Lied 51
Wij hangen Jehovah aan
1. Jehovah, de Schepper, is lofzang waard gebleken.
Van recht en van waarheid is hij nooit afgeweken.
Zijn woord is betrouwbaar, wij danken hem oprecht.
Wij hangen hem aan, zijn loyaal aan hem gehecht.
Wij zoeken zijn leiding en doen graag wat hij zegt.
2. Zijn troon is gegrondvest op liefde, recht en waarheid.
Hij woont in een licht van een ongekende klaarheid.
Hij nodigt ons uit: ’Kom, verlaat je op mijn kracht.’
Wij hangen hem aan, hij bezit de hoogste macht.
Terecht wordt aan hem eer en heerlijkheid gebracht.
3. De hemel, hoe hoog ook, kan hem zelfs niet bevatten.
Laat wie hem weerstaat, nooit zijn almacht onderschatten.
Wij hebben vertrouwen in wat hij heeft beloofd
en hangen hem aan met een geestdrift die niet dooft.
Wij laten nooit toe dat de prijs ons wordt ontroofd.
(Zie ook Deut. 4:4; 30:20; 2 Kon. 18:6; Ps. 89:14.)