Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een doelwit van de sovjetaanval

Een doelwit van de sovjetaanval

Een doelwit van de sovjetaanval

ONDANKS concessies die aan de Russisch-Orthodoxe Kerk waren gedaan om de Tweede Wereldoorlog te winnen, hield de Sovjet-Unie de activiteiten van de kerk stevig in haar greep. Daarom maakte de KGB (het Russische Comité voor Staatsveiligheid), zoals werd opgemerkt in The Sword and the Shield, een in 1999 verschenen boek over de geschiedenis van de KGB, „zich veel meer zorgen over de ’subversieve’ activiteiten van die christenen waar ze geen directe controle over had”. Welke religieuze groeperingen waren dit?

De grootste was de Grieks-Katholieke Kerk van Oekraïne, nu de Oekraïense Katholieke Kerk. Deze had zo’n 4.000.000 lidmaten. Volgens The Sword and the Shield „zijn op twee na al haar tien bisschoppen, samen met vele duizenden priesters en gelovigen, wegens hun geloof omgekomen in de Siberische goelag [de werkkampen]”. Ook de niet-geregistreerde protestantse kerken, die eveneens buiten de directe staatscontrole vielen, waren een doelwit van de KGB. Aan het eind van de jaren ’50 schatte de KGB dat deze protestantse groeperingen in totaal zo’n 100.000 lidmaten hadden.

De KGB beschouwde Jehovah’s Getuigen als een protestantse groepering, die volgens hun schattingen in 1968 in de Sovjet-Unie ongeveer 20.000 leden telde. Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1939 waren de Getuigen klein in aantal geweest. Daarom was er weinig of geen aandacht aan hen besteed. Maar de situatie veranderde ingrijpend toen er plotseling duizenden Getuigen in de Sovjet-Unie verschenen. Hoe kwam dit?

Het begin van een spectaculaire toename

In zijn boek Godsdienst in de Sowjet-Unie, uitgegeven in 1961, noemde Walter Kolarz twee factoren die verantwoordelijk waren voor deze spectaculaire groei. Eén factor was, zo merkte hij op, dat er in „de gebieden die de Sowjet-Unie in 1939–’40 annexeerde” — Letland, Litouwen, Estland en Moldavië — veel „aktieve groepen” van Jehovah’s Getuigen waren. Bovendien werden delen van Oost-Polen en Tsjechoslowakije, waar meer dan 1000 Getuigen woonden, eveneens door de Sovjet-Unie geannexeerd en gingen deel uitmaken van Oekraïne. Zo werden al die Getuigen als het ware van de ene dag op de andere getransplanteerd in de Sovjet-Unie.

Nog een oorzaak van de toename, „hoe ongelofelijk het ook moge klinken”, schreef Kolarz, waren „de Duitse koncentratiekampen”. De nazi’s hadden duizenden Getuigen gevangengezet omdat ze Hitler en zijn agressieoorlog weigerden te steunen. Kolarz legde uit dat Russische gevangenen in deze kampen „zich waarschijnlijk uit bewondering voor de moed en de standvastigheid van de Getuigen in hun leer hadden verdiept”. Dit had tot gevolg dat veel jonge Russen uit deze kampen naar de Sovjet-Unie terugkeerden met een nieuw geloof — het geloof in Jehovah God en zijn schitterende voornemens met de aarde. — Psalm 37:29; Openbaring 21:3, 4.

Dergelijke factoren hadden tot gevolg dat er in korte tijd duizenden Getuigen in de Sovjet-Unie kwamen. Begin 1946 waren er op zijn minst 1600, en tegen het einde van dat decennium ruim over de 8000. Deze groei werd met verontrusting gadegeslagen door de KGB, die zich, zoals eerder opgemerkt, vooral zorgen maakte over de „activiteiten van die christenen waar ze geen directe controle over had”.

Er komen aanvallen

Ondanks het betrekkelijk kleine aantal Getuigen in de Sovjet-Unie werd hun ijverige predikingswerk al snel door de sovjetautoriteiten aangevallen. In Estland begon de aanval in augustus 1948 toen de vijf personen die de leiding hadden over het werk, gearresteerd en in de gevangenis gezet werden. „Weldra was het zonneklaar dat de KGB iedereen wilde arresteren”, merkte de Estische Getuige Lembit Toom op. Dit gold overal waar er maar Getuigen waren in de Sovjet-Unie.

De Sovjets schilderden de Getuigen af als de ergste misdadigers en als een grote bedreiging voor de atheïstische sovjetstaat. Overal werden ze dus achtervolgd, gearresteerd en gevangengezet. In The Sword and the Shield werd opgemerkt: „De Jehovistenobsessie van hoge KGB-functionarissen was misschien wel het beste voorbeeld van hun gebrek aan enig gevoel voor verhoudingen in hun omgaan met zelfs maar de onbeduidendste vormen van anders denken.”

Deze obsessie kwam op dramatische wijze tot uiting in de goed geplande aanval op de Getuigen in april 1951. Nog maar twee jaar geleden, in 1999, zei professor Sergej Ivanenko, een gerespecteerd Russisch geleerde, in zijn boek „De mensen die altijd hun bijbel bij zich hebben”, dat begin april 1951 „ruim 5000 gezinnen van Jehovah’s Getuigen uit de Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en de Baltische sovjetrepublieken naar een ’permanente verblijfplaats’ in Siberië, het Verre Oosten en Kazachstan werden gestuurd”.

Het gedenken waard

Kunt u zich voorstellen hoeveel inspanningen er bij die aanval betrokken waren — om in zo’n groot gebied op één dag duizenden Getuige-gezinnen bijeen te drijven? Denk eens aan het coördineren van de taken van honderden, zo niet duizenden mensen — allereerst om de Getuigen op te sporen en vervolgens om onder dekking van de duisternis gelijktijdig een inval in hun huizen te doen. Daarna moesten de mensen met karren, wagens en andere voertuigen naar stations gebracht en in goederenwagons gezet worden.

Denk ook eens aan de ellende van de slachtoffers. Kunt u zich voorstellen hoe het was om gedwongen te worden duizenden kilometers te reizen — wel drie weken of langer — in overvolle, smerige goederenwagons die alleen een emmer als toiletgelegenheid hadden? En probeer u eens voor te stellen dat u in de Siberische wildernis wordt gedumpt, wetend dat u in die onherbergzame omgeving uw kostje bijeen zult moeten scharrelen om te overleven.

Deze maand is het vijftig jaar geleden dat die verbanning van Jehovah’s Getuigen plaatsvond. Om het verhaal te vertellen van hun getrouwheid ondanks tientallen jaren van vervolging, zijn de ervaringen van overlevenden op videotape gezet. Deze ervaringen maken duidelijk dat — net als in het geval van de eerste-eeuwse christenen — pogingen om mensen ervan te weerhouden God te aanbidden, uiteindelijk tot mislukken gedoemd zijn.

Wat de verbanning tot stand heeft gebracht

De Sovjets ontdekten al gauw dat het veel moeilijker zou zijn dan ze gedacht hadden om de Getuigen te beletten Jehovah te aanbidden. Ondanks de protesten van hun bewakers zongen de Getuigen lofzangen voor Jehovah terwijl ze werden verbannen en hingen ze borden aan hun wagons met het opschrift: „Vervoer van Jehovah’s Getuigen”. Eén Getuige vertelde: „Onderweg kwamen we op de spoorwegstations andere treinen tegen met personen die werden verbannen en we zagen de borden op de wagons.” Wat was dat een aanmoediging!

Dus in plaats van ontmoedigd te zijn, weerspiegelden de ballingen de geest van Jezus’ apostelen. De bijbel zegt dat nadat deze apostelen waren gegeseld en het bevel hadden gekregen te stoppen met prediken, ’zij zonder ophouden bleven onderwijzen en het goede nieuws over de Christus bleven bekendmaken’ (Handelingen 5:40-42). Ja, zoals Kolarz over de verbanning zei: „Dit was niet het einde van Jehova’s Getuigen in Rusland, maar enkel het begin van een nieuwe periode in hun bekeringswerk. Zij probeerden zelfs propaganda te maken voor hun geloof, als de trein naar hun ballingsoord onderweg stopte.”

Toen de Getuigen op hun verschillende bestemmingen aankwamen en werden afgezet, verwierven ze een goede reputatie als gewillige harde werkers. Maar tegelijkertijd zeiden ze in navolging van Christus’ apostelen feitelijk tegen hun onderdrukkers: ’Wij kunnen niet ophouden te spreken over onze God’ (Handelingen 4:20). Velen luisterden naar wat de Getuigen onderwezen en sloten zich bij hen aan in het dienen van God.

Het gevolg was precies zoals Kolarz uitlegde: „De sowjetregering had geen beter middel kunnen bedenken om de verspreiding van de sekte te bevorderen dan de deportatie van haar leden. Verlost uit hun dorpsisolement [in de westelijke sovjetrepublieken], werden de Getuigen in een wijdere wereld gebracht, ook al was het enkel de verschrikkelijke wereld van koncentratiekampen en dwangarbeid.”

Pogingen om de groei tegen te gaan

In de loop van de tijd probeerden de Sovjets verschillende methoden om Jehovah’s Getuigen een halt toe te roepen. Omdat wrede vervolging niet de gewenste resultaten had opgeleverd, werd er een goed gepland programma van leugenpropaganda op touw gezet. Boeken, films en radioprogramma’s, alsook infiltratie in gemeenten door getrainde KGB-agenten — alles werd geprobeerd.

Doordat de Getuigen op grote schaal in een verkeerd daglicht werden gesteld, gingen veel mensen hen ten onrechte met angst en wantrouwen bezien, zoals blijkt uit een passage in het boek De vrijheid van het Westen — kostbaar en kwetsbaar, geschreven door Vladimir Boekovski, een Rus die in 1976 toestemming had gekregen om naar Engeland te emigreren. Hij schreef: „Op een avond liep ik diep in gedachten door een straat in Londen en zag toevallig een bord tegen een groot gebouw dat op een kerk leek. Een heel gewoon bord waarop stond: ’Jehova’s Getuigen . . .’ De rest kon ik niet lezen, zo stomverbaasd was ik; ik raakte bijna in paniek.”

Vladimir legde uit waarom hij nodeloos bang was: „Daar heb je zowaar de ’Jehovisten’, . . . waarmee de autoriteiten bij ons de kinderen bang maken. . . . ’Getuigen’ in levenden lijve kun je alleen in kampen en gevangenissen aantreffen. . . . En daar stond ik voor een gebouw met dat bord. Iedereen kon dus zo maar naar binnen lopen om een kopje thee met hen te drinken?”, vroeg hij zich af. Om nog beter uit te laten komen waarom hij zo schrok, besloot Vladimir met de woorden: „De ’Getuigen’ worden bij ons net zo hardnekkig vervolgd als de leden van de Mafia, en even ondoordringbaar is het waas van geheimzinnigheid dat hen omgeeft.”

Maar ondanks wrede vervolging en leugenpropaganda gingen de Getuigen door en namen in aantal toe. In sovjetboeken zoals „De waarheid over Jehovah’s Getuigen”, waarvan in 1978 100.000 exemplaren in het Russisch werden gedrukt, werd de noodzaak van een intensievere anti-Getuigenpropaganda te berde gebracht. De auteur, V. V. Konik, die beschreef hoe de Getuigen hun prediking ondanks strenge beperkingen voortzetten, adviseerde: „Sovjetonderzoekers op het gebied van religie moeten effectievere methoden leren om de onderwijzingen van Jehovah’s getuigen tegen te gaan.”

Waarom waren ze het doelwit?

Eenvoudig gezegd: Jehovah’s Getuigen waren het voornaamste doelwit van de sovjetaanval omdat ze Jezus’ vroege volgelingen navolgden. In de eerste eeuw werd de apostelen bevolen „niet door te gaan met onderwijzen op basis van [Jezus’] naam”. Nochtans, zo klaagden hun vervolgers later, „hebt gij Jeruzalem met uw leer vervuld”. De apostelen ontkenden niet dat ze ondanks die bevelen toch hadden gepredikt, maar ze antwoordden respectvol: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Handelingen 5:27-29.

Jehovah’s Getuigen in deze tijd vatten Jezus’ gebod aan zijn volgelingen om „tot het volk te prediken en een grondig getuigenis te geven” eveneens serieus op (Handelingen 10:42). In zijn boek The Kremlin’s Human Dilemma schreef Maurice Hindus dat de Getuigen door „hun onstuitbare ijver in het evangelisatiewerk . . . een bijzonder kwellend probleem voor Moskou [waren] geworden en voortdurend in botsing [kwamen] met de sovjetpolitie”. Hij zei verder: „Ze zijn niet te stoppen. Worden ze in de ene plaats beteugeld, in de andere steken ze de kop weer op.”

„Voor zover ik weet,” schreef de Russische historicus Sergej Ivanenko, „was de organisatie van Jehovah’s Getuigen de enige religieuze organisatie in de USSR die ondanks het verbod en de vervolging in aantal toenam.” Natuurlijk bleven ook andere godsdiensten functioneren, met inbegrip van de voornaamste van allemaal, de Russisch-Orthodoxe Kerk. U zult het interessant vinden te vernemen hoe de kerk en de Getuigen beide in staat waren de sovjetaanval te overleven.

[Kader op blz. 6]

’Het wreedst vervolgd’

Volgens A Concise Encyclopaedia of Russia, uitgegeven in 1964, waren Jehovah’s Getuigen „buitengewoon actief in het maken van bekeerlingen” en waren ze „de wreedst vervolgde godsdienstige gemeenschap in de Sovjet-Unie”.

[Kader/Illustratie op blz. 7]

EEN VAN DE DUIZENDEN — Fjodor Kalin vertelt hoe hij en zijn familie verbannen werden

Ons gezin woonde in het dorp Vilsjanitsa in West-Oekraïne. In de ochtendschemering van 8 april 1951 kwamen er militairen met honden, maakten ons wakker en zeiden dat we op grond van een bevel van de regering in Moskou naar Siberië gestuurd werden. Maar als we een document ondertekenden waarin stond dat we geen Getuigen van Jehovah meer waren, konden we blijven. Ons gezin van zeven personen was vastbesloten om Getuigen te blijven. Ik was toen negentien jaar.

Eén soldaat zei: „Neem bonen, maïs, meel, zoetzuur en kool mee — hoe ga je anders de kinderen te eten geven?” We mochten ook een paar kippen en een varken slachten en het vlees meenemen. Er kwamen twee door paarden getrokken wagens en alles werd erop geladen en naar het stadje Hriplin gebracht. Daar werden we met zo’n veertig of vijftig in een goederenwagon gepropt, en de deur ging op slot.

In de wagon waren een paar planken — niet genoeg voor iedereen — om op te slapen, en een kachel met wat kolen en hout. We kookten op de kachel met kookgerei dat we hadden meegenomen. Maar er was geen toilet — we gebruikten gewoon een emmer. Later maakten we een ronde opening in de vloer, klemden de emmer erin en hingen er dekens omheen om een beetje privacy te hebben.

We zaten dicht op elkaar gepakt in die goederenwagon terwijl we ons langzaam naar een onbekende bestemming begaven — duizenden kilometers ver. Eerst waren we wat terneergeslagen. Maar toen we samen Koninkrijksliederen zongen — met zo’n energie dat we later nauwelijks konden praten — voelden we ons blij. De commandant deed dan de deuren open en zei dat we op moesten houden, maar we hielden niet op totdat we uitgezongen waren. Wanneer we onderweg op een station stopten, kwamen velen te weten dat Jehovah’s Getuigen verbannen werden. Uiteindelijk, na zeventien of achttien dagen in die goederenwagon te hebben gezeten, werden we er bij het Bajkalmeer in Siberië uitgezet.

[Illustratie]

Ik sta op de achterste rij, rechts

[Kader/Illustratie op blz. 8]

ARMAGEDDON — Een sovjetpropagandafilm

De Sovjets maakten de film Armageddon in een poging Jehovah’s Getuigen in diskrediet te brengen. Het was een gefingeerd verhaal over de liefde tussen een jongen in het sovjetleger en een meisje dat ertoe was overgehaald zich bij de Getuigen aan te sluiten. Aan het eind van de film kwam het zusje van het meisje om bij een ongeluk dat werd veroorzaakt door een opziener van de Getuigen, die werd afgeschilderd als een werktuig van de Amerikaanse spionagedienst.

In een commentaar op de film, die de emoties van het publiek opwekte, zei het Oekraïense nieuwsblad „De rode vlag” van 14 mei 1963: „Op zo’n manier is atheïstische propaganda effectief, overtuigend, en er kan in andere dorpen van het land waar dergelijke films worden vertoond, gebruik van worden gemaakt.”

[Illustratie op blz. 6]

Duizenden werden in goederenwagons naar Siberië gedeporteerd