Geloofsverhalen uit een historische gevangenis
Geloofsverhalen uit een historische gevangenis
Overal ter wereld bezoeken Jehovah’s Getuigen als vrijwilligers strafinrichtingen om gedetineerden te helpen die oprecht nader tot God willen komen. Ruim twintig jaar hebben we met succes zo’n bijbelonderwijsprogramma geleid in de federale strafgevangenis in Atlanta (Georgia, VS). Het bestuderen van de bijbel in zo’n gevangeniswereld is een hele uitdaging. Als vrijwillige bedienaren van Gods Woord hebben we te maken gehad met bankrovers, afpersers, moordenaars, drugsdealers, oplichters en zedendelinquenten. Hoe worden zulke personen geholpen?
HET zal u interesseren wanneer en hoe Jehovah’s Getuigen voor de eerste keer in deze gevangenis terechtgekomen zijn. Dat was op 4 juli 1918. Een groep van acht eminente christelijke bedienaren van het evangelie werd de vijftien granieten treden van deze federale strafgevangenis opgeleid. Als men zich gehouden heeft aan wat in die tijd gebruikelijk was, droegen ze handboeien die vastzaten aan een keten rond hun buik en ook voetkluisters. De nieuwkomers waren geestelijk bekwame mannen die een leidende positie bekleedden onder de Internationale Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen genoemd werden. Die mannen konden niet vermoeden dat het nog geen jaar zou duren voordat vast kwam te staan dat hun gevangenzetting een grove rechterlijke dwaling was. In maart 1919 liepen de acht Getuigen dezelfde gevangenistrap af, ongeboeid en vrij. Ze werden later gerehabiliteerd toen de autoriteiten besloten van verdere strafvervolging af te zien.Tijdens hun gevangenschap in Atlanta gaven die christelijke mannen bijbelstudielessen. Een van de acht gedetineerden, A. H. Macmillan, berichtte later dat de plaatsvervangend gevangenisdirecteur eerst vijandig was maar ten slotte enthousiast zei: „Die lessen die u hier [aan de gevangenen] geeft zijn geweldig!”
Nu, ruim tachtig jaar later, maken productieve bijbelstudielessen nog steeds blijvende indruk op personen in diezelfde gevangenis. Bij diverse gelegenheden hebben gevangenisautoriteiten leden van ons team uitgekozen voor speciale eervolle onderscheidingen. Aan de doeltreffendheid van de onderwijsprogramma’s van Jehovah’s Getuigen is ook bijzondere aandacht besteed in Volunteer Today, een nationale nieuwsbrief die wordt uitgegeven door de onder het ministerie van Justitie in de VS ressorterende Federale Gevangenisdienst.
Een van de voordelen van het bijbelstudieprogramma met gedetineerden is een opmerkelijke verbetering in hun gedrag. Als gevolg daarvan zijn sommigen eerder vrijgelaten. Cynische waarnemers zouden kunnen denken dat veroordeelden alleen om die reden de bijbel met ons bestuderen. Hoewel dat in enkele gevallen zo is geweest, heeft onze ervaring vaak anders uitgewezen. We zijn steeds weer enthousiast te horen dat onze studenten vele jaren na hun vrijlating uit de gevangenis nog steeds een goed christelijk gedrag vertonen. Hier volgen enkele van de vele ervaringen die ons ten deel zijn gevallen achter de hoge muren van deze historische inrichting.
Allochtone gedetineerden vinden hoop
In het begin van de jaren ’80 genoten degenen van ons die in de strafgevangenis in Atlanta predikten het voorrecht, veel allochtone gevangenen te helpen. Sommige veranderingen waren heel bijzonder.
Raoul * was in het begin echt gevaarlijk. Hij en een vriend waren beroepsmisdadigers die veroordeeld waren wegens moord. Volgens de ouderlingen die hen hielpen, waren ze bijzonder gewelddadig. Raoul had doodsvijanden. Eén man had gezworen Raoul te vermoorden, en Raoul had gezworen de man te vermoorden. Raoul was doodsbenauwd toen zijn aartsvijand naar Atlanta werd overgeplaatst. Het leek slechts een kwestie van tijd of deze twee oude vijanden zouden elkaar treffen op de binnenplaats, in de kantine of het cellenblok. Maar na de bijbel met Jehovah’s Getuigen bestudeerd te hebben, veranderde Raoul radicaal, qua denkwijze, manier van doen en uiterlijk. Toen de twee mannen elkaar ten slotte op de binnenplaats passeerden, herkende Raouls aartsvijand hem niet eens! De bloedige confrontatie die onvermijdelijk had geleken, vond nooit plaats.
Toen Raoul besloot zijn opdracht aan God door de doop te symboliseren, moest er een geschikte waterkuip gevonden worden. De aalmoezenier bracht uitkomst: hij zorgde voor een zwarte doodkist als doopbassin. De doodkist werd tot de rand met water gevuld. Maar Lukas 3:21, voetnoot). Tegenwoordig is Raoul vrij man en dient hij nog steeds als een ijverige christelijke prediker.
Raoul leek langer dan de kist. Dus moesten twee ouderlingen er gezamenlijk voor zorgen dat Raoul helemaal ondergedompeld werd, zoals de bijbel voorschrijft (In 1987 leidde een beslissing om veel allochtone gedetineerden te deporteren tot een fel oproer in de gevangenis waarbij grote vernielingen werden aangericht en dat internationaal in het nieuws kwam. Er werden mensen gegijzeld. Maar slechts weinigen kennen de verhalen van moedige allochtone gevangenen die hun leven op het spel zetten door te weigeren aan de explosieve en gewelddadige opstand mee te doen. Het waren studenten van onze bijbelstudieklassen. Deze mannen, die eens gauw klaarstonden om op leven en dood te vechten, bleven neutraal — deden niet mee aan het geweld en het vandalisme. Wat een welsprekend getuigenis van het vermogen van de bijbel om zelfs genadeloze misdadigers te hervormen tot vredelievende christenen! — Hebreeën 4:12.
Vergeving gezocht
Een andere gedenkwaardige ervaring was die van James. Hij was een van Jehovah’s Getuigen geweest maar had toegelaten dat hij geestelijk verzwakte. Hij bezweek voor verleiding en lichtte de bank op, waarna hij uit de christelijke gemeente werd gesloten en gevangen werd gezet in de federale strafgevangenis in Atlanta. Later vertelde hij ons: „Het was verreweg de ellendigste tijd van mijn leven.”
Het leven in de gevangenis was hard. „Ik voelde me verschrikkelijk geïsoleerd en wanhopig”, vertelde James. Maar zijn verblijf in een kleine cel bracht hem ertoe wat serieus zelfonderzoek te doen. Hij beschreef het zo: „Wat me in de gevangenis nog het meest dwarszat waren niet mijn persoonlijke moeilijkheden
maar de manier waarop ik mijn hemelse Vader had teleurgesteld.” Na verscheidene maanden benaderde een van de gedetineerden die de bijbel met de Getuige-vrijwilligers bestudeerden James en nodigde hem uit de bijbelstudielessen bij te wonen. Beschaamd weigerde James eerst. Maar de jonge man hield aan en uiteindelijk ging James naar een zondagvergadering.Hij was diep onder de indruk van de liefdevolle bezorgdheid die de Getuigen die de klas leidden voor de studenten toonden. Later trof iets anders hem. Op basis van vroegere ervaringen was James ervan uitgegaan dat alle religieuze vrijwilligers goed voor hun werk met de gedetineerden betaald werden. Maar tot zijn verbazing hoorde hij dat de Getuigen geen rekeningen indienden en niet voor hun diensten betaald kregen. — Mattheüs 10:8.
James begon verlangend naar de vergaderingen uit te zien. Hij vond de broeders die de vergaderingen leidden vriendelijk en aanmoedigend. Eén ouderling in het bijzonder maakte diepe indruk op hem. „Ik telde de dagen tot zijn volgende bezoek,” vertelt James, „omdat hij de waarheid van Gods Woord tot leven bracht; zijn instelling werkte aanstekelijk. Hij doordrong mij van de noodzaak de bijbel analytisch te lezen om de ware strekking van de boodschap te begrijpen — me die echt eigen te maken en, belangrijker nog, de zin van Christus te ontwikkelen.”
James vond het moeilijk te geloven dat God zijn fouten kon vergeven. Wat heeft hem geholpen? „Gods vergeving werd weerspiegeld in de manier waarop we door getrouwe en opofferingsgezinde mannen werden behandeld. * Eén ding werd heel duidelijk: Ondanks mijn verschrikkelijke zonden wekte de broeder nooit ook maar in het minst de indruk dat God me geen vergeving kon schenken. Jehovah liet me nooit in de steek. Hij zag dat ik innig berouw had en niets meer met zulk dwaas en frauduleus gedrag te maken wilde hebben; en hij heeft me rijk gezegend.” James werd dan ook weer in de christelijke gemeente opgenomen. Het is nu ongeveer tien jaar geleden dat hij vrijkwam en hij is actief en ijverig gebleven. Tot grote vreugde van zijn vrouw en kinderen is hij nu dienaar in de bediening en heeft hij onlangs zijn eerste openbare lezing gehouden.
De weg gevonden
We ontmoetten Johnny in het begin van de jaren ’90. Zijn familie had enig contact met Jehovah’s Getuigen maar geen van hen was geestelijk sterk tijdens Johnny’s vormingsjaren, waarin hij geestelijke en morele leiding nodig had. Johnny verviel tot een leven vol criminaliteit. Hij werd veroordeeld en moest zijn straf uitzitten in het federale strafkamp naast de strafgevangenis in Atlanta. Tijdens zijn detentie in het kamp hoorde hij van onze bijbelstudielessen en besloot erheen te gaan.
In het begin kon Johnny nauwelijks lezen. Hij wilde echter zo graag meer kennis verwerven over Jehovah en Jezus Christus, dat hij vastbesloten was vlot te leren lezen (Johannes 17:3). Onze studieklassen helpen gedetineerden vaak op dat punt, vooral wanneer het gaat om begrijpend lezen en voorlezen. Johnny deed zo zijn best bij zijn studie dat zijn medestudenten naar hem op gingen zien als het toonbeeld van de serieuze bijbelstudent.
Een flink aantal maanden later werd Johnny overgeplaatst naar de federale inrichting in Talladega (Alabama) om er een van de onderwijsprogramma’s over drugs te volgen. Daar aangekomen ging hij direct meedoen aan de christelijke vergaderingen van Jehovah’s Getuigen die er werden gehouden. Hij bleef actief op dat gebied tot hij uiteindelijk vrijkwam. En toen die heuglijke dag was aangebroken, nam hij onmiddellijk contact op met de Getuigen in zijn kleine woonplaats. Hij werd hartelijk ontvangen en bleef studeren en geestelijke vorderingen maken.
Johnny’s enthousiasme en liefde voor de bijbelse waarheid zijn ook een aanmoediging voor zijn moeder geweest om meer betrokken te zijn bij de activiteiten van de gemeente. Hij is een grote bron van kracht en praktische hulp voor haar. Onlangs is hij gedoopt als symbool van zijn opdracht aan Jehovah God en hij heeft nog steeds een actief aandeel aan de christelijke bediening.
Een rijke oogst
De afgelopen twintig jaar zijn ruim veertig gedetineerden in de strafgevangenis in Atlanta geholpen gedoopte Getuigen van Jehovah te worden; meer dan negentig andere gedetineerden hebben ook profijt getrokken van wekelijkse bijbelstudies. Andere gevangenen zijn na hun vrijlating uit de gevangenis of na hun overplaatsing naar een andere gevangenis gedoopt.
Degenen van ons die week in week uit deze historische gevangenis bezoeken om werkelijk berouwvolle gedetineerden te helpen, zijn dankbaar dat we deze unieke christelijke bediening mogen verrichten (Handelingen 3:19; 2 Korinthiërs 7:8-13). In een grimmige setting van bewapende uitkijkposten, bewaarders, elektrische hekken en glanzende rollen prikkeldraad is het voor ons een vreugdevolle en ontzagwekkende ervaring te zien hoe federale misdadigers een keer in hun leven brengen en eerlijke staatsburgers en trouwe aanbidders van God worden. — 1 Korinthiërs 6:9-11. — Ingezonden.
[Voetnoten]
^ ¶3 Zie voor een gedetailleerd verslag over die zaak Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, blz. 647-656, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
^ ¶9 De namen van gedetineerden zijn veranderd.
^ ¶17 In De Wachttoren van 15 april 1991 kregen christelijke ouderlingen de aanmoediging barmhartige bezoeken te brengen bij veel van de personen die uit de christelijke gemeente gesloten zijn, met de bedoeling hen aan te moedigen tot Jehovah terug te keren. — 2 Korinthiërs 2:6-8.
[Kader/Illustraties op blz. 20, 21]
’U hebt een paar van mijn allerbeste vrienden gastvrij onthaald’
IN april 1983 bracht Frederick W. Franz, die toen deel uitmaakte van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, een bezoek aan de federale strafgevangenis in Atlanta. Hij had er erg naar uitgezien juist die gevangenis te bezoeken. Toen hij het gebouw binnenkwam, riep hij luid tegen de bewaarder die achter het bureau in de ontvangsthal zat: „Ik wil u laten weten dat u hier een paar van mijn allerbeste vrienden gastvrij hebt onthaald!” De bewaarder keek op z’n zachtst gezegd verbaasd. Waar had Franz het over?
Het was 64 jaar geleden dat Joseph F. Rutherford en zijn zeven metgezellen ten onrechte waren veroordeeld wegens samenzwering. Rutherford en Franz werden later goede vrienden en collega’s. Nu, ruim veertig jaar na Rutherfords dood — en toen hij zelf een jaar of negentig was — vond Franz het heerlijk de plaats te bezoeken waar zijn vriend zo lang geleden gevangen had gezeten. Ongetwijfeld dacht hij aan het werk dat Rutherford en zijn metgezellen binnen die muren hadden gedaan. Wat voor werk?
Kort nadat Rutherford en zijn metgezellen waren aangekomen, zei de plaatsvervangend directeur tegen hen: „We gaan u wat werk geven. Wat kunt u?”
A. H. Macmillan, een van de acht, antwoordde: „Ik heb van mijn leven nog nooit iets anders gedaan dan prediken. Valt er op dat gebied hier iets te doen?”
„Nee meneer! Daarvoor zit u hier, en ik zeg u hierbij dat er door u hier niet gepredikt wordt.”
Er verstreken verscheidene weken. Van alle gevangenen werd verlangd dat ze op zondag de kerkdienst bijwoonden, en iedereen die dat wilde, kon daarna blijven voor de zondagsschool. De acht mannen besloten hun eigen bijbelstudieklas te vormen, die ze om beurten leidden. „Er begonnen wat nieuwsgierigen te komen en er kwamen er nog meer”, vertelde Rutherford later. Al gauw was het kleine groepje van acht uitgegroeid tot negentig!
Hoe reageerden de gevangenen op de bijbelstudieklas? Eén gevangene zei: „Ik ben 72 jaar, en ik moest achter de tralies belanden om de waarheid te horen. Daarom ben ik blij dat ik naar de strafgevangenis ben gestuurd.” Een ander merkte op: „Mijn tijd zit er bijna op; het spijt me dat ik weg moet . . . Kunt u me zeggen waar ik mensen zoals u kan vinden als ik wegga?”
De avond voordat de acht mannen werden vrijgelaten, ontvingen ze een ontroerende brief van een jonge man die hun klas had bijgewoond. Hij schreef: „Ik wil u laten weten dat ik door u de wens ben gaan koesteren om een beter, groter mens te worden, als dat mogelijk is vanuit een karkas zo bezoedeld en door de wereld getekend als het mijne. . . . Ik ben zwak, erg zwak, niemand weet dat beter dan ik, maar ik zal mijn best doen en zo nodig met mezelf vechten om dit zaad dat u hebt gezaaid ten volle vrucht te laten dragen, opdat ik niet alleen mezelf maar ook de mensen om me heen kan helpen. Dat klinkt misschien allemaal wat vreemd van de kant van iemand zoals ik, maar ik meen het uit het diepst van mijn hart, woord voor woord.”
Nu, ruim tachtig jaar later, worden er door Jehovah’s Getuigen nog steeds zaden van bijbelse waarheid gezaaid in de strafgevangenis in Atlanta — evenals in veel andere gevangenissen. — 1 Korinthiërs 3:6, 7.