Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wie is een bedienaar?

Wie is een bedienaar?

De zienswijze van de bijbel

Wie is een bedienaar?

DE AVOND voor Jezus’ offerandelijke dood raakten zijn naaste vrienden verwikkeld in een verhitte discussie. Volgens Lukas 22:24 ’ontstond er een heftig twistgesprek onder hen over de vraag wie van hen de grootste scheen te zijn’. Dat was niet de eerste keer dat het hierover tot een woordenwisseling kwam onder Jezus’ apostelen. Bij ten minste twee voorgaande gelegenheden moest Jezus hun denken corrigeren.

Wat droevig dat Jezus hen er op deze cruciale avond opnieuw aan moest herinneren hoe een christelijke bedienaar echt moest zijn. Hij zei: „Wie onder u de grootste is, moet als de jongste worden, en degene die als de voornaamste optreedt, als degene die dient.” — Lukas 22:26.

Het dient ons niet te verbazen dat de apostelen een onjuiste zienswijze hadden omtrent de belangrijkheid van positie en aanzien. Vóór Jezus waren de schriftgeleerden en Farizeeën hun voornaamste voorbeeld geweest met betrekking tot religieus leiderschap. In plaats dat zij mensen geestelijke raad en leiding gaven, hielden deze valse bedienaren vast aan strenge tradities en wetten die ’het koninkrijk der hemelen toesloten voor de mensen’. Zij waren positiegericht, streefden naar aanzien, hadden een egocentrische instelling en verrichtten hun werken „om door de mensen gezien te worden”. — Mattheüs 23:4, 5, 13.

Een nieuw soort bedienaar

Jezus introduceerde bij zijn discipelen echter een nieuw begrip van geestelijke bediening. Hij leerde: „Gij moet u geen Rabbi laten noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt. Noemt bovendien niemand op aarde uw vader, want één is uw Vader, de Hemelse. . . . De grootste onder u moet echter uw dienaar zijn” (Mattheüs 23:8-11). Jezus’ discipelen moesten niet de religieuze leiders van hun tijd navolgen. Als zij ware bedienaren wilden zijn, moesten zij Jezus navolgen. Welk voorbeeld heeft hij gegeven?

De bijbel gebruikt vaak het Griekse woord di·aʹko·nos voor „(be)dienaar”. The Encyclopedia of Religion legt uit dat dit woord „geen [betrekking heeft op] status, maar [op] de dienende verhouding van de dienaar tot de persoon die wordt gediend; het voorbeeld van Christus navolgen . . . is de essentie van de christelijke opvatting van bediening”.

In overeenstemming met de correcte definitie van het woord di·aʹko·nos offerde Jezus zich op door zich aan anderen te geven. Hij legde geduldig uit dat „de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Mattheüs 20:28). Onbaatzuchtig gebruikte Jezus zijn tijd, energie en bekwaamheden om anderen in fysiek en geestelijk opzicht te helpen. Waarom? Omdat hij medelijden had met de in geestelijke zin wreed behandelde scharen die samenstroomden om hem te zien. Hij wilde helpen. Zijn bediening werd door edelmoedige liefde gemotiveerd en hij wilde dat zijn discipelen dezelfde houding van geven aan de dag legden. — Mattheüs 9:36.

Door zijn levenswijze verschafte Jezus het model voor toekomstige bedienaren. „De oogst is groot,” zei hij, „maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt” (Mattheüs 9:37, 38). Ja, christelijke bedienaren moesten werkers zijn in het grootste werk dat er ooit in de wereld heeft plaatsgevonden — het verschaffen van geestelijke vertroosting aan de gehele mensheid door het prediken en onderwijzen van het goede nieuws van Gods koninkrijk. — Mattheüs 28:19, 20.

Die nadruk op geven en op het voorzien in de behoeften van anderen maakte Christus’ benadering van dienen zo anders. Hij onderwees zijn bedienaren om werkers, geestelijke vissers en herders, te zijn en geen mystici en academici in speciale gewaden en met uiterlijk vertoon. — Mattheüs 4:19; 23:5; Johannes 21:15-17.

De zienswijze van de bijbel

Helaas werd deze verheven, onbaatzuchtige opvatting van bedienaren als zelfopofferende predikers en onderwijzers in de loop der eeuwen verdraaid. Wat begon als de christelijke bediening ontwikkelde zich tot een vormelijke, hiërarchische instelling. Er werden orden en rangen gevormd en de bedienaren werden bekleed met prestige en macht en vergaarden vaak grote rijkdom. Dit bracht een scheiding teweeg. Er ontwikkelde zich een klasse van geestelijken die zich voornamelijk bezighield met het toedienen van religieuze sacramenten en het geven van raad aan dwalenden. Het eerste-eeuwse christendom veranderde in de volgende eeuwen van een actieve religie waarin iedereen een bedienaar was tot een passieve religie waarin slechts een handjevol speciaal opgeleide en gemachtigde personen konden prediken en onderwijzen.

De bijbel identificeert een christelijke bedienaar echter niet door onderscheidende kledij, uitgebreide rituelen, een salaris of een regeringsbesluit, maar door zijn onbaatzuchtige werk. De apostel Paulus schetste de houding die christelijke bedienaren moeten tentoonspreiden. Hij moedigde hen aan ’niets te doen uit egotisme, maar met ootmoedigheid des geestes’ te werk te gaan. — Filippenzen 2:3.

Paulus bracht beslist in praktijk wat hij predikte. Hij hield nauwgezet vast aan het voorbeeld van Christus waarbij hij nooit ’zijn eigen voordeel zocht, maar dat van de velen, opdat zij gered mochten worden’. Hij begreep en was diep doordrongen van zijn verantwoordelijkheid om ’het goede nieuws kosteloos te verschaffen’, zoals hij zei, „ten einde geen misbruik te maken van mijn bevoegdheid inzake het goede nieuws”. Hij ’zocht geen heerlijkheid van mensen’. — 1 Korinthiërs 9:16-18; 10:33; 1 Thessalonicenzen 2:6.

Wat een opmerkelijk voorbeeld van een ware christelijke bedienaar! Personen die zijn voortreffelijke voorbeeld en het onbaatzuchtige model dat Jezus Christus heeft verschaft, navolgen en zich volledig inzetten om anderen geestelijke hulp en de vertroosting van het goede nieuws te bieden, betonen zich ware dienaren van God. — 1 Petrus 2:21.