Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 15

‘Ik zal een eind maken aan je prostitutie’

‘Ik zal een eind maken aan je prostitutie’

EZECHIËL 16:41

FOCUS: Wat we leren van de beschrijving van de hoeren in Ezechiël en Openbaring

1, 2. Wat voor prostituee zal bij veel mensen een gevoel van afkeer oproepen?

ALS we een prostituee zien, vragen we ons misschien af welke trieste omstandigheden haar ertoe gebracht hebben zich tot zoiets te verlagen. Werd ze thuis mishandeld of misbruikt en is ze daardoor al op jonge leeftijd op straat beland? Is ze misschien door extreme armoede gedwongen geweest zichzelf te verkopen? Of is ze gevlucht voor een wrede partner? Zulke trieste verhalen komen in deze slechte wereld maar al te vaak voor. Geen wonder dus dat Jezus bepaalde prostituees vriendelijk behandelde. Hij benadrukte dat prostituees die berouw hadden en hun leefstijl veranderden, konden hopen op een beter leven (Matth. 21:28-32; Luk. 7:36-50).

2 Maar stel je nu eens een heel ander soort prostituee voor, een vrouw die bewust voor zo’n leven kiest. Ze ziet het niet als vernederend, maar als iets wat haar macht geeft! Ze is uit op het geld en de invloed die dit beroep biedt. Erger nog, stel dat deze vrouw een goede, trouwe echtgenoot had maar bewust de prostitutie is ingegaan en hem ontrouw is geworden. Voor zo’n vrouw en haar leefstijl zou je waarschijnlijk alleen maar afkeer voelen. De afkeer die we voor zo’n vrouw voelen, is de reden waarom Jehovah herhaaldelijk de beschrijving van een hoer kiest om te laten zien hoe hij over valse religie denkt.

3. Welke Bijbelgedeelten gaan we in dit hoofdstuk bespreken?

3 Het boek Ezechiël bevat twee bijzondere verslagen waarin de verschrikkelijke ontrouw van Gods volk in Israël en Juda wordt vergeleken met prostitutie (Ezech. 16 en 23). Maar voordat we verder op die verslagen ingaan, gaan we het eerst hebben over een andere symbolische hoer. De vorm van prostitutie waar zij zich mee bezighoudt, was er al lang vóór de tijd van Ezechiël — zelfs voordat Israël bestond — en komt in deze tijd nog volop voor. Deze hoer vinden we in het laatste boek van de Bijbel, Openbaring.

‘De moeder van de hoeren’

4, 5. Wat is ‘Babylon de Grote’, en hoe weten we dat? (Zie beginplaatje.)

4 In het visioen dat Jezus aan het eind van de eerste eeuw aan de apostel Johannes gaf, komt een bijzondere vrouw in beeld. Ze wordt ‘de grote hoer’ en ‘Babylon de Grote, de moeder van de hoeren’, genoemd (Openb. 17:1, 5). Religieuze leiders en Bijbelgeleerden hebben zich eeuwenlang afgevraagd wie ze afbeeldt. Ze hebben onder andere gezegd dat ze Babylon, Rome of de rooms-katholieke kerk afbeeldt. Maar wij als Jehovah’s Getuigen weten al tientallen jaren wie deze ‘grote hoer’ echt is: het wereldrijk van valse religie. Hoe weten we dat?

5 Deze hoer wordt veroordeeld voor het bedrijven van immoraliteit met ‘de koningen van de aarde’, oftewel de politieke machten. Ze is dus duidelijk zelf geen politieke macht. Openbaring laat bovendien zien dat ‘de kooplieden van de aarde’, de commerciële en zakelijke elementen van deze wereld, rouwen om de ondergang van Babylon de Grote. Daarom kan ze niet het commerciële stelsel afbeelden. Wat is ze dan wel? Ze maakt zich schuldig aan ‘spiritistische praktijken’, afgoderij en bedrog. Die beschuldigingen passen duidelijk bij de verdorven religieuze organisaties van deze wereld. Van deze hoer wordt ook gezegd dat ze zit op, oftewel een mate van invloed heeft op, de politieke elementen van deze wereld. Bovendien vervolgt ze trouwe aanbidders van Jehovah (Openb. 17:2, 3; 18:11, 23, 24). Is dat niet precies wat valse religie gedaan heeft en nog steeds doet?

Uit Babel, het latere Babylon, kwamen allerlei valsreligieuze praktijken, leerstellingen en organisaties voort (Zie alinea 6)

6. In welke zin is Babylon de Grote ‘de moeder van de hoeren’?

6 Maar waarom wordt Babylon de Grote niet alleen ‘de grote hoer’ genoemd maar ook ‘de moeder van de hoeren’? Valse religie bestaat uit talloze denominaties, afsplitsingen en sekten. Sinds de tijd dat de talen in het oude Babel of Babylon werden verward, zijn er allerlei valsreligieuze leerstellingen verspreid en is er een eindeloze hoeveelheid verschillende religies ontstaan. Het is heel toepasselijk dat de naam van ‘Babylon de Grote’ is ontleend aan de stad Babylon, een broedplaats voor valse religies (Gen. 11:1-9). Daarom kunnen al deze religies worden bezien als ‘dochters’ van één organisatie: één grote hoer. Satan gebruikt zulke religies vaak om mensen te verlokken tot spiritisme, afgoderij en andere gebruiken en leerstellingen die God onteren. Geen wonder dat Gods volk gewaarschuwd wordt voor die verdorven, wereldwijde organisatie: ‘Ga uit haar weg, mijn volk, als jullie geen deel willen hebben aan haar zonden.’ (Lees Openbaring 18:4, 5.)

7. Waarom luisteren we naar de waarschuwing om weg te gaan uit Babylon de Grote?

7 Heb jij geluisterd naar die waarschuwing? Bedenk dat Jehovah zelf de mensheid heeft geschapen met ‘geestelijke behoeften’ (Matth. 5:3). Alleen door de zuivere aanbidding van Jehovah kan op een goede manier in die behoeften worden voorzien. Aanbidders van Jehovah willen natuurlijk zo ver mogelijk bij geestelijke prostitutie vandaan blijven. Maar Satan de Duivel heeft een ander doel. Hij wil Gods volk graag verstrikken in deze vorm van prostitutie, en dat is hem maar al te vaak gelukt. In Ezechiëls tijd had Gods volk al een lange geschiedenis opgebouwd van geestelijke prostitutie. Het is goed om die geschiedenis te kennen, want we kunnen er veel van leren over Jehovah’s normen, zijn gerechtigheid en zijn barmhartigheid.

‘Je werd een hoer’

8-10. (a) Welke belangrijke voorwaarde stelt Jehovah aan zuivere aanbidding? (b) Wat leert dat ons over Jehovah’s kijk op betrokkenheid bij valse religie? Illustreer dit.

8 In het boek Ezechiël gebruikt Jehovah de illustratie van de hoer op een heel persoonlijke manier. Ezechiël werd ertoe geïnspireerd twee levendige passages op te schrijven die lieten uitkomen hoe gekwetst en verraden Jehovah zich voelde door het ontrouwe, immorele gedrag van zijn volk. Waarom zou hij hen met hoeren vergelijken?

9 Het antwoord op die vraag heeft te maken met een belangrijke voorwaarde voor zuivere aanbidding die we in hoofdstuk 5 van dit boek besproken hebben. In de wet voor Israël zei Jehovah: ‘Je mag buiten mij [of ‘in strijd met mij’, vtn.] geen andere goden hebben. (...) Ik, Jehovah, je God, ben een God die volledige [of ‘exclusieve’, vtn.] toewijding eist’ (Ex. 20:3, 5). Later beklemtoonde hij dezelfde waarheid nog een keer: ‘Je mag je niet voor een andere god neerbuigen, want van Jehovah is bekend dat hij volledige toewijding eist. Ja, hij is een God die volledige toewijding eist’ (Ex. 34:14). Jehovah had het niet duidelijker kunnen zeggen. We kunnen hem alleen op een aanvaardbare manier aanbidden als we hem exclusieve aanbidding geven.

10 Je zou het kunnen vergelijken met een huwelijk. Man en vrouw hebben op een bepaalde manier recht op exclusieve aandacht. Als een van de partners op romantisch of seksueel gebied aandacht zou geven aan iemand buiten hun huwelijk, zou de ander terecht jaloers zijn en zich verraden voelen. (Lees Hebreeën 13:4.) Als het op aanbidding aankomt, voelt Jehovah zich terecht verraden als zijn eigen volk, dat zich exclusief aan hem heeft opgedragen, valse goden gaat vereren. In Ezechiël 16 maakt hij op een krachtige manier duidelijk dat hij dat verraad heel persoonlijk opneemt.

11. Wat zei Jehovah over Jeruzalem en haar afkomst?

11 Ezechiël 16 bevat Jehovah’s langste toespraak in het boek — een van zijn langste profetische uitspraken in de Hebreeuwse Geschriften. Jehovah gebruikt de stad Jeruzalem als afbeelding van het ontrouwe Juda. Hij vertelt het trieste en schokkende verhaal van haar afkomst en haar verraad. Ze was een hulpeloze vondeling, ongewassen en verlaten. Haar ouders waren de heidense Kanaänieten van het land. Jeruzalem werd lang beheerst door een Kanaänitische stam, de Jebusieten, totdat David de stad innam. Jehovah had medelijden met de vondeling, waste haar en zorgde voor haar. Na verloop van tijd werd ze als een vrouw voor hem. De Israëlieten die uiteindelijk in de stad gingen wonen, bevonden zich namelijk in een verbondsverhouding met Jehovah. Die waren ze in de tijd van Mozes vrijwillig aangegaan (Ex. 24:7, 8). Nadat Jeruzalem de hoofdstad van het land was geworden, zegende, verrijkte en sierde Jehovah haar, zoals een rijke en machtige echtgenoot zijn vrouw prachtige sieraden zou geven (Ezech. 16:1-14).

Salomo liet zich door zijn buitenlandse vrouwen onder druk zetten en verontreinigde Jeruzalem met afgoderij (Zie alinea 12)

12. Hoe werd valse aanbidding in Jeruzalem geïntroduceerd?

12 Wat gebeurde er daarna? Jehovah zei: ‘Je ging op je schoonheid vertrouwen en gebruikte je roem om een hoer te worden. Je gaf jezelf als hoer aan elke voorbijganger en je schoonheid werd van hem’ (Ezech. 16:15). In de tijd van Salomo zegende en verrijkte Jehovah zijn volk zo dat Jeruzalem een prachtige stad werd die opviel in de hele wereld (1 Kon. 10:23, 27). Maar geleidelijk kwam er ontrouw in het spel. Salomo wilde graag de goedkeuring van zijn vele buitenlandse vrouwen en begon Jeruzalem te verontreinigen met de aanbidding van heidense goden (1 Kon. 11:1-8). Sommigen van zijn troonopvolgers waren nog erger en verontreinigden het hele land met valse aanbidding. Wat vond Jehovah van zulke daden van prostitutie en verraad? Hij zei: ‘Zulke dingen mogen niet plaatsvinden, ze horen niet te gebeuren’ (Ezech. 16:16). Maar zijn koppige volk werd steeds verdorvener.

Sommige Israëlieten offerden hun kinderen aan valse goden, zoals Molech

13. Waar maakte Gods volk in Jeruzalem zich schuldig aan?

13 Stel je eens voor hoeveel pijn en afkeer Jehovah voelde toen hij de slechtheid van zijn uitverkoren volk aan de kaak stelde: ‘Je nam de zonen en dochters die je mij had gebaard en offerde die aan afgoden om verslonden te worden. Waren je daden van prostitutie nog niet genoeg? Je slachtte mijn zonen en verbrandde ze als offer’ (Ezech. 16:20, 21). Die onvoorstelbaar gruwelijke daden laten zien hoe in- en inslecht Satan is. Hij vindt het geweldig om Jehovah’s volk te verlokken tot zulke walgelijke praktijken. Maar Jehovah ziet alles. Hij kan zelfs de ergste satanische wreedheden ongedaan maken, en hij zal recht doen. (Lees Job 34:24.)

14. Wie waren in Jehovah’s illustratie Jeruzalems zussen, en wie van de drie zussen was de ergste?

14 Maar Jeruzalem schaamde zich totaal niet voor haar slechtheid. Ze ging door met haar prostitutie. Jehovah zei dat ze nog schaamtelozer was dan andere hoeren omdat zij anderen betaalde om immoraliteit met haar te bedrijven! (Ezech. 16:34) Hij zei dat Jeruzalem net haar ‘moeder’ was, waarmee de heidense stammen werden bedoeld die eens over het land hadden geheerst (Ezech. 16:44, 45). Hij trok deze illustratie verder door en zei dat Jeruzalems oudere zus Samaria was, die haar was voorgegaan in een leven van religieuze prostitutie. Hij had het ook over een tweede zus, Sodom. Die stad wordt hier spreekwoordelijk gebruikt omdat ze al lang geleden verwoest was vanwege haar arrogantie en complete verdorvenheid. Jehovah maakte duidelijk dat Jeruzalem nog slechter was dan haar beide zussen, Samaria en Sodom! (Ezech. 16:46-50) Zijn volk negeerde talloze waarschuwingen en ging door met al die walgelijke daden.

15. Wat wilde Jehovah bereiken met het voltrekken van het oordeel aan Jeruzalem, en welke hoop bood hij?

15 Wat zou Jehovah doen? Hij beloofde aan Jeruzalem: ‘Ik verzamel alle minnaars die je genot hebt gegeven’ en: ‘Ik zal je in hun hand geven.’ De voormalige heidense bondgenoten van zijn volk zouden haar vernietigen en haar schoonheid en waardevolle dingen wegnemen. ‘Ze zullen (...) je stenigen en je afslachten met hun zwaarden’, zei hij. Wat wilde Jehovah met het voltrekken van dit oordeel bereiken? Niet de uitroeiing van zijn volk, maar het volgende: ‘Ik zal een eind maken aan je prostitutie.’ Jehovah voegde eraan toe: ‘Ik zal mijn woede tegen je tot bedaren brengen en mijn verontwaardiging zal van je wijken. Ik zal kalm zijn en me niet meer getergd voelen.’ Zoals in hoofdstuk 9 van dit boek werd besproken, was het op de lange termijn Jehovah’s doel om zijn volk na hun ballingschap te herstellen. Waarom? Hij zei: ‘Ik zal terugdenken aan het verbond dat ik in de dagen van je jeugd met je heb gesloten’ (Ezech. 16:37-42, 60). In tegenstelling tot zijn volk zou Jehovah bewijzen dat hij heel trouw was! (Lees Openbaring 15:4.)

16, 17. (a) Waarom zeggen we niet meer dat Ohola en Oholiba een profetische afbeelding zijn van de christenheid? (Zie het kader ‘Twee immorele zussen’.) (b) Welke praktische lessen kunnen we leren uit Ezechiël 16 en 23?

16 Jehovah leert ons door zijn lange, krachtige toespraak in Ezechiël 16 veel over zijn rechtvaardige normen, zijn rechtvaardigheidsgevoel en zijn grote barmhartigheid. Hetzelfde kan gezegd worden over Ezechiël 23. Ware christenen in deze tijd nemen Jehovah’s duidelijke waarschuwingen over de prostitutie van zijn volk serieus. We zouden nooit het risico willen lopen Jehovah net zo te kwetsen als Juda en Jeruzalem! We willen echt een afkeer hebben van alle vormen van afgoderij, waaronder hebzucht en materialisme (Matth. 6:24; Kol. 3:5). We willen dankbaar blijven voor het feit dat Jehovah zo barmhartig is geweest om de zuivere aanbidding in deze laatste dagen te herstellen en dat hij nooit meer zal toelaten dat die verdorven wordt! Met het geestelijke Israël heeft hij ‘een blijvend verbond’ gesloten dat nooit verbroken zal worden door ontrouw of prostitutie (Ezech. 16:60). Laten we dus het voorrecht koesteren om deel uit te maken van Jehovah’s reine volk.

17 Wat leert Jehovah’s uitspraak tegen de hoeren die in Ezechiël worden beschreven ons over ‘de grote hoer’, Babylon de Grote? Dat gaan we nu bespreken.

‘Ze zal nooit meer gevonden worden’

18, 19. Welke overeenkomsten zijn er tussen de hoeren die in Ezechiël worden beschreven en de hoer die in Openbaring wordt genoemd?

18 Jehovah verandert niet (Jak. 1:17). Zijn gevoelens over valse religie zijn in de hele geschiedenis van de grote hoer hetzelfde gebleven. Het is dus niet verrassend dat er veel overeenkomsten zijn tussen zijn oordeel over de hoeren in het boek Ezechiël en het lot van de grote hoer die in Openbaring wordt beschreven.

19 De straf over de hoeren in de profetieën van Ezechiël kwam bijvoorbeeld niet rechtstreeks van Jehovah maar van volken waarmee Gods ontrouwe volk geestelijke immoraliteit had bedreven. Ook het wereldrijk van valse religie wordt veroordeeld voor het bedrijven van geestelijke immoraliteit met ‘de koningen van de aarde’. En van wie komt haar straf? We lezen dat die politieke elementen ‘de hoer zullen haten en haar zullen verwoesten en naakt maken. Ze zullen haar vlees opeten en haar helemaal met vuur verbranden.’ Waarom zullen de regeringen van deze wereld zoiets verrassends doen? Omdat God ‘het in hun hart gegeven heeft zijn gedachte uit te voeren’ (Openb. 17:1-3, 15-17).

20. Waaruit blijkt dat het oordeel over Babylon definitief zal zijn?

20 Jehovah zal dus de regeringen van deze wereld gebruiken om zijn oordeel tegen alle valse religies uit te voeren, waaronder de vele religies van de christenheid. Zijn oordeel zal definitief zijn. Er zal geen vergeving zijn en religies zullen niet meer de kans krijgen hun gedrag te veranderen. In Openbaring wordt gezegd dat Babylon ‘nooit meer gevonden zal worden’ (Openb. 18:21). De engelen zullen juichen over haar ondergang en zeggen: ‘Loof Jah! Haar rook blijft voor altijd en eeuwig opstijgen’ (Openb. 19:3). Dit oordeel geldt voor altijd. Er zal nooit meer worden toegestaan dat er een valse religie komt en dat die de zuivere aanbidding verderft. Door het vurige oordeel over Babylon en haar vernietiging zal figuurlijk een rookpluim ontstaan die voor eeuwig zal opstijgen.

De volken die Babylon de Grote lange tijd verleid en beïnvloed heeft, zullen zich tegen haar keren en haar vernietigen (Zie alinea 19, 20)

21. Van welke periode zal de vernietiging van valse religie het begin markeren, en hoe zal die periode eindigen?

21 Wanneer de regeringen van deze wereld zich tegen Babylon de Grote keren, zullen ze daarmee een oordeel van God voltrekken, een belangrijke stap in de realisatie van Zijn voornemen. Het markeert het begin van de grote verdrukking, een tijd van ongekende onrust (Matth. 24:21). Die verdrukking zal eindigen in Armageddon, Jehovah’s oorlog tegen deze slechte wereld (Openb. 16:14, 16). De volgende hoofdstukken van dit boek zullen laten zien dat Ezechiël veel te vertellen heeft over hoe de grote verdrukking zal verlopen. Maar welke praktische lessen uit Ezechiël 16 en 23 willen we onthouden en toepassen?

De regeringen van deze wereld zullen zich tegen Babylon de Grote keren en daarmee een oordeel van Jehovah voltrekken (Zie alinea 21)

22, 23. Welke uitwerking kan het bestuderen van dit gedeelte hebben op onze heilige dienst?

22 Satan wil graag dat ware aanbidders onrein worden. Hij wil ons maar al te graag van de zuivere aanbidding afkeren en ons overhalen tot net zulk gedrag als dat van de hoeren in het boek Ezechiël. We moeten daarom in gedachte houden dat Jehovah geen rivalen tolereert als het om aanbidding gaat. Hij tolereert geen ontrouw! (Num. 25:11) We blijven ver bij valse religie vandaan, zodat we niets aanraken dat onrein is in Gods ogen (Jes. 52:11). Om vergelijkbare redenen blijven we neutraal als het gaat om de politieke conflicten en strijd van deze verdeelde wereld (Joh. 15:19). Voor ons verschilt nationalisme niet veel van de valse religies die door Satan worden gepromoot, en we willen er niets mee te maken hebben.

23 Laten we vooral in gedachte houden wat een voorrecht het is Jehovah in zijn reine, zuivere geestelijke tempel te aanbidden. Laten we die prachtige regeling koesteren en vastbesloten zijn niets te maken te hebben met valse religie en haar prostitutie!