Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Religieuze vervolging in Georgië — Hoe lang nog?

Religieuze vervolging in Georgië — Hoe lang nog?

Religieuze vervolging in Georgië — Hoe lang nog?

VAN DE KUST van de Zwarte Zee met haar milde klimaat tot de met ijs bedekte bergen van de Kaukasus is Georgië een land van natuurschoon. De dichte wouden, snelstromende rivieren en rijkelijk begroeide valleien sieren deze bergachtige streek aan weerszijden van de grens van Europa en Azië. Tbilisi, de hoofdstad van Georgië, is een bruisende stad met een mengeling van moderne gebouwen en oude architecturale monumenten. Maar het beste wat Georgië heeft, zijn de mensen, bekend om hun sterke familiebanden en hartelijke gastvrijheid.

Door de hele geschiedenis heen hebben de mensen in Georgië onderdrukking ondervonden. Hun land heeft invasies meegemaakt van Romeinen, Perzen, Byzantijnen, Arabieren, Turken, Mongolen, Russen en anderen. Volgens één telling is Tbilisi 29 maal verwoest! * Desondanks hebben de Georgiërs niet alleen hun liefde voor het leven, de kunst en voor zingen en dansen behouden, maar ook hun reputatie als tolerante samenleving.

Helaas kan dit echter niet meer van alle mensen in Georgië worden gezegd. De afgelopen twee jaar heeft een kleine groep Georgiërs de reputatie van hun land geschaad door honderden medeburgers te mishandelen. Groepen woedende aanvallers hebben onschuldige mannen, vrouwen, kinderen en ook ouderen en gehandicapten geslagen. Met de slagen van knuppels vol spijkers en ijzeren staven hebben de aanvallers het lichaam van hun slachtoffers verwond, hun gezicht opengehaald en hun hoofdhuid opengereten. Waarom worden onschuldige Georgische burgers zo wreed geslagen? Omdat ze Jehovah’s Getuigen zijn — een christelijke gemeenschap die zelfs al in Georgië bestond voordat de meeste van de aanvallers geboren werden.

Van aanklachten tot aanvallen

Hoewel in Georgië godsdienstvrijheid wordt gegarandeerd, is de lectuur van Jehovah’s Getuigen regelmatig in beslag genomen. In april 1999 zeiden de douanebeambten dat de lectuur alleen kon worden vrijgegeven met de toestemming van de patriarch, het hoofd van de Georgisch-Orthodoxe Kerk. * De maand daarop werd de Orthodoxe Kerk weer genoemd — dit keer in de Isani-Samgori arrondissementsrechtbank van Georgië. Daar maakte Goeram Sjaradze, parlementair afgevaardigde en leider van de politieke beweging „Georgië boven alles!”, een rechtszaak aanhangig met de bedoeling de rechtspersonen waarvan Jehovah’s Getuigen zich bedienen te laten ontbinden. Hij beschuldigde de Getuigen ervan tegen de staat en gevaarlijk te zijn. Wie steunde de beschuldiging van Sjaradze? Aan het procesdossier was een brief toegevoegd van de secretaris van het Patriarchaat van Heel Georgië.

Op 20 mei 1999 nam Georgië de Europese conventie tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden aan en verbond zich daarmee de artikelen van het verdrag na te leven. Artikel 10 luidt: „Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.” Heeft dit recht de tegenstanders van de Getuigen verhinderd door te gaan met hun pogingen religieuze lectuur te laten verbieden? Helemaal niet!

Op 21 juni 1999 drong het Bureau van het Patriarchaat van Heel Georgië in een brief aan het hoofd van de douanecontrole aan op „een verbod op de distributie van buitenlandse religieuze lectuur”. Bovendien verklaarde Giorgi Andriadze, een officiële woordvoerder van de Georgisch-Orthodoxe Kerk, dat Jehovah’s Getuigen gevaarlijk waren en dat hun organisatie moest worden verboden. Deze beschuldigingen waren aan geen dovemansoren gezegd. Religieuze fanatici, die in het verleden lectuur van Jehovah’s Getuigen hadden verbrand, voelden zich nu gesterkt in hun mening dat ze de Getuigen zelf konden aanvallen zonder daarvoor gestraft te worden. Op zondag 17 oktober 1999 sloegen ze opnieuw toe.

Acties van het gepeupel blijven ongestraft

Die zondag woonden zo’n 120 Getuigen van Jehovah — mannen, vrouwen en kinderen — een religieuze bijeenkomst bij in Tbilisi. Plotseling stormden Vasili Mkalavisjvili, een uit zijn ambt ontzette, orthodoxe priester en 200 van zijn volgelingen de vergaderzaal binnen. * Ze omsingelden de Getuigen en sloegen hen keer op keer met houten knuppels en ijzeren kruisen. Vier aanvallers grepen één Getuige bij zijn armen en nek. Ze duwden zijn hoofd naar beneden en begonnen het te scheren terwijl het gepeupel zich verkneukelde over zijn vernedering. Toen de waanzinnige bende uiteindelijk vertrok, moesten zestien Getuigen in het ziekenhuis worden behandeld. Eén man had drie gebroken ribben. Een andere Getuige, een veertigjarige vrouw genaamd Phati, herinnerde zich later: „Ze begonnen tegen me te schreeuwen en een van hen sloeg me zo hard hij kon. Hij sloeg me in het gezicht en op mijn ogen. Ik probeerde mijn gezicht te beschermen met mijn handen. Er liep bloed langs mijn vingers.” Toen deze bruut klaar was met Phati, kon ze met haar linkeroog niets meer zien. Tengevolge van de aanval heeft Phati’s oog nu blijvende schade opgelopen.

Deze gewelddadige aanval, die op de televisie te zien was, heeft president Edvard Sjevardnadze ertoe gebracht zijn mening te geven. De volgende dag zei hij: „Ik veroordeel dit voorval en vind dat justitie een strafzaak moet beginnen.” Aangezien de leider van het gepeupel en de andere aanvallers herkenbaar zijn op de videobeelden, zou hun veroordeling een vrij eenvoudige zaak moeten zijn. Toch is twee jaar later nog geen van de aanvallers veroordeeld.

Aangespoord door straffeloosheid

Het wekt geen verbazing dat de passiviteit van de — wereldlijke en kerkelijke — autoriteiten bij de aanvallers het idee heeft overgebracht dat geweld getolereerd zou worden. Aangespoord door deze straffeloosheid verhevigden ze het gewelddadige plunderen, afranselen en schoppen van Jehovah’s Getuigen — in particuliere huizen, op straat en in plaatsen van aanbidding. Tussen oktober 1999 en augustus 2001 waren er meer dan tachtig gedocumenteerde aanvallen op Jehovah’s Getuigen waarvan meer dan duizend personen het slachtoffer waren geworden. Niettemin vertelde een aanklager van de stad Tbilisi op 9 februari 2001 aan verslaggevers dat het onderzoek naar Vasili Mkalavisjvili „nog steeds loopt”. Helaas laten de autoriteiten van Georgië op het moment dat dit wordt geschreven nog steeds toe dat tegenstanders van Jehovah’s Getuigen hun door haat ingegeven misdrijven uitvoeren. — Zie het kader „Acties van het gepeupel duren voort”.

Welke rol speelt de politie hierbij? Nieuwsberichten en videobeelden onthullen dat de politie de aanvallen op Jehovah’s Getuigen niet alleen toeliet maar er ook aan deelnam! Op 8 september 2000 bijvoorbeeld verstoorde een groep met knuppels uitgeruste politieagenten in de stad Zoegdidi een vredig congres van 700 Getuigen van Jehovah. Ooggetuigen berichtten dat gemaskerde politieagenten „een spoor van vernieling achterlieten” en meer dan 50 Getuigen hadden geslagen. „Het was hartverscheurend”, zei de eigenaar van het congresterrein, terugdenkend aan de angstige blikken van de kinderen toen er over hun hoofden losse antitankpatronen werden afgevuurd. De politie stormde het terrein op en liet het gebouw tot de grond toe afbranden. Toch zijn ze tot op de dag van vandaag niet gestraft.

Omdat dit gemene voorval geen uitzondering is (zie het kader „Politiedeelname”) uitte het VN-comité tegen marteling op 7 mei 2001 terecht zijn bezorgdheid over „voortdurende handelingen van marteling en andere daden van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in Georgië door ordehandhavers; de aanhoudende nalatigheid om in alle gevallen onmiddellijke, onbevooroordeelde en volledige onderzoeken in te stellen naar de talrijke beschuldigingen van marteling”. * Ja, niet één van de meer dan 400 aanklachten die Jehovah’s Getuigen bij de politie hebben ingediend, heeft geleid tot een veroordeling van de daders die bekend waren! De door het parlement van Georgië gekozen Ombudsman, gaf daarom het volgende commentaar: „De mensenrechten worden geschonden door uitgerekend die mensen die op grond van hun functie verplicht zijn die rechten te beschermen. Voor hen zijn mensenrechten niet veel meer dan een stukje papier.”

Uitspraak Hooggerechtshof veroorzaakt verwarring

Alsof onwettige aanvallen door gepeupel en politie nog niet genoeg waren, deed het Hooggerechtshof van Georgië onlangs een uitspraak die verwarring veroorzaakte over de rechten van Jehovah’s Getuigen.

Laten we eens wat achtergrondinformatie beschouwen. De politicus Goeram Sjaradze spande een rechtszaak aan in een poging de rechtspersonen waarvan Jehovah’s Getuigen zich bedienen te laten ontbinden. Zijn vordering werd op 29 februari 2000 afgewezen. Sjaradze ging echter in beroep en won. Jehovah’s Getuigen gingen op hun beurt in cassatie bij het Hooggerechtshof. Op 22 februari 2001 besliste het Hof in het nadeel van de Getuigen, voornamelijk vanwege juridisch-technische details. Het Hof redeneerde dat de grondwet specifiek bepaalt dat religies als publiekrechtelijk orgaan geregistreerd moeten worden volgens een vooralsnog niet-bestaande wet die de registratie van kerkgenootschappen gedetailleerd zou regelen. Het Hof besloot dat nu deze wet ontbrak, Jehovah’s Getuigen niet op enige andere manier geregistreerd konden worden. Zo’n vijftien andere genootschappen die religieuze activiteiten ondersteunen, zijn in Georgië echter wel wettelijk geregistreerd.

In een reactie op de uitspraak van het Hof zei Micheil Saakasjvili, de Georgische minister van Justitie, in een televisie-interview: „Vanuit juridisch standpunt is de uitspraak heel dubieus. Ik denk niet dat dit de meest geslaagde bladzijde uit de geschiedenis van het Hof is.” Zoerab Adeisjvili, fungerend voorzitter van de parlementaire commissie voor juridische zaken in Georgië, zei tegen Keston News Service dat hij „zeer bezorgd” was over de beslissing omdat „het extremistische krachten binnen onze [Georgisch-Orthodoxe] Kerk aanmoedigt religieuze minderheden te onderdrukken”. Helaas bleek de ongerustheid van Adeisjvili gegrond. Een paar dagen na de uitspraak laaide het geweld tegen Jehovah’s Getuigen weer op. In 2001 werden de Getuigen op 27 februari, 5 maart, 6 maart, 27 maart, 1 april, 7 april, 29 april, 30 april, 7 mei, 20 mei, 8 juni, 17 juni, 11 juli, 12 augustus, 28 september en 30 september door gepeupel, politie en orthodoxe priesters aangevallen. En de lijst wordt alsmaar langer.

Te midden van deze nieuwe golf van vervolging zette het Hof de ongebruikelijke stap om zijn uitspraak te verduidelijken door te zeggen: „Helaas heeft het publiek de nietigverklaring van de registratie van de Vereniging van Jehovah’s Getuigen door het Hof verkeerd geïnterpreteerd . . . Toen de rechterlijke uitspraak inzake de registratie van de gedaagden als een privaatrechtelijke rechtspersoon werd vernietigd, werd hun recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst niet direct noch indirect geweld aangedaan of beperkt. Hun vrijheid om hun geloofsovertuiging te veranderen, of dat nu alleen is of samen met anderen, in het openbaar of privé, werd niet aan banden gelegd. . . . De uitspraak van het Hof heeft het recht van de gedaagden om hun ideeën en informatie te ontvangen en uit te dragen niet beperkt. Ze vormde geen beletsel voor hun recht om vreedzame bijeenkomsten te houden.”

Duizenden Georgiërs spreken zich uit tegen vervolging

Hoewel het erop lijkt dat deze verklaring door het Hof weinig effect heeft gehad op de geweldplegers, is het hartverwarmend op te merken dat duizenden burgers in Georgië de aanhoudende vervolging al hebben veroordeeld. Vanaf 8 januari 2001 lieten Jehovah’s Getuigen een petitie circuleren met het verzoek tot bescherming tegen aanvallen van gepeupel en tot de gerechtelijke vervolging van degenen die hebben deelgenomen aan gewelddadige aanvallen op Georgische burgers. Binnen twee weken ondertekenden 133.375 volwassen burgers uit alle streken van Georgië de petitie. In aanmerking nemend dat er in Georgië slechts 15.000 Getuigen van Jehovah zijn, was de overweldigende meerderheid van de ondertekenaars waarschijnlijk lid van de Georgisch-Orthodoxe Kerk. Maar op 22 januari 2001 verdween de petitie. Wat gebeurde er?

Op die dag werd in het kantoor van Nana Devdariani, de Ombudsman van Georgië, een persconferentie gehouden om de petitie officieel vrij te geven. Tijdens de bijeenkomst stormden plotseling Vasili Mkalavisjvili en tien anderen het kantoor binnen om de veertiendelige petitie weg te pakken. Een vertegenwoordiger van het Kaukasische Instituut voor Vrede en Democratie probeerde de petitie nog te beschermen, maar de indringers mishandelden haar. Terwijl Mkalavisjvili er allemaal scheldwoorden uitgooide, gristen zijn aanhangers twaalf van de veertien delen weg bij de organisatoren en gingen ermee aan de haal. Een buitenlandse diplomaat die getuige was van dit voorval riep: „Dit is gewoon niet te geloven!” Gelukkig kwam de petitie op 6 februari weer in het bezit van de Getuigen en op 13 februari 2001 werd ze aangeboden aan de president van Georgië.

„Alle daden van intimidatie . . . zullen strafrechtelijk worden vervolgd”

Jehovah’s Getuigen in Georgië en de rest van de wereld rekenen erop dat de president van Georgië actie onderneemt op deze petitie. Per slot van rekening heeft president Sjevardnadze zich in het verleden herhaaldelijk veroordelend uitgelaten over de vervolging van Jehovah’s Getuigen. Op 18 oktober 1999 bijvoorbeeld beschreef de president de aanvallen op Jehovah’s Getuigen als „pogroms” die „niet te tolereren” waren. Op 20 oktober 2000 schreef president Sjevardnadze aan een lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen: „Wij zullen ons best doen om geweld uit te bannen.” Hij voegde eraan toe: „Laat mij u ervan verzekeren dat de Georgische autoriteiten onwrikbaar vast blijven houden aan de bescherming van mensenrechten en de vrijheid van geweten.” In een brief aan de Commissie van Veiligheid en Samenwerking in Europa zei hij op 2 november 2000 nog eens: „Deze kwestie [van de positie van minderheidsreligies in Georgië] is ook het middelpunt van ernstige bezorgdheid bij ons volk en de regering geweest.” Hij verzekerde de commissie: „Alle daden van intimidatie en fysiek geweld zullen strafrechtelijk worden vervolgd en de daders zullen wettelijk verantwoordelijk worden gehouden.”

Bezorgde waarnemers in Europa en andere delen van de wereld hopen dat de vastberaden woorden van president Sjevardnadze spoedig zullen worden bewaarheid. Ondertussen houden Jehovah’s Getuigen over de hele wereld aan in gebed ten behoeve van hun medegelovigen in Georgië terwijl die moedige Getuigen er ondanks bittere vervolging mee voortgaan Jehovah te dienen. — Psalm 109:3, 4; Spreuken 15:29.

[Voetnoten]

^ ¶3 Zie voor meer informatie over Georgië het artikel „Georgië — Een oud erfdeel bewaard”, in de Ontwaakt! van 22 januari 1998.

^ ¶6 In 2001 stopte de douane echter met het confisqueren van de lectuur van Jehovah’s Getuigen.

^ ¶10 Vasili Mkalavisjvili werd halverwege de jaren ’90 uit de Georgisch-Orthodoxe Kerk gezet nadat hij harde kritiek had geuit op de kerk wegens haar lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken. (Sindsdien heeft de Georgisch-Orthodoxe Kerk haar lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken opgezegd.) Ondertussen heeft Mkalavisjvili zich aangesloten bij de Griekse Oudkalendaristen onder aartsbisschop Cyprianus.

^ ¶15 Georgië is een van de 123 staten die het VN-verdrag tegen marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing hebben ondertekend. Als zodanig heeft Georgië zich verbonden „marteling uit te bannen”.

[Inzet op blz. 24]

„Alle daden van intimidatie en fysiek geweld zullen strafrechtelijk worden vervolgd en de daders zullen wettelijk verantwoordelijk worden gehouden.” — Edvard Sjevardnadze, president van Georgië, 2 november 2000

[Inzet op blz. 24]

„Wij hopen dat deze kwestie [van gewelddadigheden tegen religieuze minderheden] zal worden opgelost en dat alle religieuze groeperingen in Georgië onbeperkte vrijheid zullen genieten om hun religieuze overtuiging te belijden.” — David Soembadze, juridisch adviseur van de ambassade van Georgië in Washington D.C. (VS), 3 juli 2001

[Kader/Illustratie op blz. 20]

ACTIES VAN HET GEPEUPEL DUREN VOORT

Het verzuim van de Georgische autoriteiten om de aanvallers van Jehovah’s Getuigen te veroordelen, heeft de Getuigen blootgesteld aan meer daden van vervolging.

Op 22 januari 2001 bijvoorbeeld vielen de voormalig orthodoxe priester Vasili Mkalavisjvili en zijn bende een religieuze bijeenkomst van zeventig Getuigen binnen in de wijk Svanetis Oebani van Tbilisi. De aanvallers sloegen en schopten de Getuigen en bewerkten hen met houten en ijzeren kruisen. Een van de aanvallers sloeg zo hard met een groot houten kruis op het hoofd van een Getuige dat de dwarsbalk ervan afbrak. Enkele Getuigen werden een donkere kamer ingesleurd, waar ze door verscheidene aanvallers werden geslagen. Bejaarde Getuigen werden gedwongen tussen twee rijen aanvallers door te lopen terwijl ze met vuisten en kruisen werden geslagen. Twee volwassen mannen achtervolgden een veertienjarige jongen waarna ze de hulpeloze knaap sloegen en schopten. Een dertigjarige aanvaller zat een twaalfjarige jongen achterna en beukte met een kolossale Georgische bijbel op het hoofd van het kind. Intussen was er een Getuige het huis uit gerend om de politie te bellen, maar hij werd gepakt. Het gepeupel sloeg net zo lang op zijn gezicht totdat zijn mond vol bloed was en hij begon over te geven. Ten slotte ging het meedogenloze gepeupel uiteen. De aanvallers bleven ongestraft.

Op 30 april 2001 maakten aanhangers van Mkalavisjvili opnieuw een einde aan een religieuze vergadering van dezelfde gemeente van Jehovah’s Getuigen. De aanvallers sleurden de Getuigen naar buiten en sloegen hen met stokken waarin spijkers zaten. De scherpe punten reten de rechterarm, de linkerhand, de linkervoet en de linkerwang open van een Getuige die Tamaz heet. Bovendien moesten er vijf hechtingen worden aangebracht om een diepe snee in het hoofd van Tamaz te dichten. Het gepeupel doorzocht ook het huis waar de vergadering werd gehouden, waarbij ze meubels, elektrische apparaten en alle ruiten vernielden. Vervolgens maakten ze een groot vuur waarin ze lectuur die door Jehovah’s Getuigen was uitgegeven, verbrandden. Op 7 juni 2001 verzocht Human Rights Watch de Georgische minister van Binnenlandse Zaken, Kacha Targamadze, en de hoofdaanklager van Georgië, Gia Mepharisjvili, officieel om informatie over de stappen die zijn genomen om de daders van deze en andere recente aanvallen strafrechtelijk te vervolgen. Tot nu toe is tegen geen van de aanvallers een strafrechtelijke vervolging ingesteld.

[Kader op blz. 21]

POLITIEDEELNAME

Op 16 september 2000 plaatste de politie van de stad Marneoeli wegblokkades om negentien bussen met Jehovah’s Getuigen ervan te weerhouden een congreslokatie te bereiken. Bij één versperring gooiden de aanvallers stenen naar de bussen met de Getuigen, waardoor een van de passagiers aan het hoofd werd geraakt. Diverse Getuigen werden uit de bussen gesleurd en geslagen, terwijl andere passagiers werden beroofd. Tegelijkertijd verleende de politie vrije doorgang aan busladingen aanhangers van Mkalavisjvili, die eropuit waren het congresterrein te vernielen. Het gepeupel verbrandde anderhalve ton aan religieuze lectuur. De politie ter plekke deed mee aan het slaan van Getuigen.

Caucasus Press berichtte dat het ministerie van Binnenlandse Zaken deze aanval zou onderzoeken en „passende maatregelen” zou nemen. Rechercheurs hebben deugdelijke gronden om de daders aan te klagen. Artikel 25 van de grondwet van Georgië garandeert alle mensen het recht op het houden van een openbare vergadering. Toch is geen van de aanvallers strafrechtelijk vervolgd. Vijf maanden na deze aanval berichtte Keston News Service dat een advocate van Goeram Sjaradze, de leider van de politieke beweging „Georgië boven alles!”, toegaf dat Sjaradze invloed had uitgeoefend op de autoriteiten in Marneoeli en Zoegdidi om te verhinderen dat er twee congressen van Jehovah’s Getuigen zouden plaatsvinden.

[Kader op blz. 21]

DE GRONDWET VAN GEORGIË GARANDEERT BESCHERMING

De grondwet van Georgië, daterend van 24 augustus 1995, garandeert godsdienstvrijheid en bescherming tegen wrede aanvallen, zoals blijkt uit de volgende passages:

Artikel 17 — (1) De eer en waardigheid van een persoon zijn onschendbaar. (2) Marteling, onmenselijke, wrede of onterende behandeling of bestraffing is ongeoorloofd.

Artikel 19 — (1) Eenieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting, gedachte, geweten, godsdienst en overtuiging. (2) Het vervolgen van een persoon wegens zijn gedachten, overtuiging of geloof is verboden.

Artikel 24 — (1) Eenieder heeft het recht om in vrijheid inlichtingen te ontvangen en te verstrekken, zijn mening mondeling, schriftelijk of in enige andere vorm te uiten en uit te dragen.

Artikel 25 — (1) Behalve leden van de strijdkrachten, politie en veiligheidsdiensten, heeft eenieder het recht zonder voorafgaande toestemming, zowel in een gebouw als in de openlucht een openbare, ongewapende vergadering te houden.

[Kader op blz. 22]

DE WERELD KIJKT TOE

Hoe beziet de internationale gemeenschap het verzuim van Georgië om een eind te maken aan de vervolging van Jehovah’s Getuigen?

De regeringen van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië stelden in een gezamenlijke verklaring: „Een vergadering van Jehovah’s Getuigen werd verstoord, een groot aantal mensen werd ernstig mishandeld en anderen werd de toegang tot de vergadering belet. De ambassades van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië maken zich grote zorgen over deze zaak en over andere recente ernstige schendingen jegens personen die hun recht op godsdienstvrijheid in Georgië uitoefenen. . . . Wij doen een beroep op de regering van Georgië deze incidenten te onderzoeken en erop toe te zien dat het respect voor de religieuze rechten van eenieder wordt gewaarborgd.”

Ursula Schleicher, delegatievoorzitter van de parlementaire samenwerkingscommissie Europese Unie​-Georgië, zei: „Namens de delegatie van het Europees parlement wil ik mijn ontsteltenis uiten over het recentste incident in de serie gewelddadige aanvallen op journalisten, mensenrechtenactivisten en Jehovah’s Getuigen . . . Ik beschouw een dergelijke daad als een misdadige aanval op de fundamentele mensenrechten waaraan Georgië gebonden is als ondertekenaar van de Europese Conventie voor de Bescherming van Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden.”

De Amerikaanse Commissie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa schreef president Sjevardnadze over de aanvallen op Jehovah’s Getuigen: „De recente gebeurtenissen zijn echt verontrustend en doen de angst ontstaan dat de situatie in Georgië uit de hand loopt. Als er niets wordt gedaan, zullen personen die tot geweld jegens religieuze minderheden oproepen aangemoedigd worden door te gaan met hun uitingen van geweld. Wij hopen dat u, als staatshoofd, een voorbeeld voor de gemeenschap en de functionarissen in Georgië zult willen stellen en twee krachtige, duidelijke boodschappen wilt laten uitgaan: dat wat iemands mening over andere religies ook mag zijn, het ontoelaatbaar is om wat voor vorm van geweld ook te gebruiken tegen de beoefenaars ervan; en dat personen die aan dergelijk geweld deelnemen — vooral politieagenten die of deze schandelijke daden vergemakkelijken dan wel er zelf aan deelnemen — op alle mogelijke juridische gronden strafrechtelijk vervolgd zullen worden.” Deze brief was ondertekend door zeven leden van het Amerikaanse Congres.

De medevoorzitter van de Commissie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, het Amerikaanse congreslid Christopher H. Smith, zei: „Waarom handhaaft Georgië geen vrijheid van godsdienst en mensenrechten zoals ze verklaarden te zullen doen? . . . Het verbranden van lectuur is volledig in strijd met de Akkoorden van Helsinki en doet sommigen van ons in de Commissie denken aan de boekverbrandingen die plaatsvonden gedurende de nazitijd.”

De waarnemend directeur van de Europese en Centraal-Aziatische divisie van Human Rights Watch schreef: „Human Rights Watch is uitermate bezorgd over de kans op meer geweld, gezien het bericht van verzuim van de regering van Georgië om daders van vorige gewelddadige aanvallen tegen religieuze minderheden strafrechtelijk te vervolgen. Wij verzoeken u dringend onmiddellijk een oproep te doen om [een] eind te maken aan de aanvallen en degenen die ervoor verantwoordelijk zijn voor het gerecht te brengen.”

De wereld kijkt toe. Zal Georgië zijn internationale toezeggingen gestand doen? De reputatie van Georgië staat op het spel.

[Kader op blz. 23]

EEN BEROEP OP HET EUROPESE HOF

Op 29 juni 2001 dienden Jehovah’s Getuigen een verzoekschrift in bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens waarin formeel bezwaar werd gemaakt tegen de voortdurende laksheid van politie en justitie in Georgië. Een paar dagen later, op 2 juli 2001, kwam het Europese Hof met een reactie. De griffier schreef dat de president van het Hof van mening was dat deze zaak „prioriteit moet krijgen”.

[Kaart op blz. 18]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

RUSLAND

GEORGIË

ZWARTE ZEE

TURKIJE

[Illustratie op blz. 18]

13 MEI 2001 - De familie Sjamojan verloor hun huis door toedoen van een brandstichter

[Illustratie op blz. 18]

17 JUNI 2001 - Giorgi Baghisjvili, werd gewelddadig aangevallen tijdens zijn bezoek aan een vergadering van Jehovah’s Getuigen

[Illustratie op blz. 19]

11 JULI 2001 - David Salaridze werd met een knuppel op zijn hoofd, rug en ribben geslagen toen hij tijdens een vergadering van Jehovah’s Getuigen werd aangevallen

[Illustratie op blz. 23]

28 JUNI 2000 - Brandstichters vernietigden het lectuurdepot van Jehovah’s Getuigen in Tbilisi

[Illustratie op blz. 23]

16 AUGUSTUS 2000 - In de rechtszaal van Gldani-Nadzaladevi werd Warren Shewfelt, een Canadese Getuige, aangevallen door een volgeling van Vasili Mkalavisjvili

[Illustratieverantwoording op blz. 24]

AP Photo/Shakh Aivazov