Wie zal de natiën naar vrede leiden?
1, 2. Hoe wordt de profetie in Jesaja 2:2-4 in onze tijd vervuld?
JESAJA hoofdstuk 2 is veel meer dan een profetie omtrent de terugkeer van het joodse volk naar Jeruzalem na zeventig jaar in Babylonische gevangenschap te hebben verkeerd. De profetie geeft dan ook niets minder te kennen dan dat mensen uit alle natiën zich tot de zuivere aanbidding van de enige ware God, Jehovah, wenden, ja, dat er een internationale broederschap wordt gevormd die op een voor God aanvaardbare wijze heilige dienst verricht.
2 Dat er zo’n omvangrijke verandering plaatsvindt die zich tot mensen in elk deel van de wereld uitstrekt, zou niet alleen indrukwekkend maar ook zichtbaar zijn, alsof ze zich op een berg voor het oog van iedereen voltrekt. Dit is precies wat er thans onder Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld gebeurt. Miljoenen mensen uit de religies van de christenheid zijn te weten gekomen dat God één is en aanbidden niet langer de Drieëenheid. In India hebben hindoes hun pantheon van goden en myriaden afgoden de rug toegekeerd en zich tot de ene ware God gewend. Hetzelfde kan gezegd worden van mensen in Afrika, op verafgelegen eilanden en in het Midden-Oosten. Degenen die zijn opgegaan naar Jehovah’s heilige berg, zijn zuivere aanbidding, hebben alle raciale, tribale en politieke haat vaarwelgezegd; zij ’leren [letterlijk] geen oorlog meer’. — Jesaja 2:2-4.
De identiteit van de Messias — Een bron van onenigheid
3. Welke invloed zou de Messias volgens Jesaja 11:10 op de natiën hebben?
3 Deze internationale broederschap houdt ook verband met de vervulling van Gods voornemen met betrekking tot de hele mensheid: dat mensen van alle natiën zich door bemiddeling van een beloofd „zaad”, een nakomeling van Abraham, zouden zegenen en God derhalve in waarheid en eenheid zouden aanbidden (Genesis 3:15; 22:18, JP). Latere profetieën gaven te kennen dat dit „zaad” tevens de ’profeet gelijk Mozes’ zou zijn, die zou optreden als de Middelaar van een nieuw verbond, dat voor oprechte mensen uit alle natiën als een wettelijke basis zou dienen om God in eenheid te aanbidden (Deuteronomium 18:15, 18, 19; Jeremia 31:31-34). Bovendien zou deze persoon de Messias zijn, een regeerder uit de geslachtslijn van David, wiens troon door God voor eeuwig bevestigd zou worden (1 Kronieken 17:11, 12). Volgens de profeet Jesaja zou de Messias de centrale figuur zijn die mensen uit alle natiën (Hebreeuws: Gō·jimʹ) zou verenigen. In Jesaja 11:10 staat: „Het zal geschieden op die dag dat de wortel van Isaï, die daar staat als een banier [„tot een signaal”, NW] voor de volken: tot hem zullen de natiën zich wenden; en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.” — JP.
4. Wat zei één rabbi over Jezus’ invloed op het mensengeslacht?
4 Over de identiteit van de Messias zijn al eeuwenlang heel wat discussies gevoerd. Volgens Jesaja 11:10 en andere teksten zou hij een jood zijn, een nakomeling van koning David (Isaï’s zoon), en mensen van alle natiën zouden hem als de rechtmatige, door God gezonden Messias aanvaarden. Doelend op de eerste-eeuwse joodse leraar Jezus, schreef rabbi H. G. Enelow: „Het kan geen enkele nadenkende jood onverschillig laten dat een jood zo’n reusachtige invloed zou hebben gehad op het religieuze onderwijs en het religieuze denken van het mensengeslacht.”10 Welke andere jood is door zo veel niet-joden als de Messias aanvaard? Zou een andere jood in nog wijdere kring aanvaard worden? Toch zijn er nog mensen die het denkbeeld dat Jezus de Messias zou kunnen zijn, zeer verontrustend vinden. Het is de moeite waard om de redenen die zij daarvoor aanvoeren, te onderzoeken.
De afval van de christenheid
5-7. Waarom vinden velen alleen al de naam Jezus en de uitdrukking christendom weerzinwekkend?
5 Volgens de meeste niet-christenen is de christenheid, van de aanhangers waarvan men mag veronderstellen dat zij naar Christus’ leringen leven, er de oorzaak van dat er alleen al tegen de naam Jezus een aversie bestaat. In de naam van Jezus hebben veel natiën door toedoen van de christenheid lijden ondergaan, maar ongetwijfeld heeft het joodse volk het meest van allemaal geleden.
6 In onze eigen tijd bereikte het antisemitisme in de christenheid een hoogtepunt in de nazi-Holocaust. Hoewel veel factoren hierbij een rol hebben gespeeld, kan men niet buiten beschouwing laten dat religieuze haat als een van de voornaamste drijfveren moet worden aangemerkt. En indien sommigen in de christenheid dit zouden ontkennen, dan blijft toch het onloochenbare feit bestaan dat „christenen”, zowel katholieken als protestanten, tot degenen behoorden die de moorden begingen of door de vingers zagen. Elie Wiesel verwoordt de joodse zienswijze in zijn boek A Jew Today als volgt: „Hoe is het te verklaren dat noch Hitler noch Himmler ooit door de kerk werden geëxcommuniceerd? Dat Pius XII het nooit nodig, om niet te zeggen onvermijdelijk, heeft geacht Auschwitz en Treblinka te veroordelen? Dat de S.S. voor een groot deel uit gelovigen bestond die hun christelijke banden tot het einde in ere hielden? Dat er beulen waren die tussen de afslachtingen gingen biechten? En dat zij allemaal uit christelijke gezinnen kwamen en een christelijke opvoeding hadden genoten?”11 Hoeveel geloof zou er dan eigenlijk van joodse mensen verwacht kunnen worden in iemand wiens naam eeuwenlang in verband is gebracht met elke vernederende en zware slag die hun werd toegebracht?
7 Wat voor moreel voorbeeld, rechtstreekse vervolging daargelaten, hebben de „christelijke” landen aan de rest van de wereld gegeven? Weinig meer dan oorlogen, kruistochten en „heilige” inquisities. Zelfs de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zijn in „christelijke” landen uitgebroken. Kan er gezegd worden dat de „christelijke” moraal voorbeeldig is geweest? AIDS bijvoorbeeld grijpt om zich heen in landen waar de meerderheid van de bevolking christelijk belijdt te zijn. De schandalen onder de geestelijken van de christenheid zijn algemeen bekend. Immorele tv-evangelisten die miljoenen dollars in de wacht slepen en als vorsten leven alsook homoseksuele geestelijken, van wie sommige zelfs gerechtelijk vervolgd zijn omdat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het seksueel misbruiken van jongens, vormen slechts enkele van de dingen die volgens niet-christenen het christendom kenmerken — vruchten die de naam van Jezus, wiens navolgers „christenen” beweren te zijn, besmeuren.
8-10. (a) Waarom kan de christenheid er niet terecht aanspraak op maken Jezus en het ware christendom te vertegenwoordigen? (b) Welke waarschuwing heeft de Schrift gegeven dat er een afval van Jezus’ ware leringen zou plaatsvinden?
8 Bovendien is voor zowel het judaïsme als de islam de beeldenverering die in de christenheid hoogtij viert, terecht afstotelijk. Ook zijn veel onschriftuurlijke leerstellingen van de christenheid, zoals de verering van Maria als de „Moeder van God”, verwerpelijk voor deze religies. Vooral de Drieëenheidsleer is voor de joden iets verachtelijks, omdat ze duidelijk in strijd is met de essentie van het judaïsme — het monotheïstische begrip dat opgesloten ligt in de woorden: „HOOR, O ISRAËL: DE HEER ONZE GOD, DE HEER IS ÉÉN.” — Deuteronomium 6:4, JP.
9 De vervolgingen waaraan de christenheid zich schuldig heeft gemaakt, haar oorlogen, immoraliteit, huichelarij en lasterlijke leerstellingen zijn onvergeeflijk, niet alleen in de ogen van niet-christenen maar ook in de ogen van God de Almachtige. Daarom zijn Jehovah’s Getuigen, hoewel zij volgelingen van Jezus Christus zijn, geen deel van de christenheid. De christenheid daarentegen is geen deel van het ware christendom. Vrijwel de enige overeenkomst die er tussen de christenheid en de eerste christenen bestaat, is het gebruik van de naam Jezus. Als Jezus’ leringen echter zo uitzonderlijk goed en praktisch waren, hoe heeft er dan zo’n afval kunnen plaatsvinden?
10 Dat er valse christenen zouden opstaan en dat er een afval van Jezus’ ware leringen zou plaatsvinden, werd in feite door Jezus zelf alsook door de schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften, ten onrechte het Nieuwe Testament genoemd, voorzegd (Handelingen 20:29, 30; 2 Thessalonicenzen 2:1-12; 1 Timotheüs 4:1-3; 2 Petrus 2:1, 2). Volgens Mattheüs 7:21-23 zou de Messias zelf deze afvalligen oordelen om wat zij zijn en tot hen zeggen: „Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — NW; vergelijk Mattheüs 13:24-30, 37-43.
Waarom waren er nog meer geschriften nodig?
11, 12. (a) Wat zijn de christelijke Griekse Geschriften? (b) Door wie werden deze geschriften geschreven? (c) Waarom was het noodzakelijk dat God deze geschriften inspireerde?
11 Aanvankelijk waren alle volgelingen van Jezus joden. In feite aanvaardden duizenden joden in de eerste eeuw, met inbegrip van „een grote schare priesters”, Jezus als de ’profeet gelijk Mozes’, de Messias (Handelingen 2:5, 37, 41; 4:4; 6:7; Deuteronomium 18:18). Deze zelfde joden werden het fundament van een nieuwe internationale groep aanbidders van Jehovah God, wettelijk bevestigd op basis van „een nieuw verbond”, waarvan deze profeet gelijk Mozes de Middelaar was. — Jeremia 31:31-34.
12 Met een nieuw verbond rees de noodzaak voor verdere geïnspireerde geschriften die zouden voorzien in de noodzakelijke aanvullende inlichtingen voor degenen die God onder deze regeling van het nieuwe verbond zouden dienen. Deze geschriften, de christelijke Griekse Geschriften, werden alle door joden geschreven. Ze geven een verslag over Jezus’ leven en leringen, vullen details aan over vele in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende profetieën en verduidelijken punten betreffende de Messias en zijn rol in het goddelijk voornemen. Bovendien bevatten ze brieven die als raad en aanmoediging dienen voor het nieuwe internationale lichaam van aanbidders. a
Was Jezus de beloofde Messias?
13-16. Waardoor raakten veel eerste-eeuwse joden ervan overtuigd dat Jezus de Messias was?
13 Maar werd Jezus niet door de religieuze leiders van zijn tijd verworpen? Ja, en zij op hun beurt oefenden invloed uit op de grote massa. Maar werden ook Jeremia en andere profeten niet door de religieuze leiders van hun tijd verworpen? (Jeremia 7:25, 26; 20:1-6; 2 Kronieken 36:15, 16) Degenen van Jezus’ generatie die in hem geloofden, die in de gelegenheid waren om zijn leer en zijn werken alsook de profetieën betreffende hem uit de eerste hand te onderzoeken, lieten zich niet ontmoedigen door de tegenstand van de religieuze leiders, die hun religieus monopolie bedreigd zagen. Wat deze oprechte joden met eigen ogen hadden gezien, overtuigde hen ervan dat de Messiaanse profetieën in Jezus waren vervuld. Op grond van welke krachtige bewijzen waren die eerste-eeuwse joden bereid om alles, zelfs de dood, te riskeren door geloof in Jezus als de beloofde Messias tot uitdrukking te brengen? — Johannes 9:22; 16:2.
14 Ten eerste voldeed de tijd aan de vereisten. De profetie in Daniël hoofdstuk 9 betreffende de Messias gaf te kennen dat hij vóór de verwoesting van de tweede tempel zou verschijnen. b — Daniël 9:24-27.
15 Ten tweede voldeed de man zelf aan de vereisten. Hij kwam uit de stam Juda en was een nakomeling van koning David (Genesis 49:10; 1 Kronieken 17:11-14; vergelijk Mattheüs 1:1-16; Lukas 3:23-31). Ook werd hij geboren in Bethlehem, dat door de eerste-eeuwse joden algemeen voor de aangewezen geboorteplaats van de Messias werd gehouden c (Micha 5:1 [5:2, NW]; vergelijk Mattheüs 2:4-6; Lukas 2:1-7; Johannes 7:42). Al deze gegevens waren belangrijke geloofsbrieven waarover de Messias volgens de joden uit Jezus’ tijd zou moeten beschikken om zich te kunnen identificeren.
16 Vervolgens voldeed de leer van de man aan de vereisten. Ze was niet politiek of wettisch, maar geestelijk en ethisch. d Eenvoudig gesteld, hij raakte de kern van een zaak. Bovendien had hij de moed om zich alleen op de Schrift te beroepen als zijn beslissende autoriteit en niet, zoals de gewoonte was, op de uitspraken van vroegere religieuze leiders. Hierdoor stonden de scharen versteld, want „hij onderwees hen als iemand die autoriteit heeft, en niet zoals hun schriftgeleerden” (Mattheüs 7:29, NW). De verslagen van Jezus’ leven onthullen een persoonlijkheid die zo krachtig en een leer die zo duidelijk was, dat historici dit als een van de redenen aanvoeren waarom betoogd kan worden dat hij geen mythische figuur was. e
17-20. (a) Welke profetieën in de Hebreeuwse Geschriften spraken over de tijd dat de Messias zou komen en een offerandelijke dood zou sterven? (b) Waarom moest de Messias sterven?
17 Diverse profetieën van de Hebreeuwse Geschriften die reeds lange tijd als Messiaans zijn aanvaard, werden door het lijden en sterven van Jezus vervuld. Zulke profetieën brengen de dood van de Messias met de vergeving van zonden in verband. Deze door de dood van de Messias bewerkstelligde verzoening wordt in de christelijke Griekse Geschriften als het ’loskoopoffer’ aangeduid (Mattheüs 20:28; Romeinen 3:24). Wat waren enkele van deze profetieën?
18 Let eens op de woorden van de profetie in Daniël 9:24, 25 (JP): „Zeventig weken zijn verordend over uw volk en over uw heilige stad, om de overtreding te doen eindigen en aan zonde een eind te maken en ongerechtigheid te vergeven en eeuwige rechtvaardigheid in te voeren . . . tot op een gezalfde [„Messias”, Hebreeuws: Ma·sjiʹach], een vorst.” Men kan er niet aan ontkomen het in de tekst gelegde verband te zien tussen de „Messias” (de Gezalfde) en het ’doen eindigen van overtreding en een eind maken aan zonde’. Vers 26 vervolgt met te zeggen: „Na de tweeënzestig weken zal een gezalfde [„Messias”, Hebreeuws: Ma·sjiʹach] worden afgesneden”, met andere woorden, worden gedood. (Zie kader op blz. 26.)
19 Een andere tekst die met het ’afsnijden’ of doden van de Messias als zoenoffer verband houdt, staat in Jesaja 52:13 tot 53:12. (Zie kader op blz. 28.) Rabbi’s uit de eerste eeuw pasten deze tekst op de Messias toe, zoals ook Rambam en anderen in de middeleeuwen dit deden. De tekst maakt volkomen duidelijk dat vergeving verband houdt met de Messias en zijn dood.
20 Om de bovengenoemde redenen werd de leer dat de dood van de Messias de volledige vergeving van zonde in Gods ogen mogelijk zou maken, door veel eerste-eeuwse joden gemakkelijk begrepen. Zij wisten dat de Schrift over de inherente onvolmaaktheid van de mens sprak (Prediker 7:20). De noodzaak van een slachtoffer voor verzoening van zonde was een les die dagelijks werd beseft; ze lag in het hele raamwerk en de aard van het Wetsverbond opgesloten. De in de verslagen van Jezus’ leven beschreven gebeurtenissen beelden hem af als een volmaakte man wiens dood verzoening voor de zonde der mensheid kon bewerkstelligen f (Mattheüs 20:28; Lukas 1:26-38). Toen de christelijke Griekse Geschriften duidelijk deden uitkomen dat de diverse onder de Wet gebrachte slachtoffers een voorafschaduwing van dit ene uiteindelijke en volledige slachtoffer vormden, kreeg het hele raamwerk van de Wet, alsook andere schriftgedeelten, veel meer betekenis. g — Hebreeën 10:1-10.
Gelijk Mozes — een betrouwbare profeet
21, 22. (a) Hoe bewijzen historische gebeurtenissen betreffende de verwoesting van Jeruzalem dat Jezus een ware profeet was? (b) Hoe bewijzen historische gebeurtenissen in onze tijd dit eveneens?
21 Behalve dat de christelijke Griekse Geschriften licht werpen op Jezus’ dood als een loskoopoffer, beklemtonen ze zijn rol als een ’profeet gelijk Mozes’ (Deuteronomium 18:18; zie blz. 14, par. 17 tot 19). In die hoedanigheid voorzei hij de verwoesting van Jeruzalem en gaf zijn discipelen de opdracht uit de stad te vluchten wanneer zij zouden zien dat ze door legers ingesloten zou zijn (Mattheüs 23:37–24:2; Lukas 21:20, 21). Maar hoe kan men nu uit een stad vluchten wanneer die door troepen wordt belegerd? De joodse historicus Joseph ben Mathitjahoe (Josephus), zelf een ooggetuige van deze gebeurtenissen, tekent het antwoord op: „Plotseling beval [Cestius, de Romeinse bevelhebber, 66 G.T.] de soldaten zich terug te trekken. Hoewel hij nog geen nederlaag had geleden, gaf hij de hoop op en trok hij, tegen alle logica in, van de stad weg.”13 Dat was de gelegenheid die de christenen nodig hadden om uit de stad te vluchten. Vier jaar later, in 70 G.T., keerden de Romeinse troepen, nu onder generaal Titus, terug en belegerden de stad opnieuw. Jezus had over de stad geprofeteerd dat de vijand ’een versterking zou bouwen met puntige palen en de stad zou omsingelen en van alle kanten zou benauwen’ (Lukas 19:43, NW). Josephus bevestigt dat Titus zo’n versterking van puntige palen bouwde, bijna 8 kilometer lang, waarbij het landschap binnen een straal van ongeveer 16 kilometer van bomen werd ontdaan. Jezus’ profetieën bevatten nauwkeurige instructies hoe christenen aan de vernietiging door de Romeinen konden ontkomen, en de betrouwbaarheid ervan blijkt uit het feit dat allen die er acht op sloegen, werden gespaard. — Lukas 21:20-24.
22 Jezus voorzei ook dat God in de toekomst alle goddeloosheid en de veroorzakers ervan zou vernietigen. In Lukas 21:24 (NW) sprak hij over „de bestemde tijden der natiën”, waaruit blijkt dat God een limiet had gesteld aan de tijd dat hij menselijke heerschappij zou dulden. h Jezus voorzei ook dat de laatste dagen van menselijke heerschappij gekenmerkt zouden worden door oorlogen, hongersnood, aardbevingen, pestilentie, misdaad en geweld, en dat er voorafgaande aan het einde van de door de mens uitgeoefende heerschappij een wereldomvattend onderwijzingswerk verricht zou worden om mensen van alle natiën erover in te lichten dat Gods regering vanuit de hemel heerschappij uitoefende. (Zie Mattheüs 24:3-14; Lukas 21:10, 11.) Jehovah’s Getuigen geloven dat dit grote samengestelde teken zichtbaar is sinds 1914, toen „de bestemde tijden der natiën” eindigden. Lang voordien hadden zij aangekondigd dat 1914 een gekenmerkt jaar in de menselijke geschiedenis zou zijn. Toen de Eerste Wereldoorlog in augustus van dat jaar uitbrak, werden hun verwachtingen dienaangaande bevestigd. In werkelijkheid had geen van de Getuigen een goddelijk visioen ontvangen; zij hadden deze gevolgtrekking gemaakt op grond van hun ijverige studie van de Heilige Schrift.
Natiën in de wegen van vrede onderwezen
23. Hoe kon Jezus de aangestelde Koning van Gods koninkrijk worden?
23 De rol van de Messias om een loskoopoffer te verschaffen en een profeet gelijk Mozes te zijn, zou echter slechts beperkte waarde hebben indien het uiteindelijke aspect van zijn rol in de verwezenlijking van Gods voornemen niet vervuld werd, namelijk dat hij de aangestelde Koning van Gods koninkrijk zou worden (Jesaja 9:5, 6 [9:6, 7, NW]). Maar hoe kon Jezus die positie bekleden indien hij zou sterven? In overeenstemming met profetieën betreffende de Messias wekte God Jezus op de derde dag na zijn dood op (Psalm 16:8-11; Jesaja 53:10, 12; vergelijk Mattheüs 28:1-7; Lukas 24:44-46; Handelingen 2:24-32; 1 Korinthiërs 15:3-8). God bracht hem weer tot leven, niet als een mens, aangezien hij zijn volmaakte menselijke leven ten slachtoffer had gebracht, maar als een machtig geestelijk schepsel, verhoogd tot Gods rechterhand in afwachting van verdere instructies. — Psalm 110:1; Handelingen 2:33-35; Hebreeën 10:12, 13.
24-26. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen een aandeel aan de vervulling van Jesaja’s profetie?
24 Koning David schreef dat ten tijde dat de Messias zou beginnen te regeren, ’Gods volk zich gewillig zou aanbieden’ (Psalm 110:3). Hoewel de wereldtoestanden sinds dat gekenmerkte jaar 1914 van kwaad tot erger zijn voortgegaan, is ook het positieve aspect van de profetie in vervulling gegaan; de leden van Gods volk hebben hun tijd gewillig aangeboden om ’het goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken tot een getuigenis voor alle natiën’ (Mattheüs 24:14, NW). Elk jaar bijvoorbeeld besteden de Getuigen er honderden miljoenen uren aan om met mensen over Gods koninkrijk te spreken en gratis huisbijbelstudies te leiden bij degenen die erin geïnteresseerd zijn de feiten te onderzoeken.
25 Al deze tijd wordt kosteloos beschikbaar gesteld. Dit werk wordt gedaan door mensen uit elke maatschappelijke laag van de bevolking, van elke leeftijdsgroep en van elk denkbare beroep. Zij zijn degenen die in Jesaja 2:3 als volgt worden beschreven: „De vele volken zullen heengaan en zeggen: ’Komt, laten wij opgaan naar de Berg van de HEER [Hebreeuws: יהוה, Jehovah].’” Dit is niet slechts een veldtocht om „zieltjes te winnen”. Het is een wereldomvattend onderwijsprogramma met een tweeledig doel: (1) Mensen in elke natie erover in te lichten dat Gods koninkrijk regeert en hun precies te vertellen wat dit koninkrijk binnenkort zal doen, en (2) allen die de feiten willen onderzoeken en de levende God overeenkomstig zijn wensen willen dienen, kosteloos te onderwijzen. Het succes van het werk en de vervulling van de profetie zijn gewaarborgd. Waarom? Omdat Jehovah God er zelf achter staat. — Zacharia 4:6.
26 Is het niet redelijk het werk van Jehovah’s Getuigen te zien als een vervulling van deze profetie in Jesaja 2:3? Kent u ook maar iemand anders die dit werk doet? Of denkt u dat het louter een samenloop van omstandigheden is dat miljoenen mensen er in hun leven tijd voor maken om over een zo’n tweeduizend jaar geleden geprofeteerde boodschap te spreken, een boodschap die gedurende een tijd van ongekende beroering verkondigd zou worden? Ja, in deze laatste dagen zijn het Jehovah’s Getuigen die ’een licht voor de natiën’ zijn geworden (Jesaja 42:6; 49:6). Zij zijn de enige internationale broederschap die Jehovah God eensgezind en vreedzaam dient onder leiding van de Messias, „de wortel van Isaï”, die, zoals zij verkondigen, het „signaal” voor de natiën is. — Jesaja 11:10, NW, JP.
a Sommigen beweren dat deze geschriften zichzelf tegenspreken of in tegenspraak zijn met de Hebreeuwse Geschriften. Maar een onderzoek van deze vermeende tegenstrijdigheden wijst uit dat dit niet het geval is. In feite geldt hier hetzelfde beginsel als voor de vermeende tegenstrijdigheden in de Hebreeuwse Geschriften zelf. (Zie blz. 6 en 8, par. 9 tot 12.) Aangezien alle eerste christenen, met inbegrip van degenen die de boeken schreven welke de christelijke Griekse Geschriften vormen, joden waren, hebben zij evenmin tot antisemitisme opgehitst als de joodse profeten vóór hen, die de religieuze leiders uit hun eigen tijd aan de kaak stelden.
b Onder de eerste-eeuwse joden bestond de algemene opvatting dat deze profetie in hun tijd vervuld zou worden (Lukas 3:15). In zijn werk De Termino Vitae (Aangaande het einde des levens) schreef een rabbi uit de 17de eeuw, Menasseh ben Israël, het volgende: „Sommigen zagen in die 70 weken de betekenis dat aan het eind ervan de Messias zou komen, die hen tot regeerders over de gehele wereld zou aanstellen. Ja, allen die in die tijd de wapens tegen de Romeinen opnamen, waren die mening toegedaan.”
c De oude Joods-Aramese parafrase, of targoem, van Micha 5:1 luidt: „Uit u [Bethlehem] zal voor mij de Messias komen.”
d De joodse historicus Joseph Klausner schreef: „Een man als Jezus, voor wie het ethische ideaal alles betekende, was tot dusver in het judaïsme van die tijd iets ongekends. . . . Derhalve gaat zijn ethische leer blijkbaar verder dan die van Pirké Avoth en van andere talmoedische en midrasj-literatuur. Ze gaat niet verloren in een zee van wettelijke voorschriften en informatie over wereldlijke aangelegenheden.”12
e Zie voor een volledig verslag over het leven en de bediening van Jezus het boek De grootste mens die ooit heeft geleefd, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
f De apostel Paulus noemde Jezus de ’tweede Adam’, wiens dood verzoening voor de van Adam overgeërfde zonde bewerkstelligde (1 Korinthiërs 15:45-47; Romeinen 5:12, 15-19). Zie voor meer inlichtingen over de vraag waarom zo’n regeling van essentieel belang was, bladzijde 14, paragraaf 15 en 16 en voetnoot.
g In dit licht bezien, krijgt het hele verhaal van Abraham nieuwe betekenis. God vroeg Abraham niet zijn zoon te doden louter om zijn geloof op de proef te stellen, maar ook om een symbolisch drama op te voeren, zodat mensen konden begrijpen dat God zelf een slachtoffer, iemand die hem dierbaar was, zou verschaffen tot eeuwige zegen van de mensheid. Degene die verschaft zou worden, zou niemand minder zijn dan het Zaad van Abraham, door bemiddeling van wie volgens Gods belofte ’alle natiën der aarde zich stellig zullen zegenen’ (Genesis 22:10-12, 16-18; vergelijk Johannes 3:16). De overeenkomst en het denkbeeld zijn te duidelijk en specifiek dan dat dit een samenloop van omstandigheden of een vernuftige uitvinding van mensen zou zijn.
h Toen Jezus over „de bestemde tijden der natiën” sprak, doelde hij kennelijk op de profetie in Daniël 4:10-34 (4:10-37, NW). Zie voor een diepgaande verklaring van deze profetie Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 1506-1509, en „Uw koninkrijk kome”, hoofdstuk 14 en appendix, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.