Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De sterrenhemel in kaart gebracht — Toen en nu

De sterrenhemel in kaart gebracht — Toen en nu

De sterrenhemel in kaart gebracht — Toen en nu

DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN NEDERLAND

DE AANBLIK van de sterren waarmee de fluweelzwarte hemel bezaaid is, heeft de mens vaak met ontzag vervuld, en heeft hem er de hele geschiedenis door toe bewogen zijn bewondering voor de Schepper van die pracht onder woorden te brengen. Lang geleden merkte een dichter enthousiast op: „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen” (Psalm 19:1). Maar waarnemers van de nachtelijke hemel in de oudheid zagen meer dan pracht.

Figuren in de hemel vinden

Astronomen in het verleden merkten op dat alle sterren als geheel zich op een ordelijke manier leken te bewegen. Hoewel de sterren van oost naar west langs de hemel bewogen, behielden ze hun posities ten opzichte van elkaar. * Met andere woorden, elke nacht kon men weer dezelfde specifieke stergroeperingen waarnemen. Aangezien de mens enige orde wilde scheppen in die wirwar van lichtpunten, verbond hij sterren tot groepen. Met een beetje fantasie leken deze groepen op dieren, mensen of onbezielde voorwerpen. Zo ontstond het gebruik om vaste configuraties van sterren als sterrenbeelden te gaan bezien.

Enkele van de sterrenbeelden die wij nu kennen, werden voor het eerst in het oude Babylon beschreven. Daartoe behoren de twaalf sterrenbeelden die de tekens van de dierenriem voorstellen en die een belangrijke rol speelden — en nog steeds spelen — in de astrologie, het voorspellen van de vermeende invloed die de sterren op menselijke aangelegenheden hebben. Het zoeken van voortekens in de sterren wordt echter in de bijbel veroordeeld (Deuteronomium 18:10-12). Toch waren aanbidders van Jehovah God bekend met het bestaan van sterrenbeelden. Het bijbelboek Job bijvoorbeeld spreekt over Jehovah als degene „die het sterrenbeeld Asj maakt, het sterrenbeeld Kesil, en het sterrenbeeld Kimah”. — Job 9:9.

De namen van veel van de sterrenbeelden die wij nu kennen, zijn afkomstig uit de Griekse mythologie. Namen zoals Cepheus, Cassiopeia, Andromeda en Hercules zijn op moderne sterrenkaarten nog steeds te vinden.

Sterrenkaarten uit het verleden

Omstreeks 150 G.T. vervaardigde de Griekse astronoom Ptolemaeus een samenvatting van de astronomische kennis van zijn tijd. Deze samenvatting, getiteld Almagest, bevat een lijst van 48 sterrenbeelden. Op kaarten en atlassen van de sterrenhemel die in de eeuwen na Ptolemaeus werden gemaakt, kwamen doorgaans dezelfde 48 sterrenbeelden voor. Het aantal sterrenbeelden is zelfs tot ongeveer de zestiende eeuw niet veranderd. * Later werden er 40 sterrenbeelden toegevoegd. In 1922 heeft de Internationale Astronomische Unie de lijst van deze 88 sterrenbeelden officieel aangenomen.

Naast sterrenbeelden bevat Ptolemaeus’ publicatie ook een lijst van meer dan duizend sterren, met gegevens over hun helderheid en hun positie aan de hemel. Ptolemaeus geeft niet alleen de positie van een ster in astronomische lengte en breedte maar hij verschaft nog meer details. Een ster in het sterrenbeeld Ursa Major, of Grote Beer, wordt bijvoorbeeld beschreven als „de ster op de punt van de staart”, en de positie van een komeet werd als „links van Andromeda’s rechterknie” aangegeven. Daarom „moest elke competente astronoom”, zo staat in een studieboek, „goed zijn in astronomische anatomie!”

Maar hoe komt het dat de meeste oude sterrenbeelden op de noordelijke hemel liggen? Dat komt doordat het gebruik om bepaalde groepen van sterren als sterrenbeelden te bezien, zijn oorsprong vond in het Middellandse-Zeegebied, waar de noordelijke hemel zichtbaar is, legt een uranograaf, of cartograaf van de sterrenhemel, uit. Pas later, toen de mens de zuidelijke hemel begon te verkennen, werden nieuwe sterrenbeelden vastgesteld. Enkele van deze nieuwere sterrenbeelden hebben namen zoals Chemische Oven, Slingeruurwerk, Microscoop en Telescoop.

De christelijke sterrenhemel”

In 1627 publiceerde de Duitse wetenschapper Julius Schiller een sterrenatlas met als titel Coelum Stellatum Christianum (De Christelijke Sterrenhemel). Hij vond dat het tijd werd om de hemel ’van heidense elementen te ontdoen’. Daarom begon hij de heidense figuren van de sterrenhemel te verwijderen en te vervangen door figuren uit de bijbel. Het boek The Mapping of the Heavens legt uit dat hij „de noordelijke hemel voor het Nieuwe Testament en de zuidelijke voor het Oude Testament” reserveerde. „Schillers zuidelijk halfrond werd veranderd in een stoet personen uit het Oude Testament — Job neemt de plaats in van de Indiaan en de Pauw; de Centaurus wordt veranderd in Abraham en Isaäk.” Op het noordelijk halfrond „wordt Cassiopeia Maria Magdalena, Perseus Sint-Paulus, terwijl de twaalf tekens van de dierenriem zich heel gemakkelijk lieten vervangen door de twaalf apostelen”.

Slechts één sterrenbeeldje overleefde deze schoonmaak. Dat was Columba (de Duif), waarmee zou zijn gedoeld op de duif die Noach uitzond om droog land te zoeken.

Kaarten in een overgangsfase

In de loop der tijd kwam er verandering in het uiterlijk van sterrenkaarten. In de zeventiende eeuw, na de uitvinding van de telescoop, ontstond een behoefte aan kaarten die de positie van sterren nauwkeuriger aangaven. Bovendien werden de gedetailleerde versieringen die vroegere kaarten onoverzichtelijk maakten minder belangrijk en verdwenen uiteindelijk. Nu bevatten de meeste sterrenatlassen alleen sterren, sterrenhopen, nevels, sterrenstelsels en andere objecten die voor waarnemers van de nachtelijke hemel interessant zijn.

Halverwege de negentiende eeuw begon men catalogi samen te stellen die uitgebreider waren. Een van de pioniers op dat gebied was de Duitse astronoom Friedrich Wilhelm Argelander. Samen met een aantal assistenten begon hij aan de enorme onderneming om een catalogus van de sterren aan de noordelijke hemel samen te stellen. Met een telescoop spoorden zij zo’n 325.000 sterren op en maten zij de positie en de helderheidsklasse van elk ervan. Omdat het observatorium waarin zij werkten zich in de Duitse stad Bonn bevond, kwam de catalogus bekend te staan als de Bonner Durchmusterung. Hij werd in 1863 uitgegeven. Na de dood van Argelander werd zijn werk door een van zijn assistenten voortgezet. Hij bracht de sterren aan de zuidelijke hemel in kaart en publiceerde zijn werk als de Südliche Bonner Durchmusterung. Het laatste overzicht werd in 1930, in Córdoba (Argentinië), gepubliceerd. Deze catalogi hebben tot op deze tijd hun waarde behouden.

Vandaag en morgen

Na het werk van Argelander en zijn opvolgers kwamen er nog betere catalogi. Maar in recenter jaren, na de komst van ruimtetelescopen, werden ongehoorde prestaties op het gebied van het maken van kaarten mogelijk. Met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop hebben astronomen nu een catalogus samengesteld die zo’n 15 miljoen sterren bevat!

Een recente ontwikkeling wat het in kaart brengen van de sterrenhemel betreft, is de publicatie van twee nieuwe catalogi door de European Space Agency. Ze zijn gebaseerd op waarnemingen die gedaan zijn met de ruimtetelescoop van de Hipparcos-satelliet. De nauwkeurigheid van deze catalogi is nog ongeëvenaard. Op basis van deze catalogi zijn nieuwe sterrenatlassen vervaardigd. Een daarvan is een uitvoerige atlas in drie delen, die de Millennium Star Atlas heet.

Die titel doet bijbellezers misschien denken aan het Millennium, of Christus’ duizendjarige regering van vrede, waarvan de bijbel melding maakt (Openbaring 20:4). In die tijd zal de mens ongetwijfeld nog veel meer te weten komen over het ontzagwekkende universum, waarvan zelfs de meest uitgebreide sterrenatlassen van tegenwoordig maar een uitermate klein deeltje in kaart kunnen brengen.

[Voetnoten]

^ ¶5 Wat oude volken niet wisten, is dat deze schijnbare beweging van de sterren wordt veroorzaakt door de draaiing van de aarde om haar as. Om diezelfde reden lijkt de zon op te komen en onder te gaan.

^ ¶9 Deze 48 sterrenbeelden waren bekend in Mesopotamië, het Middellandse-Zeegebied en Europa. Later waren ze ook bekend bij degenen die naar Noord-Amerika en Australië emigreerden. Andere volken, zoals de Chinezen en de Noord-Amerikaanse Indianen hielden echter een andere indeling van de sterrenhemel aan.

[Illustratie op blz. 25]

Apianus’ sterrenkaart (1540)

[Verantwoording]

By permission of the British Library (Maps C.6.d.5.: Apian’s Star Chart)

[Illustratie op blz. 26]

Zuidelijk halfrond zoals dat in de negentiende eeuw in kaart werd gebracht

[Verantwoording]

© 1998 Visual Language

[Illustratie op blz. 27]

Sterrenbeeld Orion zoals het op een moderne sterrenkaart is afgebeeld

[Illustratieverantwoording op blz. 27]

Background on pages 25-7: Courtesy of ROE/Anglo-Australian Observatory, photograph by David Malin