Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Mattheüs hoofdstuk 5-7

Mattheüs hoofdstuk 5-7

5 Toen hij al die mensen zag, ging hij de berg op. Daar ging hij zitten en zijn discipelen kwamen bij hem. 2 Hij nam het woord en begon ze te onderwijzen. Hij zei:

3 ‘Gelukkig zijn degenen die zich bewust zijn van hun geestelijke behoeften, want voor hen is het Koninkrijk van de hemel.

4 Gelukkig zijn degenen die treuren, want zij zullen getroost worden.

5 Gelukkig zijn degenen die zachtaardig a zijn, want van hen zal de aarde worden.

6 Gelukkig zijn degenen die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden.

7 Gelukkig zijn degenen die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartig worden behandeld.

8 Gelukkig zijn degenen die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.

9 Gelukkig zijn de vredestichters, b want zij zullen zonen van God worden genoemd.

10 Gelukkig zijn degenen die vervolgd worden ter wille van de rechtvaardigheid, want voor hen is het Koninkrijk van de hemel.

11 Gelukkig zijn jullie wanneer mensen je beledigen en vervolgen en allerlei boosaardige leugens over je vertellen vanwege mij. 12 Wees blij en juich, want je beloning is groot in de hemel. De profeten van vroeger zijn namelijk ook op die manier vervolgd.

13 Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe zal het dan weer zout worden gemaakt? Het is dan niet meer bruikbaar en kan alleen nog naar buiten worden gegooid, waar het door mensen wordt vertrapt.

14 Jullie zijn het licht van de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen worden. 15 Iemand die een lamp aansteekt, zet die niet onder een korenmaat maar op een standaard, zodat het licht op iedereen in het huis schijnt. 16 Zo moeten ook jullie je licht voor de mensen laten schijnen. Dan zullen ze jullie goede daden zien en eer geven aan jullie Vader in de hemel.

17 Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen maar om ze te vervullen. 18 Ik verzeker jullie: hemel en aarde zouden nog eerder verdwijnen dan dat er ook maar één lettertje of één deeltje van een letter uit de wet verdwijnt voordat alles uitkomt. 19 Wie een van de kleinste geboden ervan overtreedt en anderen leert datzelfde te doen, zal de kleinste worden genoemd in verband met het Koninkrijk van de hemel. Maar wie zich aan deze geboden houdt en ze aan anderen onderwijst, zal groot worden genoemd in verband met het Koninkrijk van de hemel. 20 Want ik zeg jullie: als je niet rechtvaardiger bent dan de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het Koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.

  21 Jullie hebben gehoord dat er tegen onze voorouders werd gezegd: “Pleeg geen moord. Wie een moord pleegt, moet zich verantwoorden voor de rechtbank.” 22 Maar ik zeg jullie: Iedereen die kwaad blijft op zijn broeder, zal zich moeten verantwoorden voor de rechtbank. Wie een grove belediging gebruikt tegen zijn broeder, zal zich moeten verantwoorden voor de Hoge Raad. En wie zegt: “Jij waardeloze idioot!”, kan in de brandende Gehenna c belanden.

23 Als je dus met een offergave naar het altaar gaat en je je daar herinnert dat je broeder iets tegen je heeft, 24 laat dan je offergave daar vóór het altaar achter. Ga eerst naar je broeder en sluit vrede met hem, en kom dan terug om het offer te brengen.

25 Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met de tegenpartij onderweg bent. Anders levert hij je misschien uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. 26 Ik verzeker je: je komt niet vrij voordat je de laatste cent hebt betaald.

27 Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: “Pleeg geen overspel.” 28 Maar ik zeg jullie: iedereen die verlangend naar een vrouw blijft kijken, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. 29 Als je rechteroog je laat struikelen, ruk het dan uit en gooi het weg. Want je kunt beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat je hele lichaam in Gehenna d wordt gegooid. 30 En als je rechterhand je laat struikelen, hak die dan af en gooi die weg. Want je kunt beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat je hele lichaam in Gehenna e terechtkomt.

31 Er werd ook gezegd: “Als iemand zich van zijn vrouw laat scheiden, moet hij haar een echtscheidingsakte geven.” 32 Maar ik zeg jullie: iedereen die zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van seksuele immoraliteit, f stelt haar bloot aan overspel. En iemand die met een gescheiden vrouw trouwt, pleegt overspel.

33 Jullie hebben ook gehoord dat er tegen onze voorouders werd gezegd: “Als je een eed aflegt, mag je die niet breken. Wat je plechtig aan Jehovah belooft, moet je ook doen.” 34 Maar ik zeg jullie: Zweer helemaal niet. Niet bij de hemel, want dat is Gods troon, 35 niet bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, en niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. 36 Je mag ook niet bij je hoofd zweren, want je kunt geen haar op je hoofd wit of zwart maken. 37 Laat je ja ja zijn, en je nee nee, want alles wat je daar nog aan toevoegt, komt van de goddeloze.

38 Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: “Oog om oog en tand om tand.” 39 Maar ik zeg jullie: Verzet je niet tegen iemand die slecht is. Als iemand je op je rechterwang slaat, draai dan ook je andere wang naar hem toe. 40 Als iemand je voor de rechter wil dagen en je onderkleed van je wil hebben, geef hem dan ook je bovenkleed. 41 En als iemand die gezag heeft, je dwingt één mijl met hem mee te gaan, ga dan twee mijl met hem mee. 42 Geef aan wie iets van je vraagt, en keer je niet af van wie iets van je wil lenen. g

43 Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” 44 Maar ik zeg jullie: Heb je vijanden lief en bid voor degenen die je vervolgen. 45 Op die manier laten jullie zien dat jullie kinderen zijn van je Vader in de hemel, want hij laat de zon op goede en op slechte mensen schijnen en hij laat het regenen op rechtvaardige en op onrechtvaardige mensen. 46 Als je liefhebt wie jou liefhebben, verdien je daar dan een beloning voor? De belastinginners doen toch hetzelfde? 47 En als je alleen je broeders groet, dan doe je toch niets bijzonders? Dat doen de heidenen ook. 48 Jullie moeten dus volmaakt h zijn, net zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.

6 Pas op dat je je goede daden niet doet voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden, anders zul je geen beloning krijgen van je hemelse Vader. 2 Als je giften aan de armen i geeft, moet je het niet rondbazuinen. Want dat doen de huichelaars in de synagogen en op de straten om eer van mensen te krijgen. Ik verzeker jullie: zij hebben hun volledige beloning al gekregen. 3 Maar als jij giften aan de armen geeft, laat je linkerhand dan niet weten wat je rechterhand doet, 4 zodat niemand het verder ziet. Dan zal je Vader, die ongezien toekijkt, je ervoor belonen.

5 En als je bidt, doe dan niet als de huichelaars, want die staan graag in de synagogen en op de hoeken van de brede straten te bidden om door de mensen gezien te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun volledige beloning al gekregen. 6 Maar als jij bidt, ga dan naar je binnenkamer, doe de deur dicht en bid tot je Vader, die niet gezien wordt. Dan zal je Vader, die ongezien toekijkt, je ervoor belonen. 7 Zeg tijdens het bidden niet steeds dezelfde dingen zoals de heidenen doen, want zij denken dat hun gebeden verhoord zullen worden als ze maar veel woorden gebruiken. 8 Wees niet zoals zij, want je Vader weet al wat je nodig hebt voordat je hem erom vraagt.

9 Bid dus op deze manier:

“Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd j worden. 10 Laat uw Koninkrijk komen. Laat uw wil gedaan worden op aarde net zoals in de hemel. 11 Geef ons het brood dat we vandaag nodig hebben. 12 En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij anderen hun schulden hebben vergeven. 13 En breng ons niet in beproeving, maar red ons van de goddeloze.”

14 Want als je andere mensen hun fouten vergeeft, zal je hemelse Vader ook jou vergeven. 15 Maar als je andere mensen hun fouten niet vergeeft, zal je Vader ook jouw fouten niet vergeven.

16 Als jullie vasten, zet dan geen somber gezicht zoals de huichelaars, want die verwaarlozen hun uiterlijk k zodat de mensen kunnen zien dat ze vasten. Ik verzeker jullie: zij hebben hun volledige beloning al gekregen. 17 Maar als jij vast, wrijf je hoofd dan in met olie en was je gezicht, 18 zodat het de mensen niet opvalt dat je vast, maar alleen je Vader, die niet gezien wordt. Dan zal je Vader, die ongezien toekijkt, je ervoor belonen.

19 Houd ermee op schatten op aarde te verzamelen, waar ze aangetast worden door motten en roest, en waar dieven inbreken en stelen. 20 Verzamel in plaats daarvan schatten in de hemel, waar ze niet aangetast worden door motten en roest, en waar dieven niet inbreken en stelen. 21 Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.

22 Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog op één punt gericht is, zal je hele lichaam verlicht l zijn. 23 Maar als je oog hebzuchtig rondkijkt, a zal je hele lichaam in duisternis zijn. Als het licht dat in je is, duisternis blijkt te zijn, dan is die duisternis wel heel groot!

24 Niemand kan twee meesters dienen: óf hij zal de een haten en van de ander houden, óf hij zal juist aan de eerste gehecht zijn en de ander verachten. Je kunt niet God én de Rijkdom dienen.

25 Daarom zeg ik jullie: Maak je niet langer zorgen over je leven en wat je zult eten en drinken of over je lichaam en wat je zult aantrekken. Is het leven niet belangrijker dan voedsel en het lichaam niet belangrijker dan kleding? 26 Kijk goed naar de vogels in de lucht. Ze zaaien niet en oogsten niet en ze leggen geen voorraden aan in schuren, en toch geeft jullie hemelse Vader ze te eten. Zijn jullie niet meer waard dan vogels? 27 Wie kan zijn leven met ook maar één el verlengen door zich zorgen te maken? 28 En waarom maken jullie je zorgen over kleding? Leer een les van de lelies op het veld. Kijk hoe ze groeien: ze zwoegen niet en spinnen niet, 29 en toch zeg ik jullie dat zelfs Salomo met al zijn pracht en praal niet zo mooi gekleed was als een van deze lelies. 30 Als God nu de planten op het veld die er vandaag zijn en morgen in de oven worden gegooid, zo mooi kleedt, dan zal hij jullie toch zeker ook kleden? Wat is jullie geloof toch klein! 31 Maak je dus nooit zorgen en zeg niet: “Wat moeten we eten?” of: “Wat moeten we drinken?” of: “Wat moeten we aantrekken?” 32 Want dat zijn allemaal dingen waar de andere volken heel druk mee bezig zijn. Jullie hemelse Vader weet dat jullie al die dingen nodig hebben.

33 Blijf eerst het Koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, dan zullen al die andere dingen je ook gegeven worden. 34 Maak je dus nooit zorgen over de dag van morgen, want de volgende dag heeft zijn eigen zorgen. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen problemen.

7 Houd op met oordelen, zodat je niet geoordeeld wordt, 2 want met het oordeel waarmee jij oordeelt, zul je geoordeeld worden. En met de maat waarmee jij meet, zul je gemeten worden. 3 Waarom let je wel op de splinter in het oog van je broeder, maar zie je de balk in je eigen oog niet? 4 En hoe kun je tegen je broeder zeggen: “Laat mij die splinter uit je oog halen”, terwijl er in je eigen oog een balk zit? 5 Huichelaar! Haal eerst de balk uit je eigen oog. Dan zul je duidelijk zien hoe je de splinter uit het oog van je broeder kunt halen.

6 Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen. Anders zullen die ze met hun poten vertrappen, zich omdraaien en je openrijten.

7 Blijf vragen en je zult ontvangen. Blijf zoeken en je zult vinden. Blijf kloppen en er zal voor je worden opengedaan. 8 Want iedereen die vraagt, ontvangt. Iedereen die zoekt, vindt. En voor iedereen die klopt, zal worden opengedaan. 9 Wie van jullie zou zijn zoon een steen geven als hij om brood vraagt? 10 En je geeft hem toch geen slang als hij om een vis vraagt? 11 Als jullie al goede dingen geven aan je kinderen, ook al zijn jullie slecht, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan goede dingen geven aan degenen die hem erom vragen!

12 Behandel andere mensen dus zoals je zelf graag behandeld wilt worden, want dat is waar het om gaat in de Wet en de Profeten.

13 Ga naar binnen door de nauwe poort, want breed is de poort en wijd is de weg die naar de vernietiging leidt, en veel mensen gaan daardoor naar binnen. 14 Maar nauw is de poort en smal is de weg die naar het leven leidt, en maar weinig mensen vinden die.

15 Pas op voor de valse profeten, die in schaapskleren naar jullie toe komen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. 16 Je zult ze herkennen aan hun vruchten. Je kunt toch geen druiven plukken van een doornstruik of vijgen van een distel? 17 Zo draagt elke goede boom goede vruchten, terwijl elke slechte boom slechte vruchten draagt. 18 Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen en een slechte boom geen goede. 19 Elke boom die geen goede vruchten oplevert, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. 20 Zulke mensen zijn dus te herkennen aan hun vruchten.

21 Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen me zegt, zal het Koninkrijk van de hemel binnengaan, maar alleen degene die de wil doet van mijn Vader in de hemel. 22 Op die dag zullen veel mensen tegen me zeggen: “Heer, Heer, we hebben toch in uw naam geprofeteerd en in uw naam demonen uitgedreven en in uw naam allerlei wonderen gedaan?” 23 Dan zal ik openlijk tegen ze zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend! Ga weg, wetteloze mensen!”

24 Iedereen die deze woorden van mij hoort en ze toepast, is te vergelijken met een verstandig man die zijn huis bouwde op de rots. 25 Het begon te stortregenen, alles overstroomde en de wind waaide en beukte tegen het huis. Toch stortte het niet in, want het was op een rots gefundeerd. 26 Maar iedereen die deze woorden van mij hoort en er niets mee doet, is te vergelijken met een domme man die zijn huis bouwde op het zand. 27 Het begon te stortregenen, alles overstroomde en de wind waaide en beukte tegen het huis. Toen stortte het in en het werd volledig verwoest.’

28 Nadat Jezus die woorden had gesproken, was de menigte diep onder de indruk van zijn manier van onderwijzen. 29 Want hij onderwees hen als iemand met gezag, en niet zoals hun schriftgeleerden.

a Of ‘zachtmoedig’.

b Of ‘vredelievenden’.

c De plaats buiten Jeruzalem waar afval werd verbrand. De Griekse naam voor het Hinnomdal, ten zuiden en zuidwesten van het oude Jeruzalem. Er zijn geen bewijzen dat dieren of mensen in Gehenna werden gegooid om levend verbrand of gepijnigd te worden. Het kan dus geen symbool zijn van een onzichtbare plaats waar menselijke zielen voor eeuwig in letterlijk vuur worden gepijnigd. Gehenna werd door Jezus en zijn discipelen gebruikt als symbool voor eeuwige vernietiging, totale uitroeiing.

d Zie voetnoot bij  5:22.

e Zie voetnoot bij  5:22.

f Een vertaling van het Griekse porneia, een term die in de Bijbel gebruikt wordt voor bepaalde seksuele activiteiten die God verbiedt. Het omvat overspel, prostitutie, seks tussen ongetrouwde personen, homoseksualiteit en bestialiteit.

g D.w.z. lenen zonder rente.

h Of ‘volkomen’.

i Of ‘gaven van barmhartigheid’.

j Of ‘als heilig behandeld’.

k Of ‘vertrekken hun gezicht’.

l Of ‘helder’.

a Lett.: ‘je oog boosaardig is’.