Lied 110
Gods wonderbare werken
1. O God, u kent al mijn gedachten.
Met al mijn wegen bent u zeer vertrouwd,
want u doorzoekt mijn innerlijke neiging.
Al wat ik spreek, al wat ik doe,
hebt u aanschouwd.
Mijn beend’ren waren niet verborgen,
uw ogen zagen hoe ik werd gemaakt.
U had dat zelfs al in uw boek beschreven!
Ik roem uw macht, ja, al uw werken
zijn volmaakt.
Hoe kostbaar, Vader, zijn mij uw gedachten,
uw werk is groots, al wat u hebt verricht.
Ik hoef geen angst te voelen in de nachten:
het duister zelf verandert u in licht.
O, waar kan ik uw zorg ontlopen?
Hoog in de hemel, of diep in de zee?
Zelfs in Sjeool weet u mij nog te vinden,
u grijpt mij stevig vast en voert mij veilig mee.
(Zie ook Ps. 66:3; 94:19; Jer. 17:10.)