Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe ik heb geprobeerd verstandige keuzes te doen

Hoe ik heb geprobeerd verstandige keuzes te doen

Hoe ik heb geprobeerd verstandige keuzes te doen

VERTELD DOOR GUSTAVO SISSON

Op twaalfjarige leeftijd besloot ik dat ik arts wilde worden, ook al hield ik me intens met de zwemsport bezig. Maar rond die tijd begon ik ook de bijbel te bestuderen en als gevolg daarvan wilde ik een christelijke bedienaar worden. Wat is er van mijn uiteenlopende ambities en interesses terechtgekomen? Waren ze te verenigen?

IN 1961 begon Olive Springate, een zendelinge van Jehovah’s Getuigen in Brazilië, met Moeder en mij de bijbel te bestuderen. Wegens tegenstand van Vader, een gerespecteerd arts in Pôrto Alegre, stopten we met studeren. Toch bleef Olive contact met ons houden, en na verloop van tijd herkende ik de klank van de waarheid in wat ik had geleerd. Maar inmiddels had mijn betrokkenheid bij de zwemsport me van geestelijke zaken afgeleid.

Toen ik negentien was, ontmoette ik in de club waar ik zwom een aantrekkelijke jonge vrouw, Vera Lúcia genaamd, en we begonnen met elkaar uit te gaan. Moeder sprak met haar over ons geloof, en ze had belangstelling. Ik nam dus contact op met Olive, en ze begon de bijbel met ons te bestuderen, ondanks tegenstand van Vera Lúcia’s vader.

Vera Lúcia ging door met studeren, en ze maakte vorderingen in bijbelkennis. Ze begon zelfs bijbelstudies te leiden met mensen van mijn zwemclub. Tegelijkertijd concentreerde ik me op de training voor de komende nationale zwemwedstrijden.

Nadat we meer dan een jaar hadden gestudeerd en de christelijke vergaderingen hadden bezocht, begon Vera Lúcia’s vader te vermoeden dat er iets gaande was. Toen we op een dag van de vergadering terugkwamen, wachtte hij ons op en vroeg waar we geweest waren. Ik antwoordde dat we een christelijke vergadering hadden bezocht en dat het, hoewel godsdienst voor hem misschien niet belangrijk was, voor ons een kwestie van leven of dood was. Hij zuchtte en zei: „Tja, als het een kwestie van leven of dood is, dan zal ik het wel moeten accepteren.” Vanaf die dag veranderde zijn houding, en hoewel hij nooit een van Jehovah’s Getuigen is geworden, werd hij een goede vriend en een kameraad in tijden van nood.

Ik hak de knoop door

Ik had besloten na de nationale kampioenschappen met wedstrijdzwemmen te stoppen, maar twee overwinningen en een Braziliaans record op de 400 en 1500 meter vrije slag leverden me een uitnodiging op voor de Pan-Amerikaanse Spelen die in 1970 in Cali (Colombia) gehouden zouden worden. Hoewel Vera Lúcia erop tegen was dat ik ging, begon ik voor de wedstrijden te trainen.

Toen ik in Cali goed zwom, vroegen de coaches of ik voor de Olympische Spelen wilde trainen. Ik dacht aan mijn onafgemaakte medische studie en aan de prachtige waarheden die ik over Jehovah’s voornemens had geleerd, en liet alle plannen om een zwemcarrière op te bouwen, varen. Van toen af maakte ik snelle geestelijke vorderingen. In 1972, het jaar van de Olympische Spelen in München (Duitsland), symboliseerden Vera Lúcia en ik onze opdracht aan Jehovah door de waterdoop. Dit moedigde Moeder aan om weer met haar bijbelstudie te beginnen, en na verloop van tijd werd ook zij gedoopt.

Na Moeders doop nam de tegenstand van Vader toe. Ten slotte viel ons gezin uiteen, en omdat ik nog steeds student was, moesten we rondkomen van haar kleine uitkering en van de opbrengst van de verkoop van ons huis. Daarom stelden Vera en ik ons huwelijk uit. Feitelijk hebben de goede lessen die ik van Vader had gekregen, me geholpen tot de beslissingen te komen die ik heb genomen. Hij zei vaak: „Wees niet bang om anders te zijn”, en: „De meerderheid heeft niet altijd gelijk.” Een van zijn favoriete uitspraken was: „Iemands waarde wordt gemeten naar wat hij anderen geeft.”

Als een van Jehovah’s Getuigen heb ik Vaders uitstekende raad in praktijk kunnen brengen. Ik zat aan zijn bed toen hij in 1986 stierf. We waren weer vrienden geworden en respecteerden elkaar. Ik geloof dat hij trots op me was omdat ik net als hij arts was geworden.

Intussen had ik in 1974 mijn medicijnenstudie voltooid. Ik besloot huisarts te worden, maar later, nadat ik er nog eens over had nagedacht, besloot ik dat ik mijn christelijke broeders en zusters meer van dienst kon zijn wanneer ik chirurg werd (Handelingen 15:28, 29). Dus nam ik de uitdaging aan en studeerde drie jaar door voor chirurg.

Een zware juridische strijd

Een heel droevige zaak waar ik bij betrokken was, betrof die van een vijftienjarig meisje, een Getuige, dat een inwendige bloeding had. Ze zag bleek en haar bloeddruk was laag, maar ze was volledig bij kennis en absoluut vastbesloten geen bloed te nemen. Na haar bloedvolume te hebben verhoogd, verrichtte ik een endoscopie en spoelde het aangedane gebied met een gekoelde zoutoplossing om het bloeden te stoppen. Aanvankelijk verbeterde haar toestand, maar 36 uur later, terwijl ze op de intensive care lag, begon het bloeden plotseling opnieuw. Ondanks verwoede pogingen was de dienstdoende arts niet in staat de bloeding onder controle te krijgen en haar bloedvolume te handhaven, en het meisje stierf.

Toen dit gebeurde, werd ik door de ethische commissie geschorst en werd mijn zaak bij het regionale medische tuchtcollege aanhangig gemaakt. Mij werd overtreding van drie artikelen van de medische gedragscode verweten, waardoor ik mijn bevoegdheid om de geneeskunde uit te oefenen, en daarmee mijn levensonderhoud, dreigde te verliezen.

Een commissie stelde een termijn van dertig dagen vast waarin ik mijn verweerschrift moest indienen. Mijn advocaten bereidden juridische en grondwettelijke argumenten voor, en ik stelde met de hulp van het plaatselijke Ziekenhuiscontactcomité (ZCC), een groep getuigen van Jehovah die de samenwerking tussen ziekenhuis en patiënt tracht te bevorderen, een technisch verweer op. Tijdens het verhoor stelde de onderzoekscommissie voornamelijk vragen over mijn standpunt als arts en als een van Jehovah’s Getuigen. Mijn verweer was echter hoofdzakelijk gebaseerd op medische en wetenschappelijke argumenten en op rapporten van gerespecteerde chirurgen.

Het aangevoerde bewijsmateriaal bevestigde dat de patiënt had geweigerd een bloedtransfusie te aanvaarden en dat ik niets had gedaan om haar tot dat besluit te brengen. Op grond van het verhoor werd ook vastgesteld dat ik de enige van de vier geraadpleegde artsen was die een vorm van behandeling was begonnen overeenkomstig de wensen en de medische toestand van de patiënt.

Vervolgens werd mijn zaak verwezen naar een commissie die tijdens een plenaire zitting zou stemmen. Ik voerde een tien minuten durend mondeling verweer waarin ik me, net als eerder in mijn verweerschrift, alleen op medische aspecten concentreerde. Na me te hebben gehoord, zeiden twee commissieleden dat, hoewel ik geen gebruik had gemaakt van transfusies, de behandeling die ik had voorgeschreven een deugdelijke wetenschappelijke basis had. Een andere arts beklemtoonde dat bloedvrije behandeling effectief is en een lagere mortaliteit heeft. Het laatste commissielid zei dat het niet ging om de vraag of bloedtransfusies een goed geneesmiddel waren of niet. Het ging erom of een arts zijn patiënt een behandeling kon opdringen die de patiënt niet wilde, en het commissielid vond niet dat een arts dat recht had. En dus stemde de commissie met een meerderheid van twaalf tegen twee voor het afwijzen van de klacht, en daarmee werd ik van blaam gezuiverd.

Het verdedigen van patiëntenrechten

Sommige medische autoriteiten hebben van een gerechtelijk bevel gebruikgemaakt om Getuige-patiënten te dwingen bloedtransfusies te aanvaarden, en af en toe heb ik tijdens rechtszittingen bewijzen aangevoerd die ertoe hebben bijgedragen dat zo’n bevel nietig werd verklaard. Eén zaak betrof een Getuige met verwijde bloedvaten in zijn slokdarm, een probleem dat ernstige maagbloedingen veroorzaakt. Op het moment dat hij in het ziekenhuis werd opgenomen, had hij reeds ernstige bloedarmoede — zijn hemoglobinegehalte was 4,7 gram per deciliter. * Hij werd aanvankelijk niet onder druk gezet om bloed te nemen en kreeg alleen een ondersteunende behandeling.

Toen de patiënt ongeveer een week in het ziekenhuis lag, kreeg hij tot zijn verbazing bezoek van een gerechtsbeambte die een bevel tot transfusie bij zich had. Inmiddels was zijn hemoglobinegehalte tot 6,4 gram per deciliter gestegen, en hij was klinisch stabiel. Het schijnt dat de rechter zijn beslissing had gebaseerd op het eerste hemoglobinegehalte en niet op het tweede, het hogere.

Het ZCC bood aan om te helpen. De patiënt vroeg me hem te onderzoeken. Dat deed ik, en ik slaagde er daarna in hem in een ziekenhuis te plaatsen waar hij zonder bloed behandeld kon worden. Tegelijkertijd werd het gerechtelijk bevel om de patiënt een bloedtransfusie te geven, door zijn advocaten aangevochten.

Ik werd opgeroepen voor een verhoor door de rechter, die me over de toestand van de patiënt ondervroeg. Tijdens het verhoor gaf ze me toestemming om de patiënt te blijven behandelen terwijl de gronden voor het gerechtelijk bevel in beraad werden genomen. Tegen de tijd dat het volgende verhoor plaatsvond, was de patiënt vooruitgegaan en uit het ziekenhuis ontslagen. Toen ik opnieuw werd opgeroepen om te getuigen, daagde de advocaat van het ziekenhuis me uit te bewijzen dat de behandeling die ik had aanbevolen een wetenschappelijke basis had. Tot zijn verlegenheid kon ik een artikel in een medisch tijdschrift overleggen, geschreven door het ziekenhuis dat hij nu juist vertegenwoordigde, en in dat artikel werd die behandeling aanbevolen!

Toen er uitspraak werd gedaan, waren we opgetogen te horen dat ons standpunt om ons op een andere medische behandeling te verlaten dan bloedtransfusies, werd gerechtvaardigd. Het ziekenhuis moest alle kosten betalen, inclusief de juridische kosten. Het ging in hoger beroep, maar verloor de zaak opnieuw.

De zorg voor ons gezin

Vanaf de tijd dat ik een Getuige ben geworden, heeft Vera Lúcia me altijd gesteund als een toegewijde metgezel en als een bekwame echtgenote en voorbeeldige moeder van onze kinderen. Hoe heeft ze het klaargespeeld om alle uitdagingen onder ogen te zien, zoals het huishouden doen en samen met mij voor de kinderen, nu energieke jongeren, zorgen? Dit is mogelijk geweest wegens haar diepe liefde voor Jehovah en de christelijke bediening.

Als ouders hebben we onze kinderen al vanaf hun prille jeugd bijbelse leerstellingen en beginselen onderwezen. Ook al hebben we een druk leven, we streven ernaar om een paar maanden per jaar in de volletijddienst te staan. En we doen ons best om een schema aan te houden van geregeld de bijbel lezen, elke dag een bijbeltekst bespreken, en in de christelijke bediening ons geloof met anderen delen. De afgelopen tijd heeft ons gezin wekelijks vaak wel twaalf bijbelstudies geleid met mensen die geen Getuigen zijn.

Vera Lúcia en ik proberen onze zoons ook bij onze activiteiten te betrekken terwijl we tegelijkertijd hun persoonlijke smaak respecteren. Wij geloven dat er drie fundamentele dingen nodig zijn om als ouders goed voor het gezin te zorgen. Ten eerste: het juiste onderwijs, gebaseerd op Gods Woord, de bijbel. Ten tweede: het juiste voorbeeld, waardoor kinderen een duidelijk bewijs krijgen dat hun ouders een gezonde vrees voor God hebben. En ten derde: de juiste omgang met christenen van alle leeftijdsgroepen en maatschappelijke rangen en standen, die een verscheidenheid van gaven en bekwaamheden op de gezinsleden kunnen overdragen. Als echtpaar hebben we ons ten doel gesteld ons gezin van deze dingen te voorzien.

Terugkijkend op de bijna dertig jaar dat we Jehovah dienen, kunnen mijn vrouw en ik zeggen dat hij ons ongetwijfeld het beste in het leven heeft gegeven en ons veel vreugden en zegeningen heeft geschonken. Hoewel ik de Olympische Spelen niet heb gehaald, vind ik het nog steeds heerlijk om elke week een paar kilometer te zwemmen. Het is waar, als arts én een van Jehovah’s Getuigen heb ik een extra druk leven, maar ik heb het altijd heel lonend gevonden mijn christelijke broeders en zusters te helpen onder beproevingen te volharden in hun dienst voor God.

Vaak wordt me de vraag gesteld of ik het erg vind dat ik mijn baan zal kwijtraken als Gods nieuwe samenstel komt en er geen ziekte meer is. Dan antwoord ik dat ik de eerste zal zijn die opspringt van vreugde wanneer ’de kreupele klimt net als een hert, de tong van de stomme een vreugdegeroep aanheft’, en ’geen inwoner zegt: „Ik ben ziek.”’ — Jesaja 33:24; 35:6.

[Voetnoot]

^ ¶21 Een gezonde volwassen man heeft een hemoglobinegehalte van ongeveer vijftien gram per deciliter.

[Illustratie op blz. 15]

Tijdens het opereren van een patiënt

[Illustraties op blz. 15]

Met Vera Lúcia, en onze gezinsstudie