Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe religie zich staande hield

Hoe religie zich staande hield

Hoe religie zich staande hield

TEGEN de tijd dat nazi-Duitsland in juni 1941 Rusland binnenviel, hadden de Sovjets de Russisch-Orthodoxe Kerk praktisch vernietigd. Maar na de inval van de nazi’s begonnen de Sovjets hun houding ten opzichte van religie te wijzigen. Wat bracht hen hiertoe?

Richard Overy, hoogleraar moderne geschiedenis aan het King’s College in Londen, gaf in zijn boek Russia’s War — Blood Upon the Snow als uitleg: „De metropoliet Sergi, hoofd van de Kerk, deed precies op de dag van de Duitse invasie een beroep op de gelovigen om alles te doen teneinde de overwinning teweeg te brengen. De daaropvolgende twee jaar schreef hij maar liefst drieëntwintig zendbrieven waarin hij zijn kudde opriep te vechten voor de godloze staat waarin ze woonden.” Daarom, zo vervolgde Overy, ’stond Stalin toe dat religie weer tot bloei kwam’.

In 1943 stemde Stalin ten slotte in met de erkenning van de Orthodoxe Kerk door Sergi als haar nieuwe patriarch aan te stellen. „De kerkautoriteiten beantwoordden dit met het inzamelen van geld onder de gelovigen om een Russische pantsercolonne te financieren”, merkte Overy op. „Priesters en bisschoppen spoorden hun gemeenten aan het geloof in acht te nemen, dat van God én dat van Stalin.”

De Russische godsdienstgeleerde Sergej Ivanenko schreef over deze periode in de Russische geschiedenis: ’Het officiële tijdschrift van de Russisch-Orthodoxe Kerk, „Het journaal van het patriarchaat van Moskou”, loofde Stalin als de grootste leider en leraar aller tijden en natiën, door God gezonden om de natie te bevrijden van onderdrukking, landeigenaars en kapitalisten. Het riep de gelovigen op om hun laatste druppel bloed te geven teneinde de USSR tegen haar vijanden te verdedigen en zich volledig in te zetten ter bevordering van het communisme.’

’Door de KGB van grote waarde geacht’

Zelfs nadat de Tweede Wereldoorlog in 1945 geëindigd was, bleef de Orthodoxe Kerk bruikbaar voor de communisten. In het boek The Soviet Union: The Fifty Years, onder redactie van Harrison Salisbury, werd onthuld waarom dit zo was: „Na het einde van de oorlog kwamen de kerkleiders tegemoet aan de eisen die Stalins buitenlandse politiek in verband met de Koude Oorlog stelde.”

Het onlangs uitgegeven boek The Sword and the Shield beschrijft hoe de kerkleiders de sovjetbelangen dienden. Het legt uit dat patriarch Aleksi I, die in 1945 Sergi als patriarch was opgevolgd, „zich aansloot bij de Wereldraad voor de Vrede, de in 1949 opgerichte Russische mantelorganisatie”. Het boek merkt ook op dat hij en de metropoliet Nikolai „door de KGB van grote waarde werden geacht als beïnvloedingsagenten”.

Opmerkelijk is dat patriarch Aleksi I in 1955 verklaarde: „De Russisch-Orthodoxe Kerk steunt de volkomen vreedzame buitenlandse politiek van onze regering, niet omdat het de Kerk naar men zegt aan vrijheid ontbreekt maar omdat de sovjetpolitiek juist is en overeenstemt met de christelijke idealen die de Kerk predikt.”

De Londense krant The Guardian haalt in haar uitgave van 22 januari 2000 de volgende woorden van de dissident Georgi Edelsjtein, een orthodoxe priester, aan: „Alle bisschoppen werden zorgvuldig uitgekozen, opdat ze met de sovjetregering zouden samenwerken. Ze waren allemaal KGB-agenten. Het is welbekend dat patriarch Aleksi gerekruteerd was door de KGB onder de codenaam Drozdov. In deze tijd volgen ze hetzelfde beleid als twintig of dertig jaar geleden.”

Een dienares van de sovjetstaat

In het tijdschrift Life van 14 september 1959 werd over de relatie tussen de Orthodoxe Kerk en de Sovjets opgemerkt: „Stalin deed de religie enkele concessies, en de kerk behandelde hem als een tsaar. Van de medewerking van de Orthodoxe Kerk verzekert men zich door een speciaal ministerie, en de communisten hebben de kerk sindsdien steeds gebruikt als een arm van de sovjetstaat.”

Matthew Spinka, een deskundige op het gebied van Russische kerkzaken, bevestigde in zijn in 1956 verschenen boek The Church in Soviet Russia het bestaan van een nauwe relatie tussen Kerk en Staat. „De huidige patriarch Aleksi”, schreef hij, „heeft zijn Kerk opzettelijk tot een werktuig van de regering gemaakt.” Ja, de Orthodoxe Kerk heeft zich in feite staande gehouden door een dienares van de staat te worden. ’Maar is dat zo laakbaar?’, zult u vragen. Welnu, bedenk eens hoe God en Christus deze kwestie bezien.

Jezus Christus zei over zijn ware discipelen: ’Gij zijt geen deel van de wereld, maar ik heb u uit de wereld uitgekozen.’ En Gods Woord stelt de doordringende vraag: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is?” (Johannes 15:19; Jakobus 4:4) Zoals de bijbel het stelt, maakte de kerk zich dus tot een religieuze hoer met wie „de koningen der aarde hoererij hebben bedreven”. Ze heeft er blijk van gegeven dat ze deel uitmaakt van wat de bijbel „Babylon de Grote” noemt, „de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde”. — Openbaring 17:1-6.

Hoe de Getuigen zich staande hielden

In tegenstelling daarmee onthulde Jezus Christus waaraan men zijn ware volgelingen zou herkennen, door te zeggen: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). Deze liefde speelde een sleutelrol in het voortbestaan van de Getuigen in de voormalige Sovjet-Unie, zoals blijkt uit het volgende verslag in The Sword and the Shield. „Jehovisten verlenen alle soorten van hulp aan hun geloofsgenoten in de [werk]kampen of in binnenlandse ballingschap, door hen van geld, voedsel en kleding te voorzien.”

Het „voedsel” dat de Getuigen in de gevangenkampen ontvingen, omvatte ook voedsel van geestelijke aard — bijbels en bijbelse lectuur. In de bijbel staan ’uitspraken van God’, en Jezus zei dat we die nodig hebben om ons geestelijke leven in stand te houden (Mattheüs 4:4). De lectuur werd met grote persoonlijke risico’s de kampen binnengesmokkeld, want iedereen die hierop werd betrapt, werd streng gestraft.

Helene Celmina, een Letse, zat van 1962 tot 1966 gevangen in het strafkamp Potma in Rusland. Ze schreef Women in Soviet Prisons, een boek waarin ze uitlegde: „Veel Getuigen van Jehovah hebben tien jaar dwangarbeid gekregen louter omdat zij een paar uitgaven van het tijdschrift De Wachttoren in hun flat hadden. Daar mensen gearresteerd worden wegens het bezit van deze geschriften, is de bezorgdheid en ergernis van de leiding over de aanwezigheid van deze lectuur in het kamp begrijpelijk.”

Het riskeren van de eigen vrijheid en veiligheid om geestelijke hulp te verlenen, was beslist een blijk van christelijke liefde! Maar hoewel dit een belangrijke rol speelde in het voortbestaan van de Getuigen, was er iets nog belangrijkers. „Niemand kon begrijpen”, schreef Helene Celmina, „hoe in dit land van prikkeldraad en beperkt menselijk contact verboden lectuur kon binnenkomen.” Het leek onmogelijk, want iedereen die het kamp binnenkwam, werd grondig gefouilleerd. „Het was alsof engelen ’s nachts overvlogen en de lectuur lieten vallen”, merkte deze schrijfster op.

God heeft inderdaad beloofd dat hij zijn volk niet zou verlaten, of in de steek zou laten. Daarom erkennen Jehovah’s Getuigen in de voormalige Sovjet-Unie volmondig, net als de bijbelpsalmist: „Zie! God is mijn helper” (Psalm 54:4; Jozua 1:5). Ja, zijn hulp was belangrijk voor het voortbestaan van de Getuigen in de voormalige Sovjet-Unie!

Hoe de omstandigheden veranderden

Op 27 maart 1991 werden Jehovah’s Getuigen een erkende religieuze organisatie in de Sovjet-Unie met de ondertekening van een wettelijk charter dat de volgende verklaring bevat: „Het doel van de Religieuze Organisatie is, het religieuze werk te verrichten dat erin bestaat de naam van Jehovah God en zijn liefdevolle voorzieningen voor de mensheid door middel van zijn hemelse koninkrijk onder Jezus Christus bekend te maken.”

Enkele in het charter vermelde manieren om dit religieuze werk te verrichten, zijn het prediken in het openbaar en het bezoeken van de huizen van de mensen, het onderwijzen van bijbelse waarheden aan degenen die bereid zijn te luisteren, het leiden van gratis bijbelstudies aan de hand van publicaties voor bijbelstudie, en het verspreiden van bijbels.

Sinds de ondertekening van dat document, ruim tien jaar geleden, is de Sovjet-Unie ontbonden en is de situatie waarin religie verkeert in de vijftien voormalige sovjetrepublieken wezenlijk veranderd. Wat kan er worden gezegd over de toekomst van religie daar, alsook in de rest van de wereld?

[Kader op blz. 11]

Samenwerking van de Kerk met de Sovjets

In zijn in 1945 uitgegeven boek Russia Is No Riddle schreef Edmund Stevens: „De Kerk zorgde ervoor dat ze niet in de hand beet die haar nu voedde. Ze besefte volkomen dat de Staat in ruil voor bewezen gunsten van de Kerk verwachtte dat ze haar krachtige steun zou verlenen aan het systeem en bepaalde grenzen in acht zou nemen.”

Stevens legde verder uit: „De traditie van eeuwen als officiële staatsgodsdienst was diep in de Orthodoxe Kerk geworteld en daarom gleed ze als vanzelf in haar nieuwe rol van nauwe samenwerking met de sovjetregering.”

Het Keston Institute heeft grondig onderzoek gedaan naar de samenwerking die er de afgelopen tijd is geweest tussen de Sovjets en Aleksi II, de huidige patriarch van de Russisch-Orthodoxe Kerk. Het rapport kwam tot de conclusie: „Aleksi’s samenwerking was niets buitengewoons — bijna alle hoge functionarissen van alle officieel erkende godsdiensten — met inbegrip van de katholieken, baptisten, adventisten, moslims en boeddhisten — waren gerekruteerde KGB-agenten. Het jaarrapport dat Aleksi’s rekrutering beschrijft, vermeldt ook talloze andere agenten, onder wie enkele in de Estische Lutherse Kerk.”

[Kader/Illustratie op blz. 12]

Contacten met de geïnterneerden

Viktors Kalnins, een Letse journalist, bracht zijn tienjarige straf (1962–’72) grotendeels door in een kampcomplex in Mordovië, ongeveer 400 kilometer ten zuidoosten van Moskou. In een interview met een Ontwaakt!-medewerker in maart 1979 werd Kalnins gevraagd: „Weten de geïnterneerde Getuigen wat er hier in de Verenigde Staten of andere landen in verband met de organisatie gebeurt?”

„Ja,” antwoordde Kalnins, „en dat weten ze uit de lectuur die ze krijgen. . . . Ze hebben me hun tijdschriften zelfs laten zien. Ik wist nooit waar de lectuur verstopt werd; dat veranderde van tijd tot tijd. Maar iedereen wist dat de lectuur in het kamp was. . . . De bewakers en de Jehovah’s Getuigen waren net Tom en Jerry, de één probeerde de lectuur te verstoppen en de ander probeerde ze te vinden!”

Op de vraag: „Hebben Jehovah’s Getuigen geprobeerd met u over hun geloof te praten?”, antwoordde Kalnins: „O ja! We weten heel goed wat ze geloven. We weten alles over Armageddon . . . Ze spraken er heel vaak over dat er een eind aan ziekte zou komen.”

[Illustratie]

Getuigen in de Mordovische kampen deelden moedig bijbelse waarheden met anderen

[Illustratie op blz. 8, 9]

De familie Vovtsjoek werd in 1951 naar Irkoetsk (Siberië) gedeporteerd en ze zijn nog steeds getrouwe christenen

[Illustratie op blz. 10]

Wegens de steun van de kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog stond Stalin toe dat religie tijdelijk tot bloei kwam

[Verantwoording]

U.S. Army photo

[Illustratie op blz. 10]

Patriarch Aleksi I (1945–’70) zei: ’De sovjetpolitiek stemt overeen met de christelijke idealen die de Kerk predikt’

[Verantwoording]

Central State Archive regarding the film/photo/phono documents of Saint-Petersburg