ONDERWIJSKADER 4A
‘Ik keek naar de levende wezens’
Ezechiël heeft ongetwijfeld enorme beelden gezien van gevleugelde stieren en leeuwen met een mensenhoofd die als wachters voor paleizen en tempels stonden. Zulke beelden waren overal in het oude Assyrië en Babylonië te vinden. Zoals alle toeschouwers zal hij vol verwondering naar die gigantische wezens hebben gekeken, die in sommige gevallen bijna 6 meter hoog waren. Maar hoe machtig die wezens er ook uitzagen, ze waren levenloos, uit steen gehouwen.
In contrast daarmee waren de vier wezens die Ezechiël in het visioen zag, ‘levende wezens’. Wat een verschil! Wat Ezechiël zag maakte zo’n indruk op hem dat hij het in de inleiding van zijn profetie 11 keer over ‘levende wezens’ had (Ezech. 1:5-22). Het visioen van de vier levende wezens die zich onder Gods troon synchroon met elkaar voortbewogen, zal Ezechiël er goed van doordrongen hebben dat Jehovah de volledige controle over zijn hele schepping heeft. In deze tijd maakt dat visioen ons op een levendige manier duidelijk hoe groot en machtig Jehovah is en hoe verheven zijn soevereiniteit is (1 Kron. 29:11).