Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kathedralen — Monumenten voor God of voor mensen?

Kathedralen — Monumenten voor God of voor mensen?

Kathedralen — Monumenten voor God of voor mensen?

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN FRANKRIJK

IN Moskou heeft een soort verrijzenis plaatsgevonden. De Kathedraal van Christus de Verlosser, die in 1931 door Stalin werd verwoest, is herbouwd en haar gouden koepels steken glanzend af tegen de Russische hemel. In de stad Évry bij Parijs hebben arbeiders de laatste hand gelegd aan de enige kathedraal die in de twintigste eeuw in Frankrijk gebouwd is. Er zijn nog maar enkele jaren verstreken sinds de inzegening van de kathedraal van de Almudena in Madrid. En laten we de Saint John the Divine geheten kathedraal in New York niet vergeten. Daaraan is ruim honderd jaar gebouwd, zodat men vaak van Saint John de Onvoltooide sprak. Maar het is een van de grootste kathedralen ter wereld, die ruim 11.000 vierkante meter beslaat.

Overal in de christenheid domineren reusachtige kathedralen de aanblik van menige stad. Voor gelovigen zijn het monumenten van geloof in God. Zelfs niet-gelovigen bewonderen ze vaak als kunstwerken of als staaltjes van architectonisch kunnen. Desondanks roept het bestaan van deze rijk versierde en vaak buitensporig dure huizen van aanbidding ernstige vragen op: Waarom en hoe zijn ze gebouwd? Welk doel dienen ze?

Wat is een kathedraal?

Na Christus’ dood organiseerden zijn discipelen zich in gemeenten, waarvan er veel in privéwoningen bijeenkwamen (Filemon 2). Tientallen jaren lang werd voor deze gemeenten zorg gedragen door geestelijk „oudere mannen” (Handelingen 20:17, 28; Hebreeën 13:17). Maar na de dood van de apostelen vond er een afval van het ware christendom plaats (Handelingen 20:29, 30). Mettertijd verhieven een aantal ouderlingen zich boven de andere en ging men hen bezien als bisschoppen met de supervisie over een aantal gemeenten — iets waarvoor Jezus had gewaarschuwd (Mattheüs 23:9-12). Het woord „kerk”, dat oorspronkelijk op de christenen zelf van toepassing was, werd vervolgens ook gebruikt voor hun plaats van aanbidding — het gebouw zelf. Het duurde niet lang of sommige bisschoppen streefden ernaar een kerk te hebben die paste bij hun rang. Er werd dan ook een nieuwe term bedacht als aanduiding voor de kerk van de bisschop — de kathedraal.

Deze term komt van het Griekse woord kathedra, dat „zetel” betekent. De kathedraal was dus de bisschoppelijke troon, het symbool van zijn wereldlijke macht. Vanuit zijn kathedraal oefende de bisschop het gezag uit over een rechtsgebied, het bisdom.

„Het tijdperk der kathedralen”

In 325 G.T. erkende het concilie van Nicea officieel de vestiging van bisschoppen in steden. Nu de bisschoppen door de Romeinse staat gesteund werden, verwierven ze zich vaak uitgestrekte stukken land als geschenk van de autoriteiten. Ook namen ze veel heidense plaatsen van aanbidding over. Toen het Romeinse Rijk ten onder ging, bleven de kerkelijke structuren bestaan en in de Middeleeuwen hadden ze een overheersende positie bereikt. Die periode werd al snel wat de Franse historicus Georges Duby „het tijdperk der kathedralen” noemt.

Van de zevende tot de veertiende eeuw verdrievoudigde de Europese bevolking. Die demografische aardverschuiving kwam in de eerste plaats de steden ten goede, waar de welvaart steeg. Bijgevolg waren de rijkste bisschoppelijke steden de gunstigste plaatsen voor de bouw van kolossale kathedralen. Waarom? Omdat deze grote projecten alleen daar konden gedijen waar het geld voortdurend binnenstroomde!

Nog een factor die gunstig was voor de bouw van kathedralen was de populaire verering van de Maagd Maria en religieuze relikwieën. Die verering bereikte een hoogtepunt in de elfde en de twaalfde eeuw. Bisschoppen bevorderden deze aanbidding en vergrootten zo de populariteit van hun kathedralen. In die tijd begon de titel Notre-Dame kathedralen in Frankrijk te sieren. „Welke stad wijdde niet een kerk en vaak haar kathedraal aan haar?”, vraagt de katholieke encyclopedie Théo. Zo werd de kathedraal Saint-Étienne in Parijs opgedragen aan Notre-Dame, aan ’Onze Lieve Vrouwe’. De Notre-Dame in het Franse Chartres werd het grootste heiligdom van Noord-Europa. „Geen enkele figuur — ook Christus zelf niet — beheerste het leven en de gedachten van de kathedraalbouwers zo sterk als de Maagd Maria”, zegt The Horizon Book of Great Cathedrals.

„We zullen een kathedraal bouwen die zo groot is . . .”

Maar waarom waren veel van deze gebouwen zo kolossaal? Reeds in de vierde eeuw besloegen de kathedralen van het Duitse Trier en het Zwitserse Genève een enorm oppervlak, ondanks betrekkelijk kleine aantallen gelovigen. In de elfde eeuw vermocht de bevolking van het Duitse Speyer zijn enorme kathedraal niet te vullen. The Horizon Book of Great Cathedrals concludeert dan ook dat de „grootte en weelderige uitvoering [van de kathedralen] een aantal nogal profane beweegredenen onthulden”. Daartoe behoorde „de arrogante trots van de bisschop of abt onder wiens patronaat het gebouw neergezet moest worden”.

In de twaalfde en de dertiende eeuw waren kathedralen gemiddeld 100 meter lang en streefde men ernaar ze even hoog als lang te maken. De kathedraal van Winchester in Engeland met haar lengte van 169 meter en de Duomo van Milaan in Italië met haar 145 meter zijn opmerkelijk. „We zullen een kathedraal bouwen die zo groot is, dat degenen die haar voltooid zien, zullen denken dat we gek waren”, verklaarde een Spaanse kerkelijke functionaris in Sevilla in 1402. Men zegt dat de kathedraal van Sevilla echt de op een na grootste ter wereld is met haar imposante, 53 meter hoge gewelf. De toren van de kathedraal in het Franse Straatsburg is 142 meter hoog, het equivalent van een gebouw met veertig verdiepingen. In de negentiende eeuw bereikte de toren van de gotische domkerk in het Duitse Ulm een hoogte van 161 meter en was daarmee de hoogste stenen toren ter wereld. „Geen enkele godsdienstige behoefte rechtvaardigt zulke buitensporig gigantische proporties”, betoogt de historicus Pierre du Colombier.

In de twaalfde en de dertiende eeuw maakten de voorstanders van kathedralen van nog een ’profane beweegreden’ gebruik — stedelijk patriottisme. De Encyclopædia Britannica zegt in dat verband: „Steden wedijverden met elkaar wie de hoogste kathedraal bouwde.” Schepenen, poorters en gilden maakten kathedralen tot symbolen van hun stad.

Een kostbare onderneming, toen en nu

Een auteur beschrijft de kathedraalbouwprojecten als „bodemloze putten”. Hoe werden deze gebouwen, waarvan de onderhoudskosten ook nu de pan uitrijzen, dan vroeger gefinancierd? In sommige gevallen betaalden prelaten, zoals Maurice de Sully in Parijs, ze uit hun eigen zak. Soms voldeden politieke heersers, zoals koning Jacobus I van Aragón, de rekening. Maar over het algemeen werden de kathedralen uit de inkomsten van het bisdom gefinancierd. Die bestonden uit feodale belastingen en inkomen uit onroerend goed. De bisschop van Bologna in Italië bezat zelfs 2000 landgoederen! Daarbij kwamen nog de kerkelijke inkomsten uit collectes, aflaten en geldboetes voor zonden. In het Franse Rouen betaalden degenen die het recht kochten om tijdens de grote vasten zuivelproducten te eten, de zogeheten Tour de Beurre (Botertoren) van de kathedraal.

Sommige individuele schenkers waren buitengewoon genereus, en zij werden geëerd met het vastleggen van hun portret in de gebrandschilderde ramen en het beeldhouwwerk in de kerk. Het beginsel van anoniem christelijk geven was kennelijk vergeten (Mattheüs 6:2). Er was een constante stroom geld nodig, daar de uitgaven vaak de schattingen overtroffen. Het is dan ook geen wonder dat de hartstocht waarmee geld werd bijeengebracht vaak tot verduistering en afpersing leidde. Werd iemand bijvoorbeeld van ketterij beschuldigd, dan werden zijn bezittingen vaak verbeurdverklaard. Dat maakte het mogelijk zogenoemde ketters, zoals de katharen, te plunderen. Op die manier werden verscheidene kerkbouwprojecten gefinancierd. *

Het hoeft geen betoog dat de kerk voortdurend druk moest uitoefenen om geld binnen te krijgen. Het was niet zo — zoals sommige historici hebben beweerd — dat de grote massa er spontaan toe bewogen werd zulke gebouwen op te trekken. De historicus Henry Kraus verklaart: „De Middeleeuwen mochten dan een zeer religieus tijdperk zijn, de bouw van kerken had niet de hoogste prioriteit bij de bevolking.” Veel historici hekelen de kerk dan ook om haar extravagantie. In The Horizon Book of Great Cathedrals wordt toegegeven: „Het door de kerk uitgegeven geld voor de bouw had gebruikt kunnen worden om de uitgehongerden te voeden . . . of om ziekenhuizen en scholen in stand te houden. Men zou dus kunnen zeggen dat de kathedralen honderdduizenden mensenlevens hebben gekost.”

Hoe ze gebouwd werden

Kathedralen getuigen van de vindingrijkheid van de mens. Het is werkelijk verbazingwekkend dat zulke immense gebouwen tot stand zijn gekomen met behulp van primitieve technieken. Eerst werden er gedetailleerde plannen van het gebouw getekend. Bij de steengroeve werd van mallen gebruik gemaakt om te zorgen voor de uniformiteit van decoratieve onderdelen en de juiste maat van steenblokken. De blokken werden zorgvuldig gemerkt om hun exacte plaats in het geheel aan te geven. Het transport was uiterst traag en duur, maar desondanks, aldus de Franse historicus Jean Gimpel, ’heeft Frankrijk tussen 1050 en 1350 meer stenen uitgehakt dan het oude Egypte’.

Op het bouwterrein zelf leverden arbeiders grote prestaties met gebruikmaking van de toenmalige primitieve hijstoestellen — katrollen en takels, vaak aangedreven door mannen die in houten tredmolens liepen. De wiskundige formules die ingenieurs nu gebruiken, waren toen onbekend. De bouwers moesten afgaan op hun gevoel en ervaring. Het is dan ook geen wonder dat er veel ernstige ongelukken plaatsvonden. In 1284 bijvoorbeeld bleken de gewelven van de kathedraal in het Franse Beauvais te groot en ze stortten in. Maar innovaties als steunberen, luchtbogen, ribgewelven en pinakels stelden bouwers in staat nieuwe hoogten te bereiken.

De bouw duurde tussen de veertig jaar voor de snelste (Salisbury, Engeland) en verscheidene eeuwen. Sommige kathedralen, zoals die in Beauvais en Straatsburg, zijn nooit voltooid.

„Een verkeerde prioriteitenstelling”

Deze ’prachtige en dus kostbare gebouwen’, zoals paus Honorius III het uitdrukte, deden van het begin af aan veel stof opwaaien. Binnen de kerk gingen stemmen op tegen het werk en de kolossale bedragen die ermee gemoeid waren. Pierre le Chantre, een prelaat van de Notre-Dame van Parijs uit de dertiende eeuw, verklaarde: „Het is zondig kerken te bouwen zoals dat nu gebeurt.”

Ook nu oogst de kathedraal in Évry, om er slechts één te noemen, felle kritiek. Volgens de Franse krant Le Monde zijn veel mensen van mening dat kathedralen „een verkeerde prioriteitenstelling” weerspiegelen en dat de kerken „in mensen en in evangelisatie moeten investeren in plaats van in stenen en versiering”.

Ongetwijfeld hadden velen die meegewerkt hebben aan deze enorme gebouwen een oprechte liefde voor God. Ze bezaten onmiskenbaar „ijver voor God”, maar „niet overeenkomstig nauwkeurige kennis” (Romeinen 10:2). Jezus Christus heeft nooit gesuggereerd dat zijn volgelingen rijk versierde huizen van aanbidding moesten bouwen. Hij spoorde ware aanbidders aan ’met geest en waarheid te aanbidden’ (Johannes 4:21-24). Ondanks hun schoonheid zijn de machtige kathedralen van de christenheid in strijd met dit beginsel. Het mogen dan monumenten zijn voor de mannen die ze gebouwd hebben, maar God wordt er niet door verheerlijkt.

[Voetnoot]

^ ¶18 Zie het artikel „De Katharen — Waren zij christelijke martelaren?” in De Wachttoren van 1 september 1995, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen, blz. 27-30.

[Illustratie op blz. 13]

Kathedraal van Santiago de Compostela, Spanje

[Illustraties op blz. 15]

Boven: Het gebrandschilderde roosvenster in de Notre-Dame van Chartres, Frankrijk

Daaronder: Detail van een steenhouwer, Notre-Dame, Parijs

[Illustratie op blz. 15]

De 12de-eeuwse Notre-Dame van Parijs

[Illustratie op blz. 15]

Interieur van de Notre-Dame van Amiens. Het is Frankrijks grootste religieuze gebouw, met gewelven van 43 meter hoog