Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 11

‘Ik heb jou aangesteld als wachter’

‘Ik heb jou aangesteld als wachter’

EZECHIËL 33:7

FOCUS: Jehovah stelt wachters aan en beschrijft hun verantwoordelijkheid

1. Beschrijf wat Jehovah’s profeten deden die als wachter dienden en wat de afloop was.

OP DE muren van Jeruzalem staat een wachter die zijn hand boven zijn ogen houdt tegen de ondergaande zon. Hij speurt de horizon af. Plotseling pakt hij zijn hoorn, haalt diep adem en laat een waarschuwingssignaal horen — het Babylonische leger komt eraan! Maar voor de apathische inwoners van de stad is het te laat om op het signaal van de wachter te reageren. Al tientallen jaren hebben Jehovah’s aangestelde wachters, de profeten, voor deze dag gewaarschuwd. Maar de mensen wilden niet luisteren. Nu heeft het Babylonische leger de stad omsingeld. Na een maandenlange belegering breken de soldaten door de stadsmuren heen. Ze maken de tempel met de grond gelijk, en de ontrouwe, afgodische inwoners van Jeruzalem worden afgeslacht of gevangengenomen.

2, 3. (a) In welke situatie bevindt de mensheid zich in deze tijd? (b) Welke vragen gaan we bespreken?

2 In deze tijd trekken Jehovah’s terechtstellingslegers op voor een confrontatie met alle mensen die Jehovah niet erkennen (Openb. 17:12-14). Met die confrontatie zal een eind komen aan de grootste verdrukking in de geschiedenis van de mensheid (Matth. 24:21). Maar velen kunnen nog positief reageren op de waarschuwing die wordt gegeven door degenen die Jehovah heeft aangesteld om het werk van een wachter te doen.

3 Waarom heeft Jehovah wachters aangesteld? Wat voor boodschap verkondigt een wachter? Wie hebben de rol van wachter vervuld, en wat is ons aandeel? We gaan het antwoord op die vragen bespreken.

‘Je moet hen namens mij waarschuwen’

4. Waarom stelde Jehovah wachters aan? (Zie beginplaatje.)

4 Lees Ezechiël 33:7. Letterlijke wachters stonden vaak op de stadsmuren om de inwoners te beschermen. Ze vormden een zichtbaar bewijs dat de bestuurder van de stad om het welzijn van de inwoners gaf. Hoewel de slapende inwoners wakker zouden schrikken als de wachter op de hoorn blies, kon daardoor wel het leven gered worden van degenen die erop reageerden. Zo stelde Jehovah wachters aan, niet omdat hij de Israëlieten het leven zuur wilde maken met onheilsboodschappen, maar omdat hij om zijn volk gaf en hun leven wilde redden.

5, 6. Wat is één bewijs van Jehovah’s gerechtigheid?

5 Toen Jehovah Ezechiël als wachter aanstelde, liet hij allerlei aspecten van Zijn persoonlijkheid zien die geruststellend voor ons zijn. Hier volgen twee van die eigenschappen.

6 Gerechtigheid: Jehovah’s gerechtigheid blijkt uit het feit dat hij ons onpartijdig behandelt als individuen. Hoewel grote groepen mensen Ezechiëls boodschap afwezen, behandelde Jehovah de Israëlieten niet als één opstandige menigte. Hij wilde graag zien hoe afzonderlijke personen reageerden. In het boek Ezechiël zegt Jehovah herhaaldelijk dat hij spreekt tegen ‘een slecht mens’ en ‘een rechtvaardige’. Jehovah kijkt dus hoe elk individu op de boodschap reageert, en daar baseert hij zijn oordeel op (Ezech. 33:8, 18-20).

7. Op basis waarvan beoordeelt Jehovah mensen?

7 Jehovah’s gerechtigheid is ook te zien aan de manier waarop hij mensen beoordeelt. Iemand wordt niet beoordeeld op wat hij in het verleden heeft gedaan, maar op zijn reactie op de waarschuwing. Jehovah zei tegen Ezechiël: ‘Als ik tegen de slechte zeg: “Je zult beslist sterven”, en hij keert zich af van zijn zonde en doet wat juist en rechtvaardig is, (...) dan zal hij zeker in leven blijven.’ Dan doet Jehovah de opmerkelijke uitspraak: ‘Geen van de zonden die hij heeft begaan, zal hem worden aangerekend’ (Ezech. 33:14-16). Maar iemand die altijd een rechtvaardig leven heeft geleid, kan niet verwachten dat zijn gehoorzaamheid in het verleden opstandig gedrag van nu goedmaakt. Jehovah zei dat wanneer iemand ‘op zijn eigen rechtvaardigheid vertrouwt en doet wat slecht is, aan geen van zijn rechtvaardige daden zal worden teruggedacht maar hij zal sterven voor zijn kwaaddoen’ (Ezech. 33:13).

8. Wat leren we van de waarschuwingen van de profeten?

8 Jehovah’s rechtvaardigheidsgevoel blijkt verder uit het feit dat hij op tijd waarschuwt, voordat hij in actie komt. Ezechiël begon zijn werk zo’n zes jaar voordat het Babylonische leger Jeruzalem verwoestte. Maar Ezechiël was niet de eerste die Gods volk waarschuwde dat ze rekenschap zouden moeten afleggen. Vóór de verwoesting van Jeruzalem had Jehovah al meer dan een eeuw profeten gestuurd om als wachter te dienen: Hosea, Jesaja, Micha, Oded en Jeremia. Jehovah liet Jeremia tegen de Israëlieten zeggen: ‘Ik stelde wachters aan, die zeiden: “Let op het geluid van de hoorn!”’ (Jer. 6:17) Jehovah en die wachters waren niet verantwoordelijk voor de levens die verloren gingen toen de Babyloniërs uiteindelijk Zijn oordeel voltrokken.

9. Hoe toonde Jehovah loyale liefde?

9 Liefde: Jehovah toonde loyale liefde door zijn wachters niet alleen rechtvaardige maar ook slechte mensen te laten waarschuwen — degenen die zijn hart braken en zijn reputatie door het slijk haalden. De Israëlieten stonden bekend als Jehovah’s volk, maar steeds weer keerden ze hem de rug toe en gingen ze achter valse goden aan! Jehovah liet zien hoeveel pijn dat verraad hem deed door het volk te vergelijken met een overspelige vrouw (Ezech. 16:32). Maar Jehovah gaf het niet snel op. Hij was uit op verzoening en niet op wraak. Pas toen het niet meer anders kon, greep hij naar het zwaard van het oordeel. Waarom? Hij zei tegen Ezechiël: ‘De dood van een slecht mens geeft mij geen vreugde. Ik heb liever dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft’ (Ezech. 33:11). Zo dacht Jehovah er toen over en zo denkt hij er nog steeds over (Mal. 3:6).

10, 11. Wat kunnen we leren van de manier waarop Jehovah met zijn volk omging?

10 Wat kunnen we leren van de rechtvaardige, liefdevolle manier waarop Jehovah met de Israëlieten omging? Eén les is dat we de mensen tot wie we prediken niet moeten zien als deel van een anonieme massa, maar als individuen. Het zou echt een vergissing zijn om bij voorbaat te denken dat iemand het niet waard is de boodschap te horen vanwege zijn gedrag in het verleden of vanwege zijn cultuur, ras, stam, economische status of taal. Jehovah leerde Petrus een les die nog steeds geldt: ‘God is niet partijdig, maar in elk volk is iedereen die ontzag voor hem heeft en het juiste doet, aanvaardbaar voor hem’ (Hand. 10:34, 35).

Bezie jij mensen zoals Jehovah ze beziet? (Zie alinea 10)

11 Een andere belangrijke les is dat we goed op onszelf moeten letten. Rechtvaardige daden in het verleden zijn geen excuus voor verkeerd gedrag. Het is goed om te bedenken dat wij dezelfde zondige neigingen hebben als de mensen tot wie we prediken. De raad die Paulus aan de gemeente in Korinthe gaf, geldt net zo goed voor ons: ‘Wie denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt. De beproevingen die jullie moeten doorstaan, maken andere mensen ook mee’ (1 Kor. 10:12, 13). We zouden nooit willen ‘vertrouwen op onze eigen rechtvaardigheid’ en denken dat we ongestraft verkeerde dingen kunnen doen omdat we ook goede dingen doen (Ezech. 33:13). Ook als we Jehovah al heel lang dienen, is het belangrijk dat we een nederige, gehoorzame instelling houden.

12. Wat moeten we bedenken als we in het verleden ernstige zonden hebben begaan?

12 Stel dat we in het verleden ernstige zonden hebben begaan maar nu berouw hebben. Ezechiëls boodschap leert ons dat Jehovah berouwloze zondaars zal straffen. Maar we leren ook dat Jehovah in de eerste plaats een God van liefde is en niet van wraak (1 Joh. 4:8). Als we door onze daden laten zien dat we berouw hebben, hoeven we nooit te denken dat onze zonden te erg zijn voor Jehovah’s barmhartigheid (Jak. 5:14, 15). Jehovah was bereid de geestelijk overspelige Israëlieten te vergeven, en hij is ook bereid ons te vergeven (Ps. 86:5).

‘Spreek tot de zonen van je volk’

13, 14. (a) Wat voor boodschap moesten de wachters bekendmaken? (b) Met welke boodschap kwam Jesaja?

13 Lees Ezechiël 33:2, 3. Wat voor boodschap moesten Jehovah’s wachters verkondigen? Een belangrijk deel van hun werk was het bekendmaken van waarschuwingen. Maar ze brachten ook goed nieuws. Sta eens stil bij een paar voorbeelden.

14 Jesaja, die van ongeveer 778 tot 732 v.Chr. diende, waarschuwde dat de Babyloniërs Jeruzalem zouden innemen en de inwoners als ballingen zouden wegvoeren (Jes. 39:5-7). Maar hij werd er ook toe geïnspireerd te schrijven: ‘Luister! Je wachters verheffen hun stem. Eenstemmig juichen ze van blijdschap, want wanneer Jehovah Sion herstelt zullen ze het duidelijk zien’ (Jes. 52:8). Jesaja maakte het allerbeste nieuws bekend: de ware aanbidding zou hersteld worden!

15. Welke boodschap verkondigde Jeremia?

15 Jeremia, die van 647 tot 580 v.Chr. diende, wordt vaak onterecht een onheilsprofeet genoemd. Hij heeft inderdaad veel moeite gedaan om de slechte Israëlieten te waarschuwen voor de ellende die Jehovah over hen zou brengen. * Maar hij maakte ook goed nieuws bekend. Hij voorspelde dat Gods volk naar hun land zou teruggaan en dat de zuivere aanbidding daar hersteld zou worden (Jer. 29:10-14; 33:10, 11).

16. Wat hadden de ballingen in Babylon aan de boodschap van Ezechiël?

16 Ezechiël werd in 613 v.Chr. aangesteld als wachter, en hij heeft zeker tot 591 v.Chr. in zijn toewijzing volhard. Zoals in hoofdstuk 5 en 6 van dit boek is besproken, waarschuwde Ezechiël het volk ijverig voor de verwoesting die zou komen. Daardoor zou er geen bloedschuld op hem rusten voor de levens die verloren zouden gaan. Hij waarschuwde de ballingen in Babylon niet alleen dat Jehovah de afvalligen in Jeruzalem zou straffen, maar hij hielp ze ook om geestelijk sterk te blijven voor het werk dat hun te wachten stond. Aan het eind van de 70 jaar van ballingschap zou Jehovah een overblijfsel terugbrengen naar het herstelde land Israël (Ezech. 36:7-11). Dat overblijfsel zou voornamelijk bestaan uit de kinderen en kleinkinderen van degenen die naar Ezechiël hadden geluisterd. Zoals de andere hoofdstukken in deel 3 van dit boek laten uitkomen, had Ezechiël veel goed nieuws te vertellen: de zuivere aanbidding zou in Jeruzalem hersteld worden.

17. Wanneer heeft Jehovah wachters aangesteld?

17 Zijn deze profeten die Gods volk in de periode rond 607 v.Chr. waarschuwden de enigen die door Jehovah als wachter zijn gebruikt? Nee. Bij elk cruciale moment in de realisatie van zijn voornemen heeft Jehovah wachters aangesteld om slechte mensen te waarschuwen en goed nieuws bekend te maken.

Wachters in de eerste eeuw

18. Welk werk deed Johannes de Doper?

18 In de eerste eeuw deed Johannes de Doper het werk van een wachter. Hij waarschuwde het letterlijke Israël dat het binnenkort verworpen zou worden (Matth. 3:1, 2, 9-11). Maar hij deed meer. Jezus zei dat Johannes de voorspelde ‘boodschapper’ was die de weg voor de Messias had gebaand (Mal. 3:1; Matth. 11:7-10). Een deel van dat werk omvatte het verkondigen van goed nieuws: ‘het Lam van God’, Jezus, was gekomen en zou ‘de zonde van de wereld’ wegnemen (Joh. 1:29, 30).

19, 20. In welk opzicht gedroegen Jezus en zijn discipelen zich als wachters?

19 Van alle wachters was Jezus de belangrijkste. Net als Ezechiël werd hij door Jehovah naar ‘het huis van Israël’ gestuurd (Ezech. 3:17; Matth. 15:24). Jezus waarschuwde dat het letterlijke Israël binnenkort verworpen zou worden en dat Jeruzalem verwoest zou worden (Matth. 23:37, 38; 24:1, 2; Luk. 21:20-24). Maar zijn belangrijkste werk was goed nieuws verkondigen (Luk. 4:17-21).

20 Toen Jezus op aarde was, zei hij nadrukkelijk tegen zijn discipelen: ‘Blijf waakzaam’ (Matth. 24:42). Ze gehoorzaamden zijn opdracht en gedroegen zich als wachters door te waarschuwen dat Jehovah het letterlijke Israël en het letterlijke Jeruzalem verworpen had (Rom. 9:6-8; Gal. 4:25, 26). Maar net als de wachters vóór hen hadden ze ook goed nieuws. Hun boodschap omvatte de opmerkelijke aankondiging dat heidenen zouden worden opgenomen in het met de geest gezalfde Israël van God en dat ze het voorrecht zouden krijgen Christus te helpen de zuivere aanbidding op aarde te herstellen (Hand. 15:14; Gal. 6:15, 16; Openb. 5:9, 10).

21. Welk voorbeeld gaf Paulus?

21 Paulus was een eerste-eeuwse wachter die een heel goed voorbeeld gaf. Hij nam zijn verantwoordelijkheid serieus. Net als Ezechiël wist hij dat hij bloedschuld op zich zou laden als hij zijn taak niet zou uitvoeren (Hand. 20:26, 27). Paulus volgde het voorbeeld van de andere wachters en waarschuwde anderen niet alleen, maar verkondigde ook goed nieuws (Hand. 15:35; Rom. 1:1-4). Onder leiding van de heilige geest citeerde hij de profetie van Jesaja: ‘Prachtig zijn op de bergen de voeten van degene die goed nieuws brengt.’ Hij paste die toe op het werk dat Christus’ volgelingen doen als ze Gods Koninkrijk bekendmaken (Jes. 52:7, 8; Rom. 10:13-15).

22. Wat gebeurde er na de dood van de apostelen?

22 Na de dood van de apostelen werd de christelijke gemeente overweldigd door de voorspelde afval (Hand. 20:29, 30; 2 Thess. 2:3-8). Lange tijd overwoekerde het onkruid (de namaakchristenen) de tarwe (trouwe volgelingen van Christus) en werd de duidelijke boodschap over Gods Koninkrijk overstemd door valse leerstellingen (Matth. 13:36-43). Maar toen voor Jehovah de tijd kwam om in actie te komen, uitte hij opnieuw zijn liefde en gerechtigheid door wachters aan te stellen om een duidelijke waarschuwing te laten horen en goed nieuws te verkondigen. Wie waren dat?

Jehovah voorziet opnieuw in wachters

23. Welke rol speelden broeder Russell en zijn medewerkers?

23 In de jaren vóór 1914 deden broeder Russell en zijn medewerkers het werk van de ‘boodschapper’ die ‘een weg zou banen’ voordat het Messiaanse Koninkrijk werd opgericht (Mal. 3:1). * Die groep deed ook het werk van een wachter. Ze gebruikten het tijdschrift Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence om voor Gods oordeel te waarschuwen en het goede nieuws over Gods Koninkrijk te verkondigen.

24. (a) Hoe heeft de getrouwe slaaf zich als een wachter gedragen? (b) Wat heb jij geleerd van de wachters uit het verleden? (Zie de tabel ‘Een aantal voorbeeldige wachters’.)

24 Na de oprichting van het Koninkrijk stelde Jezus een kleine groep mannen aan als de getrouwe slaaf (Matth. 24:45-47). Sinds die tijd heeft de getrouwe slaaf, die nu bekendstaat als het Besturende Lichaam, het werk van een wachter gedaan. Ze nemen niet alleen de leiding in het waarschuwen voor ‘de dag van wraak’, maar ook in het bekendmaken van ‘het jaar van Jehovah’s goede wil’ (Jes. 61:2; zie ook 2 Korinthiërs 6:1, 2).

25, 26. (a) Welk werk moeten alle volgelingen van Christus doen, en hoe gebeurt dat? (b) Wat gaan we in het volgende hoofdstuk bespreken?

25 Hoewel de getrouwe slaaf de leiding neemt in dit werk, gaf Jezus al zijn volgelingen de opdracht: ‘Blijf waakzaam’ (Mark. 13:33-37). We houden ons aan die opdracht door geestelijk wakker te blijven en de wachter trouw te ondersteunen. We laten zien dat we wakker zijn door onze predikingsopdracht te vervullen (2 Tim. 4:2). Wat motiveert ons? Gedeeltelijk ons verlangen om levens te redden (1 Tim. 4:16). Binnenkort zullen heel veel mensen hun leven verliezen omdat ze de waarschuwende roep van de wachter hebben genegeerd (Ezech. 3:19). Maar ons voornaamste motief is dat we het allerbeste nieuws willen vertellen: de zuivere aanbidding is hersteld! Op dit moment, in ‘het jaar van Jehovah’s goede wil’, hebben velen nog de mogelijkheid om zich bij ons aan te sluiten in de aanbidding van onze rechtvaardige, liefdevolle God, Jehovah. Binnenkort zal iedereen op aarde die het einde van deze slechte wereld overleeft, voordeel hebben van het barmhartige bestuur van zijn Zoon, Christus Jezus. Motiveert dat je niet om de wachter te helpen met het vertellen van zulk goed nieuws? — Matth. 24:14.

We ondersteunen de wachter vol vreugde door het goede nieuws te prediken (Zie alinea 25)

26 Al vóór het einde van deze slechte wereld heeft Jehovah zijn volk op een wonderbaarlijke manier verenigd. In het volgende hoofdstuk gaan we een profetie over twee stokken bespreken die illustreert hoe dat gebeurd is.

^ ¶15 Het Hebreeuwse woord dat met onheil, ellende, nood en ramp is vertaald, komt in het boek Jeremia zo’n 60 keer voor.

^ ¶23 Deze profetie en de vervulling ervan worden besproken in het boek Gods Koninkrijk regeert!, hfst. 2, ‘Het Koninkrijk wordt in de hemel geboren’.