Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een verenigde broederschap bleef ongeschokt

Een verenigde broederschap bleef ongeschokt

Een verenigde broederschap bleef ongeschokt

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN EL SALVADOR

OM 11.34 UUR IN DE OCHTEND VAN 13 JANUARI 2001 WERD HEEL EL SALVADOR GESCHOKT DOOR EEN AARDBEVING DIE EEN KRACHT HAD VAN 7,6 OP DE SCHAAL VAN RICHTER EN VAN PANAMA TOT MEXICO WERD GEVOELD. ER ZIJN MAAR WEINIG MENSEN DIE OOIT ZULLEN VERGETEN WAARMEE ZE BEZIG WAREN OP HET MOMENT DAT ZE TOESLOEG.

„TOEN het ergste schudden over was, keken we omhoog en zagen we dat het topje van de berg uiteenspleet en vervolgens een paar seconden niet leek te bewegen”, herinnert Miriam Quezada zich. „Mijn dochter schreeuwde: ’Mama! Rennen! Rennen!’” Toen gleed de voorkant van de berg naar beneden en rolde in hun richting. In de gemeenschap van Las Colinas van Nueva San Salvador, of Santa Tecla, vielen ongeveer 500 slachtoffers en werden zo’n 300 huizen verwoest.

„Ik was net van huis gegaan en stond bij de bushalte te wachten toen de aardbeving toesloeg”, vertelt Roxana Sánchez. „Toen het beven stopte, hielp ik een dame bij het oprapen van haar tassen en dacht: ’Ik kan maar beter naar huis gaan, want mijn gezin zal wel ongerust zijn over mij.’” Toen Roxana de hoek omkwam, zag ze dat haar straat abrupt ophield onder aan een berg aarde. Haar huis was weg!

Er wordt onmiddellijk hulp verleend

In totaal zijn er in El Salvador meer dan 28.000 Getuigen en in het rampgebied — de streek langs de Salvadoraanse kust — wonen er duizenden. Hoewel ze hun eigen trauma nog niet te boven waren, begonnen velen zich al snel op de behoeften van anderen te richten. Mario Suarez, een reizende opziener van Jehovah’s Getuigen die in Santa Tecla dient, vertelt: „Ongeveer een uur na de aardbeving kreeg ik een verzoek om hulp. Er zouden enkele broeders en zusters vastzitten in hun huis. Onmiddellijk werd er een team van vrijwilligers gemobiliseerd.

We dachten dat er misschien een paar muren waren ingestort en dat het alleen een kwestie was van puin ruimen en een doorgang maken zodat degenen die vastzaten eruit konden. Maar niemand van ons had zich een voorstelling kunnen maken van de omvang van de ramp. Toen we ter plekke arriveerden, vroegen we zelfs waar de huizen waren. Tot onze grote schrik hoorden we dat we erbovenop stonden! De huizen waren tot aan de tweede verdieping onder een laag van drie meter aarde bedolven. Het was afgrijselijk!”

In de loop van de middag stroomden er zo’n 250 Getuigen uit buurgemeenten naar het gebied om te helpen. De vrijwilligers probeerden wanhopig met slechts pikhouwelen, spaden, plastic schalen en hun blote handen bij de overlevenden te komen. In Santa Tecla kwamen echter maar heel weinig mensen levend onder het puin vandaan. Onder de honderden die omkwamen — gestikt of verpletterd onder tonnen aarde — waren vijf Getuigen.

Georganiseerde hulpverlening

In het hele land werden gemeenten van Jehovah’s Getuigen bij hulpacties ingeschakeld. In Comasagua, Ozatlán, Santa Elena, Santiago de María en Usulután waren veel Getuigen hun huis kwijtgeraakt. Koninkrijkszalen en particuliere huizen werden veranderd in depots. „De hulp was enorm”, zegt Edwin Hernández, een reizend opziener. „De broeders kwamen met voedsel, kleding, matrassen, medicijnen en zelfs contant geld voor begrafeniskosten.”

Een hulpverleningscomité dat door het plaatselijke bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in het leven was geroepen, schakelde groepen uit minder ernstig getroffen gemeenten in om zorg te dragen voor de onmiddellijke behoeften van degenen die erger waren getroffen. Er werden werkgroepen samengesteld van tien tot twintig Getuigen die de nodige reparaties gingen verrichten.

Daarbij werden er door Regionale bouwcomités van Jehovah’s Getuigen, die gewoonlijk regelingen treffen voor de bouw van Koninkrijkszalen, groepen georganiseerd om noodwoningen te bouwen voor degenen wier huizen volledig waren verwoest. In El Salvador vloog de prijs van golfplaten omhoog en daarom schonk het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Guatemala edelmoedig een grote voorraad van dit materiaal. Het hout voor het bouwskelet van de onderkomens werd verschaft door de bijkantoren in de Verenigde Staten en Honduras.

Tijdens deze bedrijvige activiteiten hielden de aardschokken aan. Hele gemeenschappen sliepen op straat, onder stukken plastic en oude dekens. Het was zenuwslopend. Op 12 februari waren er in totaal 3486 naschokken geregistreerd.

Een tweede grote beving

Om 8.22 uur in de ochtend van 13 februari 2001, een maand na de eerste beving, werd het midden van El Salvador door een tweede beving getroffen, waarbij een kracht van 6,6 op de schaal van Richter werd geregistreerd. Opnieuw voerden Jehovah’s Getuigen in allerijl reddings- en hulpacties uit. Een ouderling die Noé Iraheta heet, legde uit: „Elke gemeenteboekstudieleider zocht de Getuigen op die aan zijn groep waren toegewezen om zich ervan te vergewissen dat ze allemaal in veiligheid waren.”

De steden San Vicente en Cojutepeque en hun buitenwijken waren zwaar getroffen. De plaatsen San Pedro Nonualco, San Miguel Tepezontes en San Juan Tepezontes lagen in puin. In Candelaria (Cuscatlán), waar bijna niets meer van over was, was een parochieschool ingestort waardoor meer dan twintig kinderen omkwamen. Salvador Trejo, een plaatselijke Getuige, vertelt: „Ongeveer een uur later hoorde ik iemand op straat roepen: ’Broeder Trejo!’ Eerst kon ik niets zien door het stof. Toen kwamen ineens de Getuigen uit Cojutepeque te voorschijn. Ze waren gekomen om te zien hoe het met ons ging!”

Opnieuw werden er buurgemeenten georganiseerd om slachtoffers van deze tweede ramp van noodzakelijke dingen te voorzien. Ze volgden het voorbeeld van de eerste-eeuwse christenen in Macedonië die smeekten om het voorrecht te mogen geven, hoewel ze zelf behoeftig waren. Leden van de gemeenten in de stad Santiago Texacuangos bijvoorbeeld, die grote verliezen hadden geleden tijdens de eerste aardbeving, kookten warme maaltijden om die naar hun broeders en zusters in het nabijgelegen San Miguel Tepezontes te brengen.

In totaal zijn er tijdens de aardbevingen in El Salvador naar schatting meer dan 1200 mensen omgekomen, en naar verluidt vonden in het aangrenzende Guatemala nog acht personen de dood.

Waardering voor de krachtsinspanningen

De georganiseerde krachtsinspanningen van de Getuigen om de slachtoffers te helpen, werden gewaardeerd door andere hulpverleningsteams. Een wagen van het Nationaal Noodcomité arriveerde om hulpgoederen af te leveren bij een Koninkrijkszaal die als opvangcentrum werd gebruikt. Een medewerkster zei vol bewondering: „Van alle opvangcentra die we hebben bezocht, is dit het eerste waar het er ordelijk aan toe gaat. Mijn complimenten!” Niemand stond bij de vrachtwagen te duwen of te dringen zoals dat bij andere centra het geval was geweest. De ouderen kwamen zelfs het eerst aan de beurt toen de geschonken goederen werden uitgedeeld.

De Getuigen beperkten hun hulpverlening niet tot medegelovigen. In San Vicente bijvoorbeeld zochten tientallen niet-Getuigen hun toevlucht op het terrein van de Koninkrijkszaal. „Hier in de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen”, zei Regina Durán de Cañas, „hebben de mensen een hart van goud. Ze openden hun hekken en zeiden: ’Kom binnen!’, en daarom zitten we hier. Zelfs ’s nachts houden ze beurtelings de wacht over ons terwijl we slapen.”

Het regelen van huisvesting

Nadat de schade in kaart was gebracht, werden er aanbevelingen gedaan aan het bijkantoor met betrekking tot het verschaffen van de benodigde huisvesting. Er werd een begin gemaakt met het bouwen van noodwoningen voor degenen die hun huis waren kwijtgeraakt. Ook werden er reparaties verricht aan huizen die slechts gedeeltelijk waren beschadigd. De hardwerkende, efficiënte bouwploegen trokken heel wat aandacht, want buren kwamen naar buiten om hen bij het werken gade te slaan.

Eén vrouw die dacht dat de werkers de langbeloofde hulpverleners uit de stad waren, kwam klagen dat er niemand bij haar was gekomen om haar te helpen bij het puin ruimen. De kinderen van de buren legden uit: „Nee mevrouw, ze zijn niet van de stad. Ze zijn van het Koninkrijk!” Moisés Antonio Díaz, een andere niet-Getuige, merkte op: „Het is mooi om mee te maken hoe Jehovah’s Getuigen degenen helpen die in nood zijn. Dit is een heel hechte organisatie en dankzij God zijn ze zo welwillend om ons, arme mensen te helpen. Ik heb met hen samengewerkt en ik ben van plan dat te blijven doen.”

Een zuster voor wie een noodwoning was gebouwd, huilde toen ze zei: „Mijn man en ik kunnen onze dankbaarheid niet beschrijven — ten eerste jegens Jehovah en ten tweede jegens deze broeders en zusters die ons, hoewel ze ons niet eens kenden, snel te hulp zijn geschoten.”

Tegen half april hadden de Getuigen voor slachtoffers van de aardbevingen 567 noodwoningen gebouwd en hadden bijna 100 huishoudens materialen ontvangen om hun beschadigde huizen te repareren. Zodra de behoeftige gezinnen een deur hadden die afgesloten kon worden en een dak om hen te beschermen, richtten de Getuigen hun aandacht op de 92 Koninkrijkszalen die gerepareerd of herbouwd moesten worden.

De draad van het leven weer oppakken

Naast de wederopbouw van gebouwen en huizen, waren velen vooral dankbaar voor de versterking van hun geestelijke gezindheid en emotionele welzijn.

„In de gegeven omstandigheden — de bevingen hielden namelijk aan — waren er momenten dat ik een zenuwinzinking nabij was, maar de broeders en zusters waren een constante bron van hartelijkheid en aanmoediging”, zei de eerder genoemde Miriam. „Wat hadden we zonder de broeders en zusters moeten beginnen?”

Jehovah’s liefdevolle zorg door middel van de gemeenteregeling heeft slachtoffers van de aardbevingen op verbazingwekkende manieren gemotiveerd. In Comasagua werden door de eerste beving bijna alle huizen van de Getuigen beschadigd of verwoest. Niettemin gaven twaalf van de zeventien Getuigen daar zich op om in april en mei aan de volletijddienst deel te nemen en zijn sindsdien twee personen vaste volletijdpredikers geworden.

Gemeenten in het departement Cuscatlán, een van de gebieden die het meest zijn getroffen door de tweede aardbeving, hielden in maart hun speciale dagvergadering. Er was een hoogtepunt van 1535 aanwezigen en er werden 22 personen gedoopt. Ondanks het feit dat zovelen van de aanwezigen pas hun huis hadden verloren, gaven zij, tot verbazing van de organisatoren van de vergadering, een aanzienlijk geldbedrag aan de congreshal.

Een Getuige uit San Vicente verwoordde de dankbare gevoelens van velen toen hij zei: „Ik had in de publicaties gelezen hoe de organisatie bij rampen in actie komt, maar nu heb ik het persoonlijk meegemaakt en heb ik de steun van de broederschap ondervonden. We hebben christelijke liefde in actie gezien. Wat is het een voorrecht tot dit verenigde volk te behoren!”

[Illustratie op blz. 23]

Door de aardverschuiving tengevolge van de beving raakten in Las Colinas meer dan 300 huizen bedolven

[Verantwoording]

Bottom of pages 23-5: Courtesy El Diario de Hoy

[Illustratie op blz. 24]

De dorpelingen gebruikten pikhouwelen, spaden en emmers bij hun reddingswerk

[Verantwoording]

Courtesy of La Prensa Gráfica (photograph by Milton Flores/Alberto Morales/Félix Amaya)

[Illustratie op blz. 25]

Ruïnes van de Koninkrijkszaal in Tepecoyo

[Illustratie op blz. 26]

In Tepecoyo werd door de broeders onmiddellijk een tijdelijk gebouwtje opgezet om hun vergaderingen in te houden

[Illustraties op blz. 26]

In korte tijd herbouwden de Getuigen hun Koninkrijkszalen en bouwden ze meer dan 500 noodwoningen

[Illustratie op blz. 26]

Een dankbare alleenstaande moeder en haar dochter zien hoe hun beschadigde huis weer wordt opgebouwd