Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Pátmos — Het eiland van de Apocalyps

Pátmos — Het eiland van de Apocalyps

Pátmos — Het eiland van de Apocalyps

DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN GRIEKENLAND

SOMS staan bewoners van Pátmos over de Egeïsche Zee te turen naar een flikkerend licht boven de hellingen van een berg op het nabijgelegen eiland Sámos. Volgens sommigen is het mysterieuze licht statische elektriciteit, maar religieuze bewoners van Pátmos houden vol dat ze wel beter weten. Ze rennen naar de buren om te vertellen dat ze weer een teken hebben gekregen van de beroemdste voormalige bewoner van het eiland, die bijna 1900 jaar geleden verbannen werd naar dit kleine Griekse eiland vlak voor de kust van Klein-Azië.

Die beroemde persoon was, waarschijnlijk door de Romeinse keizer Domitianus, ertoe veroordeeld zijn dagen op Pátmos te slijten „wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus”. Daar hoorde hij Gods stem, „als van een trompet”, die zei: „Ik ben de Alfa en de Omega . . . Schrijf wat gij ziet in een boekrol.” — Openbaring 1:8-11.

Die boekrol is de epiloog van de grootste bestseller aller tijden en wordt door sommigen omschreven als een van de minst begrepen werken ooit geschreven — de Openbaring, of Apocalyps, het laatste boek van de bijbel. De schrijver was Johannes, een apostel van Jezus. De visioenen die Johannes kreeg over de laatste catastrofe die deze goddeloze wereld zal treffen, boeien lezers al eeuwenlang. *

Het huidige Pátmos

Veel bezoekers zullen ermee instemmen dat Pátmos — het noordelijkste eiland van de Dodekánesos — een ideale achtergrond voor dit boek is. Vulkanische kapen en steile donkere kloven grenzen aan groene terrasvormige heuvels en bloeiende weiden die in de verzengende Egeïsche zon liggen te bakken.

Om te ontdekken hoe Pátmos er tegenwoordig uitziet, nam ik de veerboot vanuit Piraeus, de grootste haven van Griekenland. Toen we na middernacht aankwamen in de fjordvormige haven van Skála — de haven en grootste plaats van Pátmos — brak het wolkendek open en werd het eiland zichtbaar in het licht van de volle maan.

De volgende ochtend bereidde ik me bij een kopje bittere Griekse koffie voor om het eiland te gaan verkennen. De vroege ochtend onthulde een tafereel van volledig in zwart geklede grootmoeders die wegrennende peuters probeerden te achterhalen. Vlakbij zat een bebaarde visser zijn lunch — een inktvis die hij net had geharpoeneerd — tegen de betonnen kade te slaan om hem mals te maken.

In plaats van aan boord van een boot te stappen, besloot ik de berghelling achter Skála te beklimmen om het hele eiland te kunnen zien. Het uitzicht was heel bijzonder. Het eiland leek op een grote reliëfkaart op drift in de zee. Pátmos bestaat eigenlijk uit drie eilandjes in één — uit de zee oprijzende landtongen die door lage landengten met elkaar verbonden zijn. Een van deze smalle stroken land ligt bij Skála. De andere ligt bij Diakofti, een toepasselijke naam die „Doorgesneden” betekent, bij het niet-bewoonde zuidelijke gedeelte van het eiland. Pátmos is nauwelijks dertien kilometer lang en op één punt is het maar een steenworp breed.

Door stormachtige tijden

Toen zo’n 4000 jaar geleden de eerste bewoners uit Klein-Azië arriveerden, werd Pátmos vrijwel meteen als heilig beschouwd. Die vroege bewoners kozen het op een na hoogste punt van het eiland voor hun tempel voor Artemis, de godin van de jacht.

Rond 96 G.T., het jaar waarin de apostel Johannes vermoedelijk naar Pátmos verbannen werd, bevond het eiland zich onder het juk van Rome. In de vierde eeuw werd het een deel van het „christelijke” Byzantijnse rijk. Vervolgens stond het tussen de zevende en tiende eeuw onder mohammedaanse overheersing.

Mettertijd werd Pátmos onbewoond en kaal. Maar aan het eind van de elfde eeuw begon een Grieks-orthodoxe monnik op de plek van de heidense tempel van Artemis het gefortificeerde Johannesklooster te bouwen. Geleidelijk kwamen er weer mensen op Pátmos wonen, die een verzameling witte, kubusvormige huisjes bouwden in Hora, het plaatsje dat nog steeds dicht onder de beschermende muren van het klooster ligt.

Eind negentiende eeuw genoot het eiland een korte periode roem toen een paar bewoners eigenaar waren van een van de rijkste handelsvloten van de Middellandse Zee. Die vloot was indirect verantwoordelijk voor een nieuwe invasie. Zo’n dertig jaar geleden ontdekten enkele welgestelden de schoonheid en het goedkope onroerend goed van een eigenlijk vergeten eiland. Veel oude koopmanshuizen werden ingrijpend gerenoveerd en samen met vernieuwde havenfaciliteiten droeg dit ertoe bij dat Pátmos een trekpleister voor toeristen werd.

Tot dusver is Pátmos gespaard gebleven voor de grote toeristenstroom die andere Griekse eilanden bijna verwoest heeft. De belangrijkste redenen zijn het ontbreken van een vliegveld en de eis van de monniken dat het grotendeels heilig terrein blijft.

Geschiedenis en overlevering vermengen

Om me te helpen mijn verkenning van het eiland te plannen, wees mijn ober me naar een 400 jaar oude keiweg achter Skála, die door een geurig dennenbos omhoog leidt naar de vermeende grot van Johannes en ook naar het Johannesklooster. Aan de rand van de stad passeerde ik een stenen muur waarop onlangs met rode verf de onheilspellende tekst gekalkt was: „Ohi sto 666” (Pas op voor 666), een van de vele verkeerd begrepen symbolen uit de Openbaring.

Het Apocalypsklooster, met de kleine Annakapel, werd in 1090 gebouwd rond de ingang van de grot waar volgens de overlevering Johannes zijn visioenen kreeg. Ik zag een vrouw in haar eentje geknield voor de icoon van „sint” Johannes waar ze een tama (offergave) aan vastmaakte. De orthodoxe gelovigen, die ervan overtuigd zijn dat de icoon wonderen kan verrichten, offeren tamata — metalen afbeeldinkjes van mensen, lichaamsdelen, huizen en zelfs auto’s en boten. Ik herinnerde me dat ik in de tempel van de Oudgriekse god-arts Asclepius, vlak bij Korinthe, mensen ook zulke offergaven had zien brengen, maar dan van klei. Zuiver toeval?

Culturele overblijfselen en manuscripten

Toen ik op de binnenplaats van het Johannesklooster kwam, verscheen er een vriendelijke figuur uit het donkere labyrint van gangen. „Papa Nikos” was er trots op mij en enkele andere toeristen de kostbaarheden van het klooster te laten zien. Het klooster heeft een groot deel van Pátmos in eigendom. Er zijn in Griekenland weinig andere kloosters met zo veel rijkdom en invloed.

We wandelden door een koele, vanwege het branden van kaarsen roetzwarte kapel, waar de overblijfselen van de stichter van het klooster liggen, en vervolgens door de Kapel van de Maagd, die gedeeltelijk met stenen van de tempel van Artemis gebouwd is. In het museum zagen we een fortuin aan goud en juwelen, geschonken door de tsaren; de elfde-eeuwse akte die de monniken het eiland in eigendom gaf en ondertekend was door de Byzantijnse keizer Alexius I Comnenus; en een prachtig zesde-eeuws fragment van het Markusevangelie, geschreven op paars velijn, echter niet met inkt maar met zilver. Behalve dit fragment is er in het klooster nog een grote collectie bijbelhandschriften en theologische manuscripten.

Bezienswaardigheden

Het eiland biedt ook veel natuurschoon. Een paar kilometer ten zuiden van Skála ligt een rustieke baai omzoomd door een ongerept strand. Het enige dat midden op het volledig vlakke strand opvalt, is de Kalikatsou (aalscholver), een zwerfkei van vijf of zes verdiepingen hoog die vol holten zit en zo op een reusachtige emmentaler lijkt.

De beste manier om van Pátmos te genieten is er gewoon rond te zwerven. Tussen de niet-uitgegraven ruïnes van de oude acropolis bij Kastelli kun je in de brandende zon gaan zitten en luisteren naar de bellen van de schapen en het schrille fluitje van de herder in de verte. Of wanneer de Egeïsche Zee op een middag een nevelachtige mist langs de hemel verspreidt, kun je naar de stranden gaan zitten kijken waarvandaan boten de optrekkende mist invaren zodat het lijkt alsof ze de lucht inklimmen.

Op mijn laatste dag deed een prachtige rode ondergaande zon het stadje in de diepte groter lijken. In de baai waren lampvissers bezig met het klaarmaken van hun motorloze bootjes, die gri-gri („eendjes”) worden genoemd omdat ze op een rij achter een moederschip aan worden getrokken.

Het hele eiland leek te gloeien. De gri-gri werden door de koele wind en de hoge golven gevaarlijk heen en weer geslingerd. Een paar uur later zag ik de bootjes weer, vanaf het dek van de veerboot die terugvoer naar Piraeus. We gleden snel langs hun visgronden, een paar kilometer uit de kust. De mannen hadden hun verblindende lichten ontstoken om vis te lokken. Die avond bleef het beeld van een verbannen Johannes die op Pátmos zijn visioenen optekende, me voor ogen totdat de vissers en het eiland op de achtergrond uit het zicht verdwenen.

[Voetnoot]

^ ¶5 Zie voor een uitvoerige uitleg het boek De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, uitgegeven door het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap.

[Illustratie op blz. 27]

Het Johannesklooster

[Illustratieverantwoording op blz. 26]

© Miranda 2000