The New English Bible). Zolang deze „soort van religie” nog op aarde bestaat, zullen de godloze natiën niet tevreden zijn. Het is deze „soort van religie” die de nog levende christelijke getuigen van Jehovah ervoor heeft behoed een deel van de nieuwe politieke organisatie te worden en zich aldus tot een „deel van de wereld” te maken (Johannes 15:19; 17:14, 16). Zij komen in de eerste plaats, in de laatste plaats en te allen tijde op voor de universele soevereiniteit van de Allerhoogste en Almachtige God, Jehovah.

27. (a) Welke vraag moet dan dringend opgelost worden? (b) Hoe zullen de natiën tonen dat ze eensgezind zijn in hun tegenstand tegen Jehovah’s Messiaanse koninkrijk?

27 De brandende vraag: „Wie zal de aarde zonder mededinging regeren?” moet nu dringend opgelost worden. De irreligieuze natiën zijn vastbesloten te verhinderen dat Gods Messiaanse koninkrijk de heerschappij over de gehele aarde overneemt, want volgens hen is de aarde hun domein. Eensgezind, zoals door tussenkomst van de organisatie der Verenigde Naties, zullen ze hun erop-of-eronder tegenstand tegen het Messiaanse koninkrijk van de Soevereine Heer Jehovah, waarin zijn Lam, Jezus Christus, Koning is, te kennen geven. Het feit dat in 1914 de „tijden der heidenen” afliepen, betekent niets voor ze. Ze zullen niet bereid zijn te wijken; ze zullen niet bereid zijn hun nationale soevereiniteit aan de door God geïnstalleerde Messiaanse Koning, het Lam, over te dragen. Ze zullen zich nooit zonder strijd gewonnen geven. En de atoommachten zijn ervan overtuigd dat ze uitstekend toegerust zijn om zo’n strijd tot het uiterste te voeren. Op dus tot de beslissende strijd!

28. Wat wordt hierover in Openbaring 17:12-14 gezegd?

28 Over deze weergaloze oorlog lezen wij in Openbaring 17:12 tot 14: „De tien horens die gij gezien hebt, betekenen tien koningen [alle aardse politieke machten], die [in de dagen van de apostel Johannes] nog geen koninkrijk hebben ontvangen [door lidmaatschap in de Volkenbond, respectievelijk de Verenigde Naties], maar wel ontvangen zij voor één uur autoriteit als koningen met het wilde beest. Dezen hebben één gedachte, en daarom geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest [de wereldorganisatie voor vrede en veiligheid]. Dezen zullen strijden tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is. Ook de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem zullen dit doen.”

29. Zullen de politieke heersers het Lam, Jezus Christus, kunnen zien en derhalve rechtstreeks tegen hem kunnen strijden, en hoe toont de apostel Paulus dit?

29 De apostel Paulus beschrijft in zijn brief aan zijn zendingsmetgezel Timótheüs de huidige verheerlijkte staat van het Lam Gods, dat zich eens offerde, als volgt: „Voor het aangezicht van God, die alle dingen in het leven houdt, en van Christus Jezus, die als een getuige voor Pontius Pilatus [de Romeinse stadhouder van Judéa] de voortreffelijke openbare bekendmaking heeft afgelegd, beveel ik u dat gij het gebod op een onbevlekte en onberispelijke wijze onderhoudt tot aan de manifestatie van onze Heer Jezus Christus. Deze manifestatie zal de gelukkige en enige Machthebber op de daarvoor bestemde tijden tonen, hij, de Koning van hen die als koningen regeren en Heer van hen die als heren regeren, degene die alleen [van al deze heren en koningen] onsterfelijkheid heeft, die in een ontoegankelijk licht woont, die geen der mensen gezien heeft [in zijn verheerlijkte, onsterfelijke staat] of zien kan” (1 Timótheüs 6:13-16). De symbolische „tien horens” van het „wilde beest”, dat wil zeggen de Verenigde Naties, zullen het Lam, Jezus Christus, dus niet kunnen zien en derhalve in het geschil over de wereldheerschappij ook niet rechtstreeks tegen hem kunnen strijden.

30. Tegen wie zullen de „tien koningen” hun aanval derhalve richten?

30 De strijd die de „tien koningen” zullen voeren, zal echter gericht zijn tegen de zichtbare vertegenwoordigers die het koninklijke Lam, Jezus Christus, op aarde heeft: tegen de christelijke getuigen van Jehovah, tot wie het gezalfde overblijfsel van geestelijke Israëlieten en de „grote schare” opgedragen verkondigers van „dit goede nieuws van het koninkrijk” behoren (Matthéüs 24:14). Ondanks de vervuiling der aarde en de benauwdheid der natiën zullen zij zich nog steeds in het geestelijke paradijs verheugen, waar zij Gods gunst en bescherming genieten, waar de reine aanbidding wordt beoefend en waar zij in hun leven alle vruchten van Gods geest voortbrengen.

31. Tegen wie strijden de natiën in werkelijkheid wanneer ze Jezus’ getrouwe discipelen aanvallen?

31 Tot hun aanmoediging zei het Lam, Jezus Christus, in zijn profetie over het „besluit van het samenstel van dingen” dat wat aan ’een der geringsten van deze geestelijke broeders van hem’ gedaan zou worden, zou zijn als was het aan hem, de Koning, gedaan (Matthéüs 24:3; 25:40). Die regel geldt thans, nu wij ons werkelijk in dat „besluit van het samenstel van dingen” bevinden, nog steeds. Derhalve strijden de natiën, die tegen de getrouwe discipelen van Jezus Christus strijden om hen te verdelgen, in werkelijkheid tegen het verheerlijkte Lam Gods. Jehovah’s christelijke getuigen zullen dus beseffen dat de natiën eigenlijk niet tegen hen, maar tegen God en zijn Lam strijden.

DE STRIJD ONDER LEIDING VAN „GOG VAN HET LAND MAGOG”

32. (a) Welke oude vijand van de ware aanbidders zal bij die eindstrijd ontbreken? (b) Wie spoort de „tien horens” niettemin tot de strijd aan?

32 Bij deze eindstrijd, die tegen het gezalfde overblijfsel van geestelijke Israëlieten en hun loyale metgezellen, de uit de „andere schapen” van de Voortreffelijke Herder bestaande „grote schare”, gevoerd zal worden, zal één voormalige aanvaller ontbreken: Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie. In het verleden bediende ze zich van de „arm der Staat” om op gewelddadige wijze een geestelijke oorlog tegen Jehovah’s „heiligen”, die in de voetstappen van Jezus Christus treden, te voeren. De apostel Johannes tekende haar criminele bericht in de Schrift op, toen hij schreef: „Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus” (Openbaring 17:6). Maar nu ze door de „tien horens” is vernietigd, rijdt ze niet langer op het scharlakengekleurde „wilde beest” en kan ze het op generlei wijze meer beïnvloeden. Niettemin spoort een onzichtbare macht de „tien horens” ertoe aan tegen het Lam, vertegenwoordigd door zijn getrouwe discipelen op aarde, te strijden. Die onzichtbare, bovenmenselijke macht is Satan de Duivel. — Openbaring 13:1, 2.

33. (a) Welke positie zal Satan de Duivel dan nog steeds innemen? (b) Hoe toont de Schrift aan dat in werkelijkheid de Duivel verantwoordelijk is voor de oorlog die tegen de aanbidders van Jehovah op aarde wordt gevoerd?

33 Satan de Duivel is ook na de vernietiging van het religieuze Babylon de Grote nog „de heerser van deze wereld”, zoals Jezus hem aanduidde, of „de god van dit samenstel van dingen”, zoals de apostel Paulus hem noemde (Johannes 12:31; 14:30; 16:11; 2 Korinthiërs 4:4; Openbaring 13:3, 4). Na de vernietiging van Babylon de Grote, die de Duivelaanbidding bevorderde, is zijn toorn nog meer dan ooit tegen Jehovah’s christelijke aanbidders op aarde gericht. Hij verhevigt de strijd die hij sinds de tijd dat hij uit de hemel werd verdreven, tegen hen gevoerd heeft. Deze strijd wordt profetisch als volgt geschilderd: „De draak werd toornig op de vrouw [Gods hemelse organisatie, die het Messiaanse koninkrijk gebaard heeft] en ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus.” — Openbaring 12:17.

34. Hoe blijkt uit Openbaring 16:12-16 dat de Duivel en zijn politieke stelsel tot de oorlog tegen God te Har–mágedon aanzetten?

34 Nu is derhalve de tijd voor het uitbreken van de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” — het stadium in de ontwikkeling der wereldgebeurtenissen dat Har–mágedon wordt genoemd — gekomen. Dat Satan de natiën der wereld tot deze laatste oorlog zal drijven, blijkt uit Openbaring 16:12-16, waar de apostel Johannes schrijft: „Ik zag drie onreine geïnspireerde uitingen, die er uitzagen als kikvorsen, uit de bek van de draak [Satan de Duivel] en uit de bek van het wilde beest en uit de mond van de valse profeet [degenen op wier initiatief een politiek ’beeld’ van het wilde beest werd gemaakt] komen. In werkelijkheid zijn ze uitingen door demonen geïnspireerd, en ze verrichten tekenen en gaan uit tot de koningen van de gehele bewoonde aarde, om hen te vergaderen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. . . . En zij vergaderden hen tot de plaats die in het Hebreeuws Har–mágedon wordt genoemd.” Het wereldomvattende politieke stelsel en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht werken dus met de Draak samen om tot een totale oorlog tegen God te Har–mágedon aan te zetten.

35. (a) In welke profetie wordt beschreven welke rol de Duivel na de vernietiging van Babylon de Grote in de gebeurtenissen speelt? (b) Wie wordt daar als „Gog” aangeduid, en wat is „het land Magog”?

35 De rol die de uit de hemel verdreven Duivel na de vernietiging van Babylon de Grote speelt door datgene wat er van zijn aardse, zichtbare organisatie overgebleven is, op de been te brengen om tegen het Lam Gods te strijden, wordt in de profetie van Ezechiël (38:1 tot 39:16) aanschouwelijk afgebeeld. In die profetie wordt de uit de hemel verdreven Satan de Duivel, die zich nu in de nabijheid van de aarde ophoudt, als „Gog van het land Magog” aangeduid. Over dit land wordt gezegd dat het in het verre noorden, in „de meest afgelegen streken van het noorden”, ligt. Het beeldt de vernederde toestand af, ver van Gods gunst, de omgeving van onze aarde, waar Satan de Duivel en zijn demonen een korte tijd moeten blijven voordat zij in een afgrond van volkomen inactiviteit geslingerd worden (Ezechiël 38:6, 15; 39:2; Openbaring 20:1-3). In symbolische taal wordt getoond hoe Satan de Duivel, als Gog van het land Magog, een grote krijgsmacht op de been brengt, waarbij hij troepen monstert uit het noorden en uit het zuiden en ook uit Perzië, dat ten oosten van de Eufraat ligt, de rivier waaraan Babylon eens gebouwd was.

36, 37. (a) Wanneer vindt Gogs aanval plaats? (b) Wat is het „land” waartegen Gog volgens Ezechiël 38:8, 9 zijn aanval richt?

36 De tijd voor de aanval door Satan de Duivel, als Gog van het land Magog, is door Jehovah God bepaald. De aanval zal „in het laatst der jaren”, „in het laatst der dagen”, plaatsvinden (Ezechiël 38:8, 16). Dit duidt op een tijd die onmiddellijk aan het einde van de zichtbare, aardse organisatie van de Duivel voorafgaat. Hieruit blijkt dat zijn aanval geruime tijd na het herstel van het berouwvolle overblijfsel van het geestelijke Israël tot hun rechtmatige geestelijke staat, waarin zij Jehovah’s gunst genieten, zal plaatsvinden. Dit wil dus zeggen jaren na 1919 G.T., toen het overblijfsel van geestelijke Israëlieten door Gods macht uit dienstbaarheid aan Babylon de Grote werd bevrijd en de dienst in verband met het Koninkrijk weer vrijuit kon opnemen. Jehovah doelt niet op de Republiek Israël in het Midden-Oosten, maar op de herstelde geestelijke staat van het christelijke „Israël Gods”, wanneer hij tot Satan de Duivel, alias Gog van het land Magog, zegt:

37 „Na vele dagen zal er aandacht aan u worden geschonken. In het laatst der jaren zult gij komen naar het land van mensen die teruggewonnen zijn van het zwaard, bijeengebracht uit vele volken, op de bergen van Israël, die een voortdurend verwoeste plaats zijn gebleken; ja, een land dat uit de volken is uitgeleid, waar zij in zekerheid hebben gewoond, zij allen. En gij zult zeker optrekken. Gelijk een onweer zult gij aankomen. Gelijk wolken om het land te bedekken zult gij worden, gij en al uw benden en vele volken met u.” — Ezechiël 38:8, 9.

38, 39. (a) Om welke redenen wordt deze aanval op het overblijfsel van het geestelijke Israël ondernomen? (b) Hoe wordt de geestelijke toestand waarin Gods volk zich in die tijd bevindt, in Ezechiël 38:10, 11 beschreven?

38 Waarom wordt deze laatste aanval op het herstelde overblijfsel van geestelijke Israëlieten ondernomen? Omdat hun bloeiende geestelijke staat op aarde, die door God gezegend wordt, een wereldomvattend getuigenis voor de universele soevereiniteit van Jehovah God is. Bovendien omdat zij moedig hebben verklaard geen deel van deze wereld te zijn en zich als christenen absoluut neutraal bewaren ten opzichte van de onenigheden van deze wereld en zich ter verdediging en bescherming niet op dodelijke oorlogswapens verlaten. Ook verheugen zij zich in de aanbidding en actieve dienst van Jehovah in een geestelijk paradijs. Daarom worden Gog de volgende woorden in de mond gelegd:

39 „Ik zal optrekken tegen het land van het open plattelandsgebied. Ik zal komen over degenen die rust genieten, die in zekerheid wonen, allen wonend zonder muur, en zij hebben zelfs geen grendels en deuren.” — Ezechiël 38:10, 11.

40. Hoe bevestigen de volgende verzen dat Jehovah’s aanbidders op aarde zich dan in een geestelijk paradijs verheugen?

40 De volgende woorden die Jehovah tot Gog van het land Magog richt, bevestigen dat zijn herstelde aanbidders zich in een geestelijk paradijs verheugen: „Het zal zijn om een grote buit te behalen en veel te plunderen, ten einde uw hand te doen terugkeren over opnieuw bewoonde verwoeste plaatsen en tegen een volk dat uit de natiën vergaderd is, één dat vermogen en bezit vergaart, degenen die op het middelpunt der aarde wonen.” Daarom vragen wereldse waarnemers de binnendringende Gog van het land Magog: „Is het om een grote buit te behalen dat gij komt? Is het om veel te plunderen dat gij uw vergadering hebt verzameld, ten einde zilver en goud weg te voeren, om vermogen en bezit weg te nemen, om een zeer grote buit te behalen?” — Ezechiël 38:12, 13.

41. Waarom lokt niet datgene wat de bewoners van het geestelijke paradijs aan materiële rijkdom bezitten, tot deze internationale aanval uit?

41 Datgene wat het herstelde overblijfsel van geestelijke Israëlieten en de leden van de „grote schare”, die met hen in het geestelijke paradijs wonen, aan materiële rijkdom bezitten, laat zich niet vergelijken met de enorme materiële rijkdom — het vermogen en het bezit — die Babylon de Grote in de loop der eeuwen heeft opgehoopt. Zij hebben de raad van Jezus Christus opgevolgd en hebben niet de materiële goederen van deze materialistische wereld nagejaagd, maar eerst het koninkrijk Gods en Zijn rechtvaardigheid gezocht (Matthéüs 6:33). Wat voor aardse goederen bezitten zij dan, dat er zo’n internationale aanval door de strijdkrachten onder het onzichtbare commando van de hedendaagse Gog van het land Magog wordt uitgelokt?

42. (a) Waarvan is het geestelijke paradijs van Jehovah’s christelijke getuigen in werkelijkheid een uitdrukking, en hoe dat zo? (b) Wat zijn de wereldse natiën vastbesloten met het oog hierop te doen?

42 Niet materiële rijkdom, maar datgene wat door het geestelijke paradijs van de christelijke getuigen van Jehovah wordt vertegenwoordigd, is het waardevolle goed dat de zichtbare, aardse organisatie van Satan de Duivel tot een wereldomvattende aanval uitlokt nadat Babylon de Grote in de as gelegd is. Hun geestelijke paradijs, dat Jehovah God op aarde heeft geplant, is de uitdrukking van Gods aanspraak op soevereiniteit over de gehele aarde. Maar de wereldse natiën eisen deze soevereiniteit over de aarde voor zich op. Elke lid-staat van de Verenigde Naties staat op zijn eigen nationale soevereiniteit. De bewoners van het geestelijke paradijs vormen de grondslag van een „nieuwe aarde”, een nieuwe aardse maatschappij; derhalve willen de wereldse natiën onder de hedendaagse Gog van Magog die grondslag van een „nieuwe aarde” uitplunderen en daardoor de oude aardse maatschappij om zelfzuchtige redenen in stand houden, ten einde haar van God onafhankelijke loopbaan voort te zetten. Het bereiken van dit doel betekent voor de soevereine staten meer dan zilver en goud, materieel vermogen en materieel bezit.

43. (a) Wat zou de aanval van Gogs horden voor de wettelijke corporaties waarvan Jehovah’s christelijke getuigen zich bedienen en de eigendommen daarvan kunnen betekenen? (b) Zal dit betekenen dat Jehovah’s christelijke getuigen zullen ophouden te bestaan?

43 Wat het voor Jehovah’s christelijke getuigen zal betekenen dat Gogs horden, nadat Babylon de Grote vernietigd zal zijn, op „Israëls bodem” zullen komen, zullen de gebeurtenissen op aarde dan duidelijk tonen. Het zou niet verwonderlijk zijn als de 96 bijkantoren van de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania gesloten zouden worden en zelfs de eigendommen daarvan door de antireligieuze regeringen geconfisqueerd zouden worden. Wat er met de duizenden Koninkrijkszalen gebeuren zal, die Jehovah’s christelijke getuigen overal in de wereld gebouwd hebben en waarin zij voor geestelijke opbouw bijeenkomen, zal de toekomst leren. Van de regeringsautoriteiten die de charters van de verscheidene corporaties waarvan Jehovah’s Getuigen zich bedienen om bijbels en bijbelse lectuur te drukken en te verspreiden, goedgekeurd en deze corporaties geregistreerd hebben, kan niet verwacht worden dat zij ze dan nog erkennen of goedkeuren. Natuurlijk kunnen de vijandig gezinde politieke regeringen de wereldomvattende groep van Jehovah’s christelijke getuigen niet ontbinden, want zij vormen geen corporatie die op grond van door mensen ontworpen staatswetten geregistreerd is.

44. Waarom zullen de politieke regeringen de „getrouwe en beleidvolle slaaf” en zijn besturende lichaam niet kunnen ontbinden?

44 Ook de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, die door de regerende Koning Jezus Christus betrouwbaar bevonden en derhalve „over al zijn bezittingen” op aarde aangesteld is, kunnen de politieke regeringen onder leiding van de hedendaagse Gog van Magog niet ontbinden. Zij kunnen dit niet omdat deze uit vele leden bestaande „slaaf” nooit op grond van de wetten van enige politieke regering der wereld tot een corporatie is gemaakt (Matthéüs 24:45-47; Lukas 12:42-44). Deze „slaaf”-klasse bestaat sinds de eerste eeuw G.T. Destijds werd ze door de koninklijke Meester, Jezus Christus, georganiseerd, en tot nu toe heeft ze actief in zijn dienst gestaan, en ze is aan hem en niet aan „Caesar” of aan Gog van het land Magog verantwoording verschuldigd. Dit geldt eveneens met betrekking tot het schriftuurlijke besturende lichaam van de gezalfde „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse. De politieke regeringen van het symbolische „wilde beest” mogen dan wel de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania en zijn Bestuursraad, alsmede andere wettelijke corporaties van Jehovah’s christelijke getuigen in diverse landen ontbinden, maar ze kunnen de theocratische aanstelling van het besturende lichaam, dat de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse vertegenwoordigt, niet teniet doen of ongedaan maken.

45. Zal het voor Jehovah’s christelijke getuigen iets nieuws zijn hun activiteiten ondergronds te moeten voortzetten?

45 Het zal voor Jehovah’s christelijke getuigen geen nieuwe ervaring zijn hun geestelijke activiteiten ondergronds te moeten voortzetten. Uit de wereldlijke geschiedenis weten wij dat de getrouwe christenen in de eerste eeuw van onze Gewone Tijdrekening, toen zij door het Romeinse Rijk op beestachtige wijze werden vervolgd, in de catacomben bijeenkwamen. In deze twintigste eeuw hebben de christelijke getuigen van Jehovah hun opdracht, discipelen te maken, ondanks verbodsbepalingen ten uitvoer gebracht en hun werk succesvol ondergronds voortgezet.

46. (a) Wat zullen Jehovah’s Getuigen uit bezorgdheid voor elkaar doen, ook al moeten zij ondergronds gaan? (b) Zal door die aanval van Gog van Magog het geestelijke paradijs vernietigd worden?

46 Reeds tientallen jaren hebben zij hun aanbidding en dienst van hun God achter het zogenoemde IJzeren Gordijn, waardoor de communistische landen worden afgesloten, voortgezet. Zelfs wanneer zij tijdens de aanval van de horden van Gog van Magog in de gehele wereld ondergronds moeten gaan, zullen zij georganiseerd blijven. Zij zullen trachten met elkaar in contact te blijven. Vooral zullen zij voor elkaar bidden wanneer zij van medeaanbidders van Jehovah gescheiden zijn. Zij zullen zich blijven verheugen over hun geestelijke paradijs, want zij weten dat de gewelddadige vervolging die zij door toedoen van Gog van Magog moeten ondergaan, niet betekent dat zij niet langer Gods gunst, goedkeuring en zegen genieten. Hun geestelijke hoedanigheden zullen helderder dan ooit schijnen, en zij zullen niet toelaten dat hun geestelijke leven wordt uitgeblust door mensen die slechts het lichaam kunnen doden, maar een getrouwe christen die zijn rechtschapenheid jegens Jehovah God bewaart, daarna niets meer kunnen doen. — Lukas 12:4; Matthéüs 10:28.

47. Hoe blijkt uit de profetie van Ezechiël dat er onder leiding van Gog van Magog werkelijk een aanval ondernomen zal worden?

47 Hoe ver precies Jehovah God, de Almachtige, de horden onder de hedendaagse Gog van Magog zal toelaten met hun aanval te gaan, moeten Jehovah’s Getuigen, die gewaarschuwd zijn, afwachten. Dat zij een aanval zullen ondernemen, blijkt echter uit de profetie van Ezechiël: „’En het moet geschieden op die dag, op de dag dat Gog op Israëls bodem komt,’ is de uitspraak van de Heer Jehovah, ’dat mijn woede in mijn neus zal opstijgen. En in mijn vurige ijver, in het vuur van mijn verbolgenheid, zal ik moeten spreken. Voorzeker, op die dag zal er een grote aardbeving in de bodem van Israël plaatshebben. En wegens mij zullen de vissen der zee en de vliegende schepselen des hemels en de wilde dieren van het veld en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en de gehele mensheid die op de oppervlakte van de aardbodem is, moeten huiveren, en de bergen zullen werkelijk worden neergeworpen en de steile wegen zullen moeten vallen en ter aarde zal zelfs elke muur vallen.’” — Ezechiël 38:18-20.

48. Hoe zullen de christelijke getuigen van Jehovah reageren wanneer zij door de strijdkrachten van Gog van Magog worden aangevallen, en waarom?

48 De christelijke getuigen van Jehovah zullen tijdens de gewelddadige aanval van de „krijgsmacht” van Gog van Magog geestelijke zekerheid genieten, want zij bevinden zich in Gods liefde en genieten zijn goedkeuring. Deze aanbidders van de Soevereine Heer Jehovah, die volgens de profetie „in zekerheid wonen, allen wonend zonder muur” en die „zelfs geen grendels en deuren” hebben, zullen niet gewelddadig de hand opheffen tegen de zwaar bewapende strijdkrachten van Gog van Magog. Zij zullen hun God zijn beschermende macht over hen laten tonen. Zij zullen aan de woorden denken die een profeet onder druk van een soortgelijke aanval op Jehovah’s aanbidders uitte, en zullen daarop vertrouwen: „Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens deze grote menigte; want het is geen strijd van u, maar van God” (2 Kronieken 20:15). Zij zullen hun vertrouwen niet vergeefs op de Almachtige God stellen. Híj zal de strijd voeren, want in werkelijkheid is de strijd niet gericht tegen hen, maar tegen Hem, hun God. Nu is hij werkelijk toornig, en met het volste recht brengt hij zijn toorn tot uitdrukking!

49. (a) Wat is de „plaats” waarnaar in de bijbel als Har–mágedon wordt verwezen? (b) Wie gebruikt Jehovah op de door hem bestemde tijd om de oorlog tegen zijn aardse vijanden te voeren?

49 Nu is de „grote dag van God de Almachtige” aangebroken en daarmee het tijdstip voor de „oorlog” die deze dag tot een dag der rechtvaardiging van Jehovah’s universele soevereiniteit maakt. De figuurlijke „plaats” — in het Hebreeuws Har–mágedon genoemd —, het explosieve stadium van de vijandigheden tussen God de Almachtige en Gogs strijdkrachten, is nu bereikt (Openbaring 16:14, 16). Niet Jehovah’s christelijke getuigen op aarde, maar Jehovah zelf begint de strijd tegen de aardse vijanden, die zich in slagorde hebben opgesteld. Jehovah geeft zijn grote Veldmaarschalk, de oorlogvoerende Koning Jezus Christus, het signaal. Zodra het signaal tot de aanval is gegeven, storten hij en zijn hemelse strijdkrachten zich, als op strijdrossen rijdend, in de naam van Jehovah in de strijd. De oorlog van universeel belang die dan gevoerd wordt en de afloop die deze oorlog heeft voor de internationale krijgsmacht onder de hedendaagse Gog van Magog, worden ons in het laatste boek van de geïnspireerde Schrift geschilderd.

DE OORLOG TE „HAR–MÁGEDON”

50. Hoe beschreef de apostel Johannes in een profetisch verslag over de oorlog te Har–mágedon degenen die aan de zijde van rechtvaardigheid zouden strijden?

50 Het slagveld wordt symbolisch Har–mágedon genoemd. Babylon de Grote is reeds door de symbolische „tien horens . . . en het wilde beest” vernietigd en met vuur verbrand (Openbaring 17:16 tot 19:9). Zoals een oorlogscorrespondent voor een krant of een nieuwstijdschrift schrijft, geeft de apostel Johannes ons een profetisch verslag over de oorlog te „Har–mágedon”. Hij schrijft: „En ik zag de hemel geopend, en zie! een wit paard. En degene die erop zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid. Zijn ogen zijn een vuurvlam en op zijn hoofd zijn vele diademen. Hij draagt een geschreven naam die niemand kent dan hijzelf, en hij is getooid met een bovenkleed dat met bloed besprenkeld is, en zijn naam wordt genoemd: Het Woord van God. En de legers die in de hemel waren, volgden hem op witte paarden, en zij waren gekleed in wit, rein, fijn linnen. En uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn om daarmee de natiën te slaan, en hij zal hen weiden met een ijzeren staf. Ook treedt hij de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige. En op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, draagt hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.” — Openbaring 19:11-16.

51. (a) Waarom moeten de getuigen van Jehovah op aarde dan een groot geloof hebben? (b) Wat is het „scherpe lange zwaard” dat uit de mond van de Koning der koningen te voorschijn komt?

51 Deze „legers die in de hemel waren” en die onder het bevel van de Koning der koningen staan, zullen zich voor de in slagorde opgestelde natiën der aarde niet zichtbaar maken. De argeloze, ongewapende getuigen van Jehovah op aarde moeten derhalve het vaste geloof hebben dat deze hemelse legerscharen hen te hulp zullen komen wanneer hun nood het hoogst zal zijn. De natiën, aangevoerd door Gog van Magog, Satan de Duivel, zullen het echter gewaarworden dat die onzichtbare legers tegen ze strijden. De Koning der koningen zal de natiën „weiden met een ijzeren staf”, en ze zullen het voelen daar ze als aardewerken pottenbakkersvaten worden verbrijzeld. Hij is het Woord van God, en het „scherpe lange zwaard” dat uit zijn mond te voorschijn komt, zijn zijn rechterlijke bevelen tot terechtstelling van de natiën; en wat zijn mond beveelt, zal aan de natiën voltrokken worden — ze worden vernietigd.

52. (a) Hoe zal het de natiën zo vergaan als druiven in een wijnpers? (b) Als het ware door welke middelen zal Jehovah’s gramschap volgens de Schrift tot uitdrukking worden gebracht?

52 De Koning der koningen treedt ook „de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige”. Dit betekent dat de natiën als het ware vertreden worden. Overeenkomstig dit beeld worden ze als rijpe druiven in een reusachtige „wijnpers” geworpen, waar ze de „toorn der gramschap van God de Almachtige” zullen gevoelen doordat ze fijngestampt worden. De Koning der koningen en zijn hemelse legers, die hem op paarden volgen, zullen eveneens aan het treden van deze symbolische wijnpers deelnemen. Het symbolische treden van deze wijnpers zal geschieden overeenkomstig de wijze waarop Jehovah God, de Almachtige, volgens zijn zeggen zijn gramschap en vurige verbolgenheid ten aanzien van de horden van Gog van Magog tot uitdrukking zal brengen, als het ware door aardbeving, pestilentie, overstromende stortregen, hagelstenen, vuur en zwavel, waarbij ook veel bloed zal vloeien. — Ezechiël 38:18-22; vergelijk Joël 3:9-16; Openbaring 14:18-20.

53, 54. (a) Wie zal kennelijk als overwinnaar uit de universele oorlog te Har–mágedon te voorschijn komen? (b) Welke uitnodiging wordt nog voordat de oorlog ten einde is, tot „alle vogels die vliegen in het midden van de hemel” gericht?

53 Kunnen de onder de onzichtbare Gog van Magog staande internationale strijdkrachten, die zich in slagorde hebben opgesteld, verwachten stand te houden tegen de Koning der koningen en Heer der heren, die voor de universele soevereiniteit van de Allerhoogste en Almachtige God, Jehovah, strijdt? Daartoe zullen ze nimmer, noch als Verenigde Naties noch als atoommachten, in staat zijn! Het staat reeds van tevoren vast wie in de universele oorlog te Har–mágedon de overwinnaar zal zijn. De lijken van de gesneuvelde vijanden, waarmee het slagveld door toedoen van God de Almachtige bezaaid zal zijn, voorzien in wat „het grote avondmaal van God” wordt genoemd, waaraan alle aasvogels die in het midden van de hemel vliegen, zich te goed zullen doen. Nog voordat de oorlog ten einde gestreden is, nodigt een in het zonlicht staande hemelse engel al deze vogels uit voor het grote avondmaal dat God te Har–mágedon voor ze bereidt. Daarover zegt onze verslaggever Johannes:

54 „Ik zag ook een engel in de zon staan, en hij riep met een luide stem en zei tot alle vogels die vliegen in het midden van de hemel: ’Komt hier, wordt vergaderd tot het grote avondmaal van God, om te eten de vleesdelen van koningen en de vleesdelen van militaire bevelhebbers en de vleesdelen van sterke mannen en de vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten, en de vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en groten.’” — Openbaring 19:17, 18.

55. (a) Waarom worden de vogels niet uitgenodigd zich te voeden met het „wilde beest” en de „valse profeet”? (b) Welke dieren buiten de vogels worden in Ezechiëls profetie tot het feestmaal uitgenodigd?

55 Zoals wij bemerken, worden „alle vogels die vliegen in het midden van de hemel” niet uitgenodigd zich te voeden met de lijken van het politieke „wilde beest” en de politieke „valse profeet” (Openbaring 13:1-8, 11-13; 16:13). Het hier geschilderde beeld laat alleen een slagveld zien dat bezaaid ligt met de lijken van de strijdkrachten van een leger. Het laat noch de achtervolging van een woedend wild beest noch een militaire aanval op een afzonderlijke „valse profeet” zien. In het visioen van de profeet Ezechiël over de aanval van de strijdkrachten van Gog op Jehovah’s herstelde volk in hun geestelijke paradijs, worden niet alleen de „vogels van allerlei vleugel” uitgenodigd zich te goed te doen aan de lijken van de verslagen vijanden, maar ook „alle wilde dieren van het veld” worden uitgenodigd het „vlees van sterke mannen” en van „paarden en wagenmenners, sterke mannen en allerlei krijgslieden” te eten (Ezechiël 39:17-20). Dat Jehovah allen die door zijn hemelse legers in de „wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” worden vertreden, veracht en verafschuwt, blijkt wel hieruit dat de lijken van de verslagen vijanden niet begraven worden, maar de aasetende vogels en landdieren tot voedsel moeten dienen.

56. Hoe worden in Openbaring, hoofdstuk 17, de gecombineerde aardse strijdkrachten onder Gog van Magog in hun aanval op Jehovah’s Koning afgebeeld?

56 De gehele zichtbare gecombineerde organisatie van Satan de Duivel zal aan de strijd deelnemen. Het samengaan van de aardse strijdkrachten onder Gog van Magog in de strijd tegen Jehovah’s Koning der koningen wordt afgebeeld als een aanval door een afzonderlijk, uit vele machten samengesteld „wild beest”, dat zeven koppen en tien horens heeft. Er wordt symbolisch afgebeeld hoe dit scharlakengekleurde „wilde beest” eerst Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, vernietigt. Over de antireligieuze politieke heersers die door de tien horens van het uit vele machten samengestelde „wilde beest” worden afgebeeld, werd tot de apostel Johannes gezegd: „Dezen hebben één gedachte, en daarom geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest [aan de Verenigde Naties]. Dezen zullen strijden tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is. Ook de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem zullen dit doen.” — Openbaring 17:13, 14.

57. (a) Wat betekent het dat het Lam „Heer der heren en Koning der koningen” wordt genoemd? (b) Wie zullen het doelwit zijn van die aanval door het „wilde beest”, dat de Verenigde Naties voorstelt?

57 De strijd van een wild beest met zeven koppen en tien horens tegen een lam is ogenschijnlijk een ongelijke strijd. Maar het symbolische Lam in deze profetie is de door Jehovah aangestelde Heer der heren en Koning der koningen, die derhalve superieur is aan alle heren en koningen die in het symbolische „wilde beest” — de 144 lid-staten tellende Verenigde Naties — verenigd zijn. Daar zij aards zijn, kunnen zij met hun menselijke ogen het Lam niet zien en derhalve ook niet rechtstreeks tegen hem strijden. Maar zij kunnen op aarde in het vlees degenen zien die het gezalfde overblijfsel van „de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem” vormen. Daar dezen de Koning der koningen en Heer der heren vertegenwoordigen, strijden de lid-staten van de Verenigde Naties tegen hem door in het bijzonder tegen het gezalfde overblijfsel van de medeërfgenamen van zijn Koninkrijk te strijden. Met dit getrouwe overblijfsel zijn de talloze leden van de „grote schare” verbonden, die hun standpunt onwrikbaar aan de zijde van Jehovah’s universele soevereiniteit hebben ingenomen en die de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, de koninklijke Zoon van Jehovah, volgen. Deze tot de „grote schare” behorende discipelen worden derhalve te zamen met het gezalfde overblijfsel door de antireligieuze Verenigde Naties aangevallen.

58. Wat voor overwinning zal er dan behaald worden (a) van de zijde van de Koning der koningen? (b) van de zijde van zijn aardse onderdanen?

58 De symbolische „tien horens” en het scharlakengekleurde „wilde beest” zullen er niet in slagen alle zich op aarde bevindende getrouwe vertegenwoordigers van de Koning der koningen te vernietigen. Zoals het profetische beeld van de aanval door Gog van Magog toont, zullen ze er niet in slagen het geestelijke paradijs, waarin de „geroepenen en uitverkorenen en getrouwen” en de „grote schare” zich onder de bescherming van de Koning der koningen bevinden, weg te vagen (Openbaring 7:9-17; 12:17). De Koning der koningen zal met zijn hemelse legers van engelen de tegen hem strijdende „tien horens” van de wereldorganisatie van het „wilde beest” letterlijk overwinnen. Op aarde zullen „de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem [de Koning der koningen]”, de overwinning behalen door het christelijke geloof, doordat zij de Koning der koningen nooit het recht zullen ontzeggen over de gehele aarde te regeren en nooit de universele soevereiniteit van de Koning der eeuwigheid, Jehovah God, zullen loochenen (Openbaring 15:3). Ook de „grote schare”, die met hen in het geestelijke paradijs woont, zal weigeren te schipperen en zich voor de aanspraak van het tienhoornige, zevenkoppige „wilde beest” op wereldheerschappij te buigen.

59, 60. (a) Is het mogelijk dat enkelen van degenen die door geloof overwinnen, dan toch door toedoen van de vijand sterven? (b) Welke hoop zal hen sterken hun loyaliteit jegens Jehovah’s soevereiniteit op deze wijze te bewijzen? (c) Zal het de vijand mogelijk zijn het gezalfde overblijfsel en de „grote schare” dan volledig te vernietigen?

59 Het kan zijn dat God de Almachtige toelaat dat enkelen van degenen die door geloof overwinnen, wegens hun loyaliteit ten opzichte van Zijn universele soevereiniteit door de gewelddadige tegenstanders van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk worden gedood. Dit zal echter niet betekenen dat zij door Jehovah’s legers van engelen onder zijn Veldmaarschalk, Jezus Christus, zijn terechtgesteld.

60 Deze getrouwen, die voor de soevereiniteit van God over het universum hun leven laten, sterven in getrouwheid als verdedigers van de rechtmatige heerschappij van Jehovah, die door Christus wordt uitgeoefend. Jehovah heeft hun zijn gunst en zijn liefde niet onttrokken. Zij worden niet aan de „tweede dood”, de eeuwige vernietiging, prijsgegeven, die door het „vurige meer . . ., dat met zwavel brandt”, wordt gesymboliseerd (Openbaring 19:20; 20:10, 14, 15; 21:8). Zij zullen evenals Jezus Christus onoverwonnen sterven en de geloofversterkende hoop hebben dat zij op de door God bestemde tijd uit de doden zullen opstaan (Openbaring 2:10; 14:13; 20:4, 6, 11-13). De strijdende tegenstanders van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk zullen echter niet het gehele gezalfde overblijfsel kunnen doden. En in Openbaring 7:9-14 wordt ons de verzekering gegeven dat ook de ontelbare „grote schare” het hoogtepunt van de „grote verdrukking” zal overleven. Er kan toegelaten worden dat afzonderlijke personen sterven; het overblijfsel en de „grote schare” als geheel zullen echter in leven blijven.

DE VERNIETIGING VAN DE TEGENSTANDERS VAN DE KONING

61. Met welke woorden beschrijft de apostel Johannes in Openbaring 19:19-21 degenen die te Har–mágedon worden terechtgesteld?

61 In Openbaring 19:19-21 brengt de apostel Johannes verslag uit over degenen op aarde die in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon worden terechtgesteld omdat zij voor het eeuwige leven ongeschikt zijn. In het profetische verslag over deze gebeurtenis schrijft Johannes: „En ik zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene [de Koning der koningen en de Heer der heren] die op het paard zat en tegen zijn leger. En het wilde beest [Satans wereldomvattende politieke stelsel] werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld [de Verenigde Naties]. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt. De overigen echter werden gedood met het lange zwaard van degene die op het paard zat, welk zwaard uit zijn mond te voorschijn kwam. En alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen.”

62. In hoeverre zullen de natiën dan irreligieus zijn?

62 Wanneer deze oorlog te Har–mágedon wordt gevoerd, is Babylon de Grote reeds uit de weg geruimd. Daarom wordt de vernietiging van dat wereldrijk van valse religie hier niet beschreven. Ook zullen dan, wanneer de natiën volkomen irreligieus geworden zullen zijn, alle „koningen” verdwenen zijn die wellicht een tijdlang geweend hebben omdat zij geen hoererij meer met Babylon de Grote konden bedrijven. Hetzelfde geldt voor de „reizende kooplieden” die geweend en gerouwd hebben omdat zij geen zelfzuchtige commerciële handel meer met haar konden bedrijven. Het geldt voor „iedere scheepskapitein en een ieder die ergens naar toe vaart, en zeelieden en allen die hun bestaan op zee vinden”, ja, allen die wenen en rouwen omdat zij geen zelfzuchtige handel meer met Babylon de Grote kunnen drijven (Openbaring 18:9-19). Wanneer zulke personen na de vernietiging van Babylon de Grote in leven willen blijven, zullen zij gedwongen zijn radicaal antireligieus te worden. Zij zullen alleen nog maar het politieke „beeld” van het zevenkoppige, tienhoornige „wilde beest”, waaraan Satan, de Draak, kracht, autoriteit en een troon heeft gegeven, mogen aanbidden. — Openbaring 13:1-8; 14:9-11; 16:2.

63. Is de vernietiging van het wereldrijk van valse religie door de aardse heersers een bewijs van hun liefde voor Gods Messiaanse koninkrijk, en hoe laten zij dit blijken?

63 Wanneer het in Openbaring 19:19-21 beschreven visioen over de strijd derhalve in vervulling gaat, zullen het symbolische „wilde beest” en de „koningen der aarde en hun legers” de religieuze „hoer”, Babylon de Grote, uit haat hebben vernietigd. Babylon de Grote heeft Jehovah’s theocratische regering nooit vertegenwoordigd; ook de christenheid, die een deel van Babylon de Grote was, heeft dit nooit gedaan. Maar het feit dat de „koningen der aarde en hun legers” de valse religie, Babylon de Grote, vernietigen, betekent niet dat zij Gods Messiaanse koninkrijk liefhebben. Die aardse koningen en hun legers haten dat koninkrijk omdat zij zelf de politieke soevereiniteit over heel de aarde willen hebben. Nu Babylon de Grote derhalve verdwenen is, kunnen zij zich erop concentreren tegen Jezus Christus en het hemelse koninkrijk, waarin hij Koning is, te strijden.

64. (a) Waarom zijn het overblijfsel en de „grote schare” voor de „koningen der aarde en hun legers” iets aanstotelijks? (b) Met welke middelen kan verwacht worden dat de vijanden van Jehovah’s volk tegen hen zullen strijden?

64 Het dan nog levende overblijfsel van Christus’ gezalfde medeërfgenamen en ook de „grote schare” van hun getrouwe metgezellen hebben zich tot het doelwit van de wereldse natiën gemaakt doordat zij het goede nieuws van het Messiaanse koninkrijk op de gehele bewoonde aarde, tot een getuigenis voor alle natiën, tot het einde gepredikt hebben (Matthéüs 24:14). Daar zij Jehovah’s universele soevereiniteit voorstaan, zijn zij voor de „koningen der aarde en hun legers” iets aanstotelijks of weerzinwekkends, en derhalve brengen dezen hun vijandigheid jegens de onzichtbare Koning der koningen tot uitdrukking door met alle hun ter beschikking staande middelen — politieke, militaire, rechterlijke en economische middelen — te strijden. Het motto van de „koningen der aarde en hun legers” luidt: Roei hen uit! De hemelse Koning der koningen beschouwt de strijd die zij tegen het gezalfde overblijfsel en de „grote schare” voeren, als voerden zij die tegen hem persoonlijk. Zodra Jehovah God, de Opperste Bevelhebber, op het nauwkeurig bepaalde tijdstip het signaal geeft, zullen hij en zijn legers van engelen de strijd tegen de God-tartende vijanden op aarde aanbinden.

65, 66. (a) Hoe wordt volgens de beschrijving in Openbaring 19:20 de eenheid van Gods aardse vijanden te Har–mágedon verbroken? (b) Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat het „wilde beest” en de „valse profeet” nog „levend” zijn wanneer dit geschiedt? (c) Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat zij in „het vurige meer [worden] geslingerd, dat met zwavel brandt”?

65 Als eerste zal de eenheid van de aardse vijanden verbroken worden. Dit betekent dat het wereldomvattende politieke stelsel, gesymboliseerd door het „wilde beest” uit de zee, verbroken wordt. Hand in hand daarmee wordt de achtste wereldmacht, de Verenigde Naties, de wereldorganisatie voor vrede en veiligheid, gesymboliseerd door het „beeld van het wilde beest”, verbroken, alsook de zevende wereldmacht, namelijk de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, gesymboliseerd door de „valse profeet”. Derhalve vertelt de apostel Johannes ons:

66 „En het wilde beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt” (Openbaring 19:20). Het feit dat deze wereldse, politieke organisaties nog „levend” zijn wanneer dat geschiedt, toont aan dat ze nog functioneren wanneer de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon begint. Het „wilde beest”, dat de wereld beheerst, en de Anglo-Amerikaanse „valse profeet” worden gegrepen wanneer ze het gezalfde overblijfsel en de „grote schare”, die zich in hun geestelijke paradijs bevinden, aanvallen met het doel hen te vernietigen. Maar nu raken deze politieke organisaties, bestaande uit mensen die God tarten, gedesorganiseerd, en in plaats dat zij het overblijfsel en de „grote schare” kunnen vernietigen, worden zíj voorgoed vernietigd. Hun gewelddadige dood zal een „tweede dood” zijn, want er zal voor hen nooit meer een mogelijkheid zijn zich te reorganiseren. Daarom wordt er over hen gezegd dat zij in het „vurige meer [worden] geslingerd, dat met zwavel brandt”.

67. Wanneer zullen Satan de Duivel en zijn demonen in dat „vurige meer” geworpen worden, waarin dan het „wilde beest” en de „valse profeet” reeds zullen zijn?

67 Hieruit blijkt dus dat reeds tijdens de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon en reeds voordat de Duivel in de afgrond wordt geworpen en Christus’ duizendjarige regering over de mensheid begint, de „tweede dood” wordt voltrokken, namelijk aan degenen die te Har–mágedon tegen de Koning der koningen en zijn Messiaanse koninkrijk strijden. De straf van de „tweede dood” wordt gesymboliseerd door het ’vurige meer, dat met zwavel brandt’. Op Gods bestemde tijd, na het einde van Christus’ duizendjarige regering, zullen ook Satan de Duivel en al zijn demonenengelen in dat „vurige meer” geworpen worden, waar de door mensen ontworpen politieke organisaties, afgebeeld door het „wilde beest” en de „valse profeet”, reeds zullen zijn (Openbaring 20:10). Dat is het „eeuwige vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid”. — Matthéüs 25:41.

68. Welk wonderbaarlijke vooruitzicht zullen degenen hebben die de verwijdering van ’s mensen zichtbare, oude ordening zullen overleven?

68 Wanneer het religieuze Babylon de Grote, alsmede de politieke organisaties, die worden afgebeeld door het zevenkoppige „wilde beest” en de „valse profeet”, vernietigd zullen zijn, zal ’s mensen zichtbare, oude ordening plaats maken voor Gods nieuwe ordening voor de aarde. Het zal de zwaarste tijd in de geschiedenis zijn geweest die de mens heeft moeten doormaken (Matthéüs 24:21, 22; Daniël 12:1). Toch zullen er overlevenden op aarde zijn. Gelukkig zullen degenen zijn die Gods gezegende nieuwe ordening binnengaan!

[Studievragen]