Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een aanhoudend zoeken naar oplossingen

Een aanhoudend zoeken naar oplossingen

Een aanhoudend zoeken naar oplossingen

VANAF haar prilste begin stelt de organisatie der Verenigde Naties belang in kinderen en hun problemen. Eind 1946 richtte ze het Internationale Kindernoodfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) op, als tijdelijke maatregel om zorg te dragen voor kinderen in door oorlog verwoeste gebieden.

In 1953 werd van dit noodfonds een permanente organisatie gemaakt. Hoewel het nu officieel bekendstaat als het Kinderfonds van de Verenigde Naties, heeft het zijn oorspronkelijke acroniem, UNICEF, behouden. Al meer dan een halve eeuw dus voorziet UNICEF kinderen overal ter wereld van voedsel, kleding en medische zorg en heeft het getracht voor hun behoeften in het algemeen zorg te dragen.

De behoeften van kinderen begonnen meer op de voorgrond te treden in 1959, toen de Verenigde Naties een Verklaring van de Rechten van het Kind aannamen. (Zie het kader op blz. 5.) Men hoopte dat dit document belangstelling zou wekken voor de problemen van kinderen en ze zou helpen oplossen door tot publieke steun aan te moedigen, zowel op financieel gebied als anderszins.

Maar „twintig jaar later”, aldus Colliers 1980 Year Book, „waren deze ’rechten’ — vooral die in verband met voedsel, gezondheid en materieel welzijn — voor veel van de 1,5 miljard kinderen in de wereld nog steeds grotendeels niet gerealiseerd”. In erkenning van de aanhoudende noodzaak om de problemen van kinderen op te lossen en in overeenstemming met hun verklaarde doelstellingen, riepen de Verenigde Naties 1979 daarom uit tot het Internationale Jaar van het Kind. Regeringsinstanties en burgerlijke, godsdienstige en liefdadige groeperingen over de hele wereld waren graag bereid mee te zoeken naar oplossingen.

Was het allemaal maar een „wrede grap”?

Helaas ging het volgens een UNICEF-rapport met kinderen in ontwikkelingslanden niet goed tijdens het Internationale Jaar van het Kind. Aan het eind van dat jaar waren zo’n 200 miljoen kinderen nog steeds ondervoed, en de helft van de 15 miljoen sterfgevallen onder kinderen beneden de vijf jaar was aan ondervoeding toe te schrijven. Van de 100 kinderen die dat jaar per minuut in die landen werden geboren, zouden er 15 al voor het einde van hun eerste levensjaar sterven. Minder dan 40 procent zou de basisschool afmaken. In een commentaar op het UNICEF-rapport werd in een redactioneel artikel in de Indian Express verzucht dat het Jaar van het Kind een „wrede grap” bleek te zijn.

Sommige mensen hadden dit falen voorzien. Helemaal aan het begin van het jaar bijvoorbeeld schreef Fabrizio Dentice in het tijdschrift L’Espresso: „Om verbetering in de toestand te brengen, is er iets meer nodig dan het Jaar van het Kind.” Het tijdschrift gaf als commentaar: „De hedendaagse leefstijl maakt ons tot wat wij zijn, en dáárin moet verandering komen.”

In het aanhoudend zoeken naar oplossingen voor de problemen van kinderen werd in september 1990 op het hoofdkwartier van de VN een wereldtop gehouden. Het was een van de grootste bijeenkomsten van wereldleiders in de geschiedenis. Er waren meer dan zeventig regeringshoofden aanwezig. De conferentie was een vervolg op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat op 20 november 1989 werd aangenomen en op 2 september 1990 in werking trad. Tegen het einde van die maand was de overeenkomst al door 39 landen ondertekend.

„Het Verdrag”, merkte UNICEF onlangs op, „is snel het tot nu toe meest algemeen aanvaarde mensenrechtenverdrag geworden en heeft de zaak van het kind wereldwijd vaart gegeven.” Inderdaad was het Verdrag tegen november 1999 door 191 landen aangenomen. UNICEF pochte: „In het decennium dat volgde op het aannemen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind is meer vooruitgang geboekt in het verwezenlijken en beschermen van de rechten van het kind dan in enige andere vergelijkbare periode in de menselijke geschiedenis.”

Ondanks deze vooruitgang werd de Duitse president Johannes Rau ertoe bewogen te zeggen: „Het is droevig dat wij er in onze tijd nog steeds aan herinnerd moeten worden dat kinderen rechten hebben.” Of eraan herinnerd moeten worden dat ze nog steeds ernstige problemen hebben! In november 1999 gaf UNICEF toe dat „er nog veel te doen is” en gaf als toelichting: „Wereldwijd sterven er jaarlijks naar schatting 12 miljoen kinderen beneden de vijf jaar, grotendeels door gemakkelijk te voorkomen oorzaken. Zo’n 130 miljoen kinderen in ontwikkelingslanden krijgen geen basisonderwijs . . . Ongeveer 160 miljoen kinderen zijn ernstig of matig ondervoed. . . . Veel ongewenste kinderen verkommeren in weeshuizen en andere tehuizen, zonder onderwijs en toereikende gezondheidszorg. Deze kinderen worden vaak lichamelijk mishandeld. Naar schatting 250 miljoen kinderen verrichten een of andere vorm van arbeid.” Er werd ook melding gemaakt van de 600 miljoen kinderen die in absolute armoede leven en de 13 miljoen die tegen het einde van 2000 op z’n minst één ouder aan aids zullen hebben verloren.

Bevredigende oplossingen voor deze problemen schijnen voor politieke leiders onbereikbaar. Toch zijn de problemen van kinderen niet tot de ontwikkelingslanden beperkt. In westerse naties lijden veel kinderen in een ander opzicht ontberingen.

[Inzet op blz. 4]

„Het is droevig dat wij er in onze tijd nog steeds aan herinnerd moeten worden dat kinderen rechten hebben”

[Kader/Illustratie op blz. 5]

De VN-Verklaring van de Rechten van het Kind:

● Het recht op een naam en een nationaliteit.

● Het recht op genegenheid, liefde en begrip en op materiële zekerheid.

● Het recht op voldoende voeding, huisvesting en medische zorg.

● Het recht op bijzondere zorg als het lichamelijk, geestelijk of maatschappelijk achtergesteld is.

● Het recht om onder alle omstandigheden tot de eersten te behoren die bescherming en hulp ontvangen.

● Het recht om tegen alle vormen van verwaarlozing, wreedheid en uitbuiting beschermd te worden.

● Het recht op alle gelegenheid voor spel en ontspanning en gelijke kansen op gratis en verplicht onderwijs, om het kind in staat te stellen zijn bekwaamheden te ontwikkelen en een nuttig lid van de maatschappij te worden.

● Het recht om zich op een gezonde en normale wijze te ontwikkelen in omstandigheden van vrijheid en waardigheid.

● Het recht om grootgebracht te worden in een geest van begrip, verdraagzaamheid, vriendschap onder de volken, vrede en universele broederschap.

● Het recht om deze rechten te genieten ongeacht ras, huidkleur, geslacht, godsdienst, politiek of ander inzicht, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.

[Verantwoording]

Samenvatting gebaseerd op Everyman’s United Nations

[Illustratieverantwoording op blz. 3]

UN PHOTO 148038/Jean Pierre Laffont

UN photo

[Illustratieverantwoording op blz. 4]

Photos on pages 4 and 5 Giacomo Pirozzi/Panos Pictures